ECLI:NL:RBUTR:2012:BV8004

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601098-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in de woning van de ex-vrouw

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is de verdachte beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De feiten dateren van 11 november 2011, toen de verdachte, terwijl zijn ex-vrouw sliep, haar woning binnendrong en haar met een aardappelschilmesje in de rug stak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de woning van de aangeefster binnendrong en haar aanviel, wat resulteerde in een steekwond van ongeveer 1 centimeter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij haar zou verwonden, en dat zijn handelingen als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel moeten worden gekwalificeerd.

Tijdens de rechtszitting op 21 februari 2012 heeft de officier van justitie betoogd dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, terwijl de verdediging aanvoerde dat het steken met een aardappelschilmesje niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdediging in dit opzicht niet gevolgd en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot zware mishandeling.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hoge leeftijd en blanco strafblad. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijke straf. Dit vonnis is uitgesproken op 6 maart 2012 door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601098-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in 1940 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 11 november 2011 heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe
brengen door haar opzettelijk met een aardappelschilmesje in haar rug te steken
dan wel [slachtoffer] op die manier heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de medische informatie en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit en wijst er daarbij op dat het steken met een aardappelschilmesje op het lichaam niet de aanmerkelijke kans tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert. Het lemmet van een dergelijk mesje is zodanig klein dat het dieper steken dan een enkele centimeter, zoals ook in de onderhavige zaak het geval is, niet mogelijk is.
De verdediging is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] ging op 10 november 2011 rond 22.00 uur in haar woning te [woonplaats] naar bed.
Rond 02.00 uur die nacht drong een persoon –naar later bleek verdachte- de woning in en ging naar haar slaapkamer. Hij viel [slachtoffer], terwijl ze lag te slapen, aan, raakte met haar in een worsteling en stak haar met een aardappelschilmesje door haar nachtkleding heen, in haar rug. [slachtoffer] had een steekwond van ca. 1 centimeter lengte en 1 centimeter diepte, in haar rug ter hoogte van 9de en 10de rib.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat voormelde handelingen zijn aan te merken als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte is met het mes in zijn hand met aangeefster in een worsteling geraakt en kon daarbij niet voorzien welke bewegingen aangeefster zou maken. Bovendien was het donker in de ruimte waarin dit plaatsvond. Door haar onder die omstandigheden met het aardappelschilmesje te steken, heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij haar zou treffen in een van de vitale organen of een slagader en haar daarmee zwaar zou verwonden. Verdachte moet zich naar het oordeel van de rechtbank bewust zijn geweest van de hiervoor geschetste aanmerkelijke kans en heeft, zo blijkt uit de feitelijke toedracht, deze kans op de koop toegenomen.
Hierbij merkt de rechtbank op dat lichamelijk letsel als zwaar is te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
hij op 11 november 2011 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met een aardappelschilmesje in de rug van die [slachtoffer] heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair poging tot zware mishandeling
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het primair ten laste gelegde feit, een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft hiervoor aangevoerd dat verdachte 71 jaar oud is, nooit eerder met justitie in aanraking is geweest en hij en het slachtoffer zich intussen hebben verzoend.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is midden in de nacht de woning van zijn ex-vrouw binnengedrongen en heeft haar, terwijl ze lag te slapen, aangevallen en in haar rug gestoken met een mesje.
Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en haar gevoelens van veiligheid. En tevens een inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid van zijn vier minderjarige kinderen, die eveneens in de woning aanwezig waren en hun moeder hebben horen gillen en hebben gezien dat haar kleding helemaal bebloed was.
Wat de persoon van verdachte betreft heeft de rechtbank, ten gunste van verdachte, rekening gehouden met zijn blanco strafblad en zijn hoge leeftijd.
De eis van de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank te hoog.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van deze straf, te weten 4 maanden, voorwaardelijk opleggen.
Met deze straf wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan de ernst van het bewezen verklaarde feit en rekening gehouden met voormelde persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-
de Bruijn en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 maart 2012.