ECLI:NL:RBUTR:2012:BV7118

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600866-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en mishandeling van vriendin, bedreiging en mishandeling van agent

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 27 februari 2012, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag, mishandeling van zijn vriendin en bedreiging en mishandeling van een politieagent. De feiten vonden plaats op 29 augustus 2011, toen de verdachte zijn vriendin in hun woning in [woonplaats] aanviel. De politie werd ingeschakeld na een melding van huiselijk geweld. Bij aankomst troffen de agenten de aangeefster aan in een benarde situatie, waarbij zij aangaf dat de verdachte haar dood wilde maken. De verdachte werd aangehouden, maar verzette zich hevig, wat leidde tot geweld van de politie tegen hem. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot doodslag, omdat hij meermalen de keel van de aangeefster dichtkneep, wat haar in levensgevaar bracht. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan mishandeling van de aangeefster en de politieagent. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de ernst van het geweld. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling voor huiselijk geweld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte zijn gedrag moest veranderen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600866-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
raadsman: mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 28 november 2011 en
13 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: meermalen heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door krachtig haar keel dicht te knijpen;
feit 1 subsidiair: [slachtoffer] heeft bedreigd en/of [slachtoffer] heeft mishandeld door krachtig haar keel dicht te knijpen;
feit 2: [slachtoffer] heeft mishandeld door haar te schoppen/(met een kussen) te slaan;
feit 3: [verbalisant], politieagente, heeft mishandeld door haar te schoppen;
feit 4: [verbalisant] mondeling heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (primair) ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden, te weten dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De verdediging verwijst hiertoe naar de verklaring van [slachtoffer] dat zij niet het idee had dat verdachte haar probeerde te vermoorden. De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 2 en 3 aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging nog aangevoerd dat verdachte wellicht de agent heeft geraakt bij het naar achteren stappen. Het opzet op het achteruit trappen ontbreekt. Over een bewezenverklaring van feit 4 heeft de verdediging zich niet uitgelaten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2
De rechtbank acht op grond van het navolgende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door met kracht haar keel dicht te knijpen. Voorts acht de rechtbank bewezen dat hij haar mishandeld heeft.
Bewijs
[slachtoffer] heeft op 29 augustus 2011 in [woonplaats] aangifte gedaan van diverse geweldsincidenten die door verdachte tegen haar zijn gepleegd, en ze heeft daar in een verhoor op 30 augustus een aanvulling op gegeven.
Chronologisch vinden eerst de handelingen met betrekking tot feit 2 plaats. Omdat feit 2 de aanloop geeft naar feit 1 en de rechtbank de omstandigheden waaronder feit 2 gepleegd zijn mede van belang acht voor de bewezenverklaring van feit 1, zal de rechtbank de feiten ook in deze volgorde -eerst feit 2, dan feit 1- bespreken.
Feit 2
[slachtoffer] was op 29 augustus 2011 met verdachte in haar woning te [woonplaats]. Zij zag dat verdachte erg boos was en voelde dat hij haar stevig vast pakte bij haar armen. Dit deed erg pijn. Verdachte schold en schreeuwde enorm tegen [slachtoffer]. Hierna voelde [slachtoffer] dat verdachte haar met kracht en opzettelijk tegen haar linkerbovenbeen schopte. Nadat zij door verdachte op de bank was gegooid voelde [slachtoffer] dat verdachte een kussen onder haar wegtrok. Kort hierna sloeg verdachte haar hard met dit kussen. Dit was een zwaar kussen en dit deed erg pijn. [slachtoffer] hoorde haar nek kraken en zij was op dat moment erg bang.
Feit 1 primair
Vervolgens voelde [slachtoffer] dat verdachte op haar kwam zitten en dat hij zijn rechterarm om haar keel/nek deed.
[slachtoffer] voelde dat hij aanspande, want zij kon al moeilijker ademen. Op dit moment zag [slachtoffer] dat haar dochter, [getuige], de woonkamer binnenkwam en dat zij meteen begon te schreeuwen dat verdachte haar moeder los moest laten. [slachtoffer] voelde dat verdachte haar losliet en zag dat hij opstond en naar [getuige] toeliep. [getuige] en verdachte hebben de kamer verlaten.
[slachtoffer] verklaart verder dat verdachte, kort daarna de kamer weer is ingekomen. Hij begon te schreeuwen, rende hij op [slachtoffer] af en pakte met kracht haar gezicht vast. Hij schreeuwde tegen haar. Hierop voelde en zag [slachtoffer] dat verdachte met zijn rechterhand haar keel vast pakte en tegelijkertijd met kracht en opzet haar keel dicht kneep. Verdachte zei: “Ik maak je dood, hartstikke dood kankerhoer.” [slachtoffer] was bang dat verdachte haar ook echt dood wilde en ging maken. Verdachte keek heel eng uit zijn ogen. [slachtoffer] voelde dat verdachte haar keel steeds harder en steviger dichtkneep. [slachtoffer] kreeg erg moeilijk adem en werd nog banger dan zij al was. Verdachte wurgde haar met zijn duim en zijn vingers. Met zijn duimen drukte hij haar luchtpijp gedurende ongeveer 60 seconden dicht. Dit deed veel pijn. Ze kon op dat moment helemaal niet meer ademen. Ze werd erg benauwd en denkt dat als hij op dat moment haar nog een paar seconden langer had gewurgd, ze buiten westen was geraakt.
Ineens hoorde [slachtoffer] iemand hard de trap oplopen en een mannenstem die heel hard riep: “politie”. Verdachte sprong van haar af en ging op de bankleuning zitten.
De ter plaatse gekomen politieagente [verbalisant] ziet verdachte in de woonkamer op de leuning van een bank zitten en ziet aangeefster voorovergebogen op de bank zitten. Ze horen aangeefster zeggen: “Hij maakt me dood” en ziet dat aangeefster haar handen bij haar keel houdt en diep adem haalt. [verbalisant] ziet dat aangeefster steeds over haar keel wrijft. Verdachte wordt aangehouden maar werkt niet mee aan de aanhouding en blijft zich richting aangeefster en haar dochter wenden en schreeuwt naar hen. Uiteindelijk voelt de politie zich genoodzaakt geweld tegen verdachte te gebruiken.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 29 augustus 2011 haar moeder hoorde schreeuwen. Ook hoorde zij verdachte schreeuwen dat haar moeder een kankerwijf was. De [getuige] zag haar moeder in de woonkamer op de bank liggen en zag verdachte boven op haar liggen. De [getuige] hoorde haar moeder naar adem happen. De [getuige] is naar buiten gegaan en heeft de politie gebeld.
Verdachte heeft ter zitting verklaard [slachtoffer] ‘een schop onder haar kont te hebben gegeven’ en haar met een zwaar kussen te hebben geslagen. Ook heeft verdachte verklaard de keel van [slachtoffer] te hebben dichtgeknepen. Hij heeft met twee vingers haar luchtpijp vastgehouden. Verdachte hoorde een rochelend geluid uit haar keel komen en heeft een beetje geduwd.
Feit 1 primair
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande (met betrekking tot feit 2 en feit 1 primair) komt de rechtbank tot het oordeel dat is bewezen dat verdachte schuldig is aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Dit leidt de rechtbank af uit de gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Het gedrag van verdachte werd omgeven door een enorme boosheid.
Een boosheid die zich verbaal en fysiek richtte op aangeefster, maar ook nog voortduurde toen de politie was gearriveerd richting verbalisanten.
Het opzet op de dood ligt besloten in de aard van de gedraging, namelijk het tot twee maal toe met kracht de keel(luchtpijp) van aangeefster dichtknijpen en voor langere tijd dichtgeknepen houden, zodanig dat aangeefster geen lucht meer kreeg. Dit gedrag is naar het oordeel van de rechtbank gericht op de dood van het slachtoffer. Dit wordt nog ondersteund door het gelijktijdig roepen van verdachte dat hij aangeefster ‘hartstikke dood’ maakt en de voortdurende boosheid van verdachte.
Feit 1 primair
Nadere overweging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet gezegd zou hebben dat hij [slachtoffer] zou doodmaken. Hij zou zijn zelfbeheersing ‘even’ hebben verloren, maar wel degelijk hebben geweten wat hij deed. Anders had verdachte haar keel wel helemaal dichtgeknepen. Toen verdachte de politie hoorde aankomen was hij al gestopt, aldus verdachte.
De rechtbank acht dit uit eigen beweging stoppen zoals verdachte stelt niet aannemelijk. Dit met name gelet op de aangifte, waarin aangeefster kort na het gebeurde tegenover de politie verklaart dat ze bang was dat verdachte haar echt dood wilde maken en dat verdachte pas stopte op het moment dat de haar dochter binnenkwam en daarna pas op het moment dat de politie de trap op kwam lopen en zich kenbaar maakte. Een dag later had aangeefster niet (meer) het idee dat verdachte haar probeerde te vermoorden, maar ze geeft in de aanvullende verklaring wel een concrete aanvulling van de kracht en de duur van de verwurging, welke passen bij een poging doodslag. De rechtbank gaat voor wat betreft het moment dat verdachte stopte met de verwurging uit van de juistheid van de aangifte. De stelling van verdachte dat hij ‘even’ zijn zelfbeheersing verloor maar wel wist wat hij deed acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Ten aanzien van feiten 3 en 4
De rechtbank acht op grond van het navolgende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verbalisant] heeft mishandeld en bedreigd.
Feiten 3 en 4
Hoofdagent [verbalisant] is met haar collega [verbalisant 2] ter plaatse gegaan na de melding de melding van huiselijk geweld. In de woning van verdachte en [slachtoffer] in [woonplaats] is verdachte vervolgens aangehouden en hij heeft zich hiertegen verzet. [verbalisant] heeft aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging met de dood door verdachte.
[verbalisant] heeft verklaard dat, nadat zij verdachte had medegedeeld dat hij was aangehouden, hij zich verzette waardoor [verbalisant] en [verbalisant 2] geweld moesten gebruiken om dit verzet te staken. Op het moment dat [verbalisant] achter verdachte stond om hem de trap af te begeleiden, voelde zij ineens een trap tegen haar rechteronderbeen. Toen [verbalisant] naar beneden keek, zag zij dat verdachte nogmaals kennelijk met opzet en kracht trapte en haar onderbeen wederom raakte. Door de kracht van de trap schoot haar been naar achteren.
Bij de politieauto aangekomen, hoorde [verbalisant] verdachte tegen haar schreeuwen: “Jij moet je bek houden, anders schop ik jou ook hartstikke dood.”
Gezien al het verzet dat verdachte had geboden en deze bedreiging met de dood, had [verbalisant] het idee dat verdachte dit ook daadwerkelijk ging doen. [verbalisant] voelde zich hierdoor bedreigd.
[verbalisant 2] heeft verklaard dat hij verdachte [verbalisant] een schop zag geven. Hij zag dat verdachte dit kennelijk en met opzet deed door met zijn rechterbeen tegen haar rechterbeen te schoppen. [verbalisant 2] zag dat [verbalisant] werd geraakt ter hoogte van haar knie. Door de kracht van de schop schoot het been van [verbalisant] naar achteren.
Aangekomen bij de politieauto hoorde [verbalisant 2] verdachte tegen [verbalisant] zeggen: “Je moet je kop houden! Anders schop ik jou ook dood!”.
Feit 3
Bewijsoverweging
Hoewel uit het dossier niet blijkt dat [verbalisant] door de trap van verdachte pijn of letsel heeft ondervonden, is de rechtbank van oordeel dat gezien de kracht waarmee verdachte heeft getrapt, [verbalisant] in ieder geval pijn moet hebben ondervonden, hetgeen zij dan ook bewezen acht.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Primair
op verschillende tijdstippen op 29 augustus 2011 te [woonplaats], gemeente De Ronde Venen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een arm in een zogenaamde wurgklem om de nek/ keel van die [slachtoffer] heeft gebracht en vervolgens krachtig heeft aangezet en geknepen, en met dat opzet die [slachtoffer] met een of beide handen bij de keel heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens krachtig de keel heeft dichtgeknepen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 29 augustus 2011 te [woonplaats], gemeente De Ronde Venen, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer]
- krachtig bij de armen heeft vastgepakt, en
- tegen een been heeft geschopt/getrapt, en
- met een zwaar kussen heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
3.
op 29 augustus 2011 te [woonplaats], gemeente De Ronde Venen, opzettelijk mishandelend
[verbalisant], ambtenaar van politie tegen een been heeft geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [verbalisant] pijn heeft ondervonden;
4.
op 29 augustus 2011 te [woonplaats], gemeente De Ronde Venen, [verbalisant], hoofdagent van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd :"je moet je bek houden, anders schop ik jou ook hartstikke dood".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 primair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2: mishandeling;
feit 3: mishandeling begaan tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldingsgebod en een behandelverplichting.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd met het verzoek om het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf zo kort mogelijk te houden om verdachte in staat te stellen zo snel mogelijk zijn leven weer op de rails te krijgen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal pogingen doodslag en een mishandeling van zijn vriendin en bedreiging en mishandeling van een agent. Verdachte heeft zich eerder schuldig gemaakt aan mishandeling van dezelfde vriendin en is daar ook eerder voor veroordeeld.
Verdachte heeft in een woedeaanval onder invloed van drank zijn vriendin geprobeerd te wurgen. Zelfs nadat de verwurging is gestopt en verdachte de woonkamer heeft verlaten, probeert hij, als hij even later terugkomt, nògmaals zijn vriendin te verwurgen.
De rechtbank betreurt in deze de houding van verdachte die zijn gedrag ook thans nog bagatelliseert. Dit geval van huiselijk geweld had veel erger kunnen aflopen en dat is enkel door toedoen van de gewaarschuwde politie, die op tijd de woning is binnengekomen, niet gebeurd. Vervolgens, nadat hij is aangehouden, mishandelt en bedreigt verdachte ook nog een van de agenten. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Verdachte heeft aangegeven dat hij verder wil met aangeefster maar dat hij zich er van bewust is dat er dan wel eerst een en ander in zijn gedrag moet veranderen.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met een verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 8 februari 2012, opgemaakt door M. Broere, reclasseringswerker.
De conclusie van het rapport houdt in dat waar het in deze zaak om draait, is dat verdachte niet over de vaardigheden beschikt om problemen of frustraties die hij in zijn relatie ervaart op een adequate manier op te lossen of te hanteren. Alcoholgebruik speelt, ondanks dat verdachte de avond van het delictgedrag niet veel gedronken had, wel een rol in de problemen in zijn relatie. Het advies is om aan verdachte op te leggen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Aan verdachte zal een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van
24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden zal reclasseringtoezicht worden opgelegd met een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Aan verdachte zal een proeftijd worden opgelegd voor de duur van 2 jaar.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 285, 287, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2: mishandeling;
feit 3: mishandeling begaan tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
Bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast om een of meer van de navolgende redenen:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat verdachte gedurende deze proeftijd geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd een of meerdere van de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
Stelt als bijzondere voorwaarden:
* Dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* Meldingsgebod
Verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich melden bij Reclassering Nederland wanneer hij daartoe uitgenodigd wordt. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht;
* Behandelverplichting
Verdachte moet een behandeling volgen in het kader van Huiselijk Geweld bij een nader te bepalen forensische polikliniek;
Draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. A. van Maanen en
mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 februari 2012.
mr. Van Straalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.