ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6898

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/351718-03
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging

In de zaak met parketnummer 16/351718-03 heeft de rechtbank Utrecht op 13 januari 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1974 en verblijvende in FPA Heiloo. De officier van justitie had op 15 december 2011 gevorderd om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. De rechtbank heeft de vordering toegewezen, na het horen van de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. J.M. van Dam, en deskundige mevrouw D. Polhuis. De deskundige gaf aan dat de terbeschikkinggestelde, die lijdt aan schizofrenie van het gedesoriënteerde type, goed ingesteld is op medicatie en al geruime tijd naar behoren functioneert. Er zijn echter nog stappen nodig om tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde nog moeite heeft met het niet overvragen van zichzelf, maar voldoende inzicht heeft in zijn problematiek. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de positieve ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde, maar benadrukt dat de stappen naar een voorwaardelijke beëindiging gedoseerd moeten worden. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, met de opmerking dat als de positieve ontwikkelingen zich voortzetten, er gewerkt moet worden naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/351718-03
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[Terbeschikkinggestelde]
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
verblijvende te FPA Heiloo, resocialisatieafdeling Sterreschans te Heiloo
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 15 december 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met één jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte], alsmede de voortgangsverslagen van Reclassering Nederland d.d. 4 augustus 2011 en
5 oktober 2011;
- het rapport van drs. H.J. van der Lugt, hoofd inrichting, drs. I.A.M. van Kesteren, psychiater, en drs. F. Verbrugge, hoofd behandeling, verbonden aan Forensisch Psychiatrisch Centrum Oostvaarderskliniek d.d. 5 december 2011, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Voorts is de deskundige mevrouw D. Polhuis gehoord.
2 Het standpunt van de inrichting
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de deskundige. De deskundige heeft het rapport en het advies van de inrichting toegelicht.
De terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie van het gedesoriënteerde type. Hij is goed ingesteld op de medicatie en hij functioneert al geruime tijd naar behoren. De terbeschikkinggestelde heeft voldoende inzicht in zijn problematiek om op gepaste wijze met kwetsbaarheden om te gaan. Hij heeft nog moeite met het niet overvragen van zichzelf, maar weet over het algemeen voldoende steun aan zijn begeleiders te vragen.
Op 4 juli 2011 is het proefverlof van start gegaan en op 19 juli 2011 is de terbeschikking-gestelde overgeplaatst naar de afdeling “Wonen”. Op zich is dit goed verlopen, al moet hij wel wennen. Afgesproken is dat de terbeschikkinggestelde nog extra ondersteuning krijgt bij het vergroten van zijn woonvaardigheden en dat er wordt ingezet op het verminderen van eenzaamheid en het vergroten van assertiviteit en coping.
Naar het oordeel van het behandelteam is de terbeschikkinggestelde toe aan begeleid wonen in een RIBW. Controle op zijn dagstructuur, medicatiegebruik, middelengebruik en zijn psychische stabiliteit blijven noodzakelijk. De terbeschikkinggestelde is in verband met de wachtlijst aangemeld voor een woning in het kader van een RIBW en bij GGZ centraal voor een ambulant behandelcontact-traject. Als de terbeschikkinggestelde wordt overgeplaatst naar een RIBW moet er een behandelcontact buiten de woonvoorziening geregeld worden, zodat deze behandelaar naast een persoonlijk begeleider binnen de RIBW de terbeschikkinggestelde goed in de gaten kan houden.
Het recidiverisico wordt als laag ingeschat, omdat er volledige overeenstemming is over de voorwaarden en de inschatting is dat de terbeschikkinggestelde zich hieraan gaat houden. Binnen het kader van het proefverlof wordt de terbeschikkinggestelde op termijn geïndiceerd voor een overplaatsing naar een RIBW. Als uit evaluaties blijkt dat hij ook daar goed blijft functioneren, zal de kliniek de reclassering vragen de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te onderzoeken.
De deskundige heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat de vooruitgang het afgelopen jaar niet spectaculair is geweest. De verwachting was dat de terbeschikkinggestelde zich sneller zou ontwikkelen in dit jaar. Het afgelopen jaar heeft echter geleerd dat er nog steeds wat te leren valt, maar dat de te nemen stappen kleiner en wat meer gedoseerd moeten zijn, omdat het evenwicht snel is verstoord.
3 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen nu gebleken is dat voor een goed verloop en een goede afronding een verlenging met één jaar noodzakelijk is. De officier van justitie heeft er op gewezen dat als het zo goed blijft gaan dit volgend jaar niet weer op dezelfde manier gepresenteerd kan worden.
4 Het standpunt van de verdediging en de terbeschikkinggestelde
De verdediging heeft aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde in dezelfde situatie zit als vorig jaar ten tijde van de vordering tot verlenging en dat dat niet zo had moeten zijn. De terbeschikkinggestelde had inmiddels in de fase van begeleid wonen in het kader van de RIBW moeten zitten. Het is wenselijk om in de loop van komend jaar toe te werken naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De terbeschikkinggestelde heeft nog naar voren gebracht dat hij voor nu geen moeite heeft met een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, maar dat er wel een keer een einde aan moet komen.
5 Het oordeel dan de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er al geruime tijd sprake is van een positieve ontwikkeling. De rechtbank heeft waardering voor de positieve uitstraling van de terbeschikkinggestelde en zijn meewerkende houding. Het is de rechtbank uit het adviesrapport en uit de toelichting van de deskundige gebleken dat de terbeschikkinggestelde het erg goed doet, maar dat er nog een paar stappen gezet moeten worden om tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te kunnen komen en dat deze stappen gedoseerd genomen moeten worden. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie om zowel de terbeschikkingstelling als de dwangverpleging met één jaar te verlengen toewijzen, nu de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat nu nog eisen.
De rechtbank merkt daarbij wel op dat als de positieve ontwikkelingen zich voortzetten daar gevolg aan moet worden gegeven en het komende jaar moet worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
6 De beslissing.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. A. Kuijer en
mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.F. van Dam en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 januari 2012.