ECLI:NL:RBUTR:2012:BV8204

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/511533-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.E. Kruijff-Bronsing
  • M.J. Veldhuijzen
  • T. Reichardt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de gedragsbeïnvloedende maatregel en jeugddetentie voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in het kader van een bezwaarschrift tegen de tenuitvoerlegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) voor een minderjarige, geboren in 1993 en thans gedetineerd in PI Flevoland. De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde beoordeeld, waarbij onder andere eerdere maatregelen en rapportages van Bureau Jeugdzorg zijn meegenomen. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de voorwaarden van de GBM, wat leidde tot de omzetting van de maatregel naar jeugddetentie. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de veroordeelde recentelijk gemotiveerd is voor behandeling en dat er een klinische opname bij Barentsz mogelijk is. De rechtbank heeft het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond verklaard en de GBM gewijzigd. De rechtbank heeft de eerder opgelegde voorwaarden, zoals deelname aan dagbehandeling en wonen bij een voorziening, opgeheven, maar de ITB-plusmaatregel voor de duur van 12 maanden gehandhaafd. De rechtbank heeft bepaald dat de veroordeelde moet meewerken aan de klinische opname en behandeling bij Barentsz, en dat hij zich moet houden aan afspraken met zijn moeder en de jeugdreclassering. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de kinderrechter en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de rapportages en de recente ontwikkelingen in de situatie van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/511533-11
Datum uitspraak: 6 maart 2012
Beslissing ex artikel 77p Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van het bezwaarschrift op grond van artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht, ingediend door:
[veroordeelde],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in PI Flevoland – Huis van Bewaring Lelystad,
hierna te noemen de veroordeelde.
De kinderrechter heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank van 22 september 2011, waarbij aan de veroordeelde onder meer een Gedragsbeïnvloedende Maatregel (hierna te noemen GBM) voor de duur van 12 maanden is opgelegd, bestaande deze maatregel uit:
* ITB-plus maatregel voor de duur van 6 maanden;
* dagbehandeling bij Barentsz voor de duur van 12 maanden;
* deelname aan dagbestedingsproject Titan tot aan de eventuele start op het ROC;
* in overleg met Barentsz en de jeugdreclassering kan er gestart worden met een ROC-opleiding indien het schoolrooster de behandeling niet in de weg gaat staan;
* wonen bij Pension Singelzicht of een soortgelijke voorziening;
* een aantal uren per week naar moeder, in overleg met de gezinsvoogd kan dit worden uitgebreid.
- een brief van Bureau Jeugdzorg d.d. 10 oktober 2011, inhoudende een officiële waarschuwing;
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 januari 2012;
- een rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 20 oktober 2011 ten behoeve van de terugmelding van de GBM, opgesteld door M. van der Steen, jeugdreclasseringswerker, waar wordt vermeld dat veroordeelde zijn afspraken bij Titan meerdere malen niet is nagekomen waardoor Titan heeft besloten dat veroordeelde niet meer begeleidbaar was en zijn traject stopgezet is. Ook bij Singelzicht hield veroordeelde zich na een aantal weken niet meer aan de afspraken waardoor Singelzicht heeft besloten veroordeelde niet meer op te nemen. De afspraken omtrent de ITB-plus werden door veroordeelde niet nagekomen en veroordeelde staat nog op de wachtlijst voor Barentsz. Bureau Jeugdzorg concludeert dat veroordeelde met zijn problematiek niet gebaat is bij een behandeling met een ambulant karakter. Een nog intensievere vorm van begeleiding gecombineerd met behandeling lijkt noodzakelijk;
- een kennisgeving omzetting GBM naar jeugddetentie van 29 december 2011;
- een bezwaarschrift van de raadsman van veroordeelde van 5 januari 2012;
- een rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 17 februari 2012, ten behoeve van een plan van aanpak van de GBM, opgesteld door M. van der Steen, jeugdreclasseringswerker, waarin vermeld staat dat veroordeelde nu wel gemotiveerd is voor behandeling en dat Barentsz te Den Dolder veroordeelde wil opnemen voor een klinische behandeling en dat er een tweede intake zal plaatsvinden op 20 februari 2012.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 februari 2012, waarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie;
- de veroordeelde;
- de raadsman mr. G.E. Helder;
- de heer M. van der Steen namens Bureau Jeugdzorg;
- de heer P. Dimitopoulos, namens de Raad voor de Kinderbescherming;
- de moeder van veroordeelde.
OVERWEGINGEN:
De officier van justitie heeft tijdig de tenuitvoerlegging bevolen van de vervangende jeugddetentie voor de duur van 12 maanden.
Op 29 december 2011 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht aan de veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift tegen deze kennisgeving is tijdig op 5 januari 2012 ingediend ter griffie van deze recht¬bank.
Door de officier van justitie is de uitvoering van de maatregel omgezet in jeugddetentie. De aanleiding hiervoor was dat veroordeelde zich niet hield aan de aanwijzingen en voorschriften die hem in het kader van de maatregel werden gegeven. Een en ander is uitvoerig toegelicht door Bureau Jeugdzorg in de rapportage d.d. 20 oktober 2011.
Hieruit blijkt dat veroordeelde zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 5 augustus 2011 onvoldoende aan gemaakte afspraken heeft gehouden, terwijl er bovendien grote twijfels waren bij de motivatie van veroordeelde om zijn leven anders vorm te geven en hierbij open te staan voor hulpverlening.
In het rapport van Bureau Jeugdzorg van 17 februari 2012 komt naar voren dat veroordeelde heeft aangegeven nu wel gemotiveerd te zijn voor een behandeling, ook als deze behandeling klinisch zou moeten plaatsvinden. De heer Van der Steen geeft voorts aan dat veroordeelde, in plaats van een tenuitvoerlegging van de jeugddetentie, meer gebaat is bij een klinische behandeling, zoals al was gerapporteerd voorafgaand aan de zitting van 8 september 2011. Ter terechtzitting van 21 februari 2012 heeft de heer Van der Steen, jeugdreclasseringswerker van Bureau Jeugdzorg, de rapportage toegelicht. Hij heeft aangevoerd dat veroordeelde op 20 februari 2012 een tweede intake- gesprek bij Barentsz heeft gehad. Zowel tijdens de eerste intake op 2 februari 2012 met A. Timmermans, orthopedagoog, als tijdens de tweede intake met M. Elzinga, behandelcoördinator en een sociotherapeut, is door Barentsz vastgesteld dat er voor veroordeelde een passende plaats is op een van de besloten groepen. Barentsz heeft aangegeven dat er voor veroordeelde in week 9 (de week na de terechtzitting van 21 februari 2012), een plaats beschikbaar is.
Zowel de heer Van der Steen als de heer Dimitopoulos van de Raad voor de Kinderbescherming staan achter het advies om veroordeelde niet langer jeugddetentie te laten ondergaan, maar de GBM te laten voortduren onder de voorwaarde dat veroordeelde voor klinische behandeling voor de duur van twaalf maanden opgenomen zal worden in Barentsz met daaraan onder meer toegevoegd een ITB plusmaatregel voor de duur van twaalf maanden. De reden voor deze langere duur dan gebruikelijk van de ITB plusmaatregel is gelegen in het feit dat Ricardo niet meer thuis woont en dat de ITB pluswerker overzicht kan houden en begeleiding aan Ricardo kan bieden bij – onder meer – de opbouw en uitbreiding van het verlof.
Ter terechtzitting van 21 februari 2012 hebben veroordeelde en zijn raadsman het bezwaarschrift nader toegelicht.
Veroordeelde geeft aan dat het juist is dat hij veel aanwijzingen en voorschriften van Bureau Jeugdzorg niet heeft opgevolgd. Hij zou nu graag mee willen werken aan de klinische behandeling bij Barentsz.
De raadsman heeft bepleit het voorstel van Bureau Jeugdzorg te volgen, zodat veroordeelde in week 9 naar Barentsz kan om te starten met zijn behandeling.
De officier van justitie heeft zich daartegen niet verzet. Zij heeft daarbij aangevoerd dat zij weliswaar niet overtuigd is van de motivatie van veroordeelde, maar dat zij hem wel een kans wil geven. De officier van justitie voert voorts aan dat zij onvoldoende grond ziet om het bezwaar van veroordeelde gegrond te verklaren. Om veroordeelde toch nog een kans te geven, verzoekt de officier van justitie de rechtbank om de beslissing op het bezwaarschrift aan te houden tot 15 mei 2012 te 15.45 uur. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om met het oog op de door haar gevraagde aanhouding, tussentijds de voorwaarden van de GBM te wijzigen, zoals geadviseerd wordt door Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Subsidiair vordert de officier van justitie wijziging van de voorwaarden van de GBM.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van hetgeen ter zitting is behandeld en besproken, het volgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 77wc lid 4 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is artikel 77p Sr van overeenkomstige toepassing in geval van tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie. In het derde lid van artikel 77p Sr is bepaald dat de rechter de beslissing van het openbaar ministerie kan wijzigen. De rechter kan op grond van het bepaalde in artikel 77wb lid 1 Sr op vordering van het openbaar ministerie beslissen dat de GBM een andere invulling krijgt. Een dergelijke vordering is door de officier van justitie ter terechtzitting van 21 februari 2012 gedaan en schriftelijk overgelegd.
De rechtbank ziet geen reden tot aanhouding van de beslissing op het bezwaarschrift.
Gelet op het hierboven genoemde rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 17 februari 2012, de positieve intake bij Barentsz en de toelichting van M. van der Steen en P. Dimitopoulos ter terechtzitting acht de rechtbank voldoende grond aanwezig om veroordeelde alsnog een kans te geven en het bezwaarschrift van veroordeelde gegrond te verklaren.
De rechtbank heeft gelet op artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift van de veroordeelde tegen voormelde kennisgeving gegrond.
De rechtbank wijzigt de gedragsbeïnvloedende maatregel met dien verstande dat de volgende onderdelen komen te vervallen:
- dagbehandeling bij Barentsz voor de duur van 12 maanden;
- deelname aan dagbestedingsproject Titan tot aan de eventuele start op het ROC;
- in overleg met Barentsz en de jeugdreclassering kan er gestart worden met een ROC-opleiding indien het schoolrooster de behandeling niet in de weg gaat staan;
- wonen bij Pension Singelzicht of een soortgelijke voorziening;
- een aantal uren per week naar moeder, in overleg met de gezinsvoogd kan dit worden uitgebreid.
De rechtbank zal de ITB-plus maatregel handhaven echter voor de duur van 12 maanden;
Voorts voegt de rechtbank daaraan toe dat veroordeelde meewerkt aan de klinische opname en behandeling bij Barentsz gedurende de looptijd van de gedragsbeïnvloedende maatregel, dat hij meewerkt aan een opbouw van verlof naar moeder in de weekenden en dat hij zich houdt aan alle afspraken met moeder, Barentsz en de aanwijzingen van de ITB-pluswerker.
De Gedragsbeïnvloedende maatregel luidt thans als volgt:
- Klinische opname bij Barentsz voor de duur van 12 maanden;
- ITB-plusmaatregel voor de duur van 12 maanden;
- Een opbouw van verlof naar moeder in de weekenden;
- Zich houden aan alle afspraken met moeder, Barentsz en de aanwijzingen van de ITB-pluswerker.
Aldus gedaan door mrs J.E. Kruijff-Bronsing (tevens kinderrechter), M.J. Veldhuijzen en
T. Reichardt, bijgestaan door mr. P. Groot-Smits als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van de kinderrechter in deze rechtbank van 6 maart 2012.
Mr. T. Reichardt is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.