ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0119

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600833-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in beroving pizzakoerier door onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het samen met een medeverdachte beroven van een pizzakoerier op 19 januari 2010 te Maarn, heeft de rechtbank Utrecht op 27 maart 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de medeverdachte, die de verdachte als mededader had genoemd, onvoldoende betrouwbaar was. De medeverdachte had aanvankelijk een andere persoon als mededader aangewezen en zijn verklaringen waren inconsistent. De rechtbank concludeerde dat er geen wettige en overtuigende bewijzen waren die de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving konden aantonen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de telefoongesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte in de uren voor de overval niet als bewijs konden dienen, omdat de inhoud van deze gesprekken onbekend was. Bovendien was er geen inzicht in het belpatroon van de medeverdachte en de verdachte, waardoor niet vastgesteld kon worden of het contact op de dag van de overval afwijkend was van normaal gedrag. De rechtbank vond ook dat de verklaringen van de aangever niet significant afweken van de foto’s van de plaats delict, wat de betrouwbaarheid van de aangifte versterkte.

De benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1074,09 vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 13 maart 2012, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling en heeft de verdachte vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600833-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te ([postcode]) [woonplaats]
raadsvrouw mr. E.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander op 19 januari 2010 te Maarn een pizzakoerier heeft beroofd van € 240,-.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij naast de aangifte, de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de telefoongegevens van verdachte. Voorts baseert de officier van justitie haar overtuiging op het zwijgen van verdachte nadat hij werd geconfronteerd met de genoemde telefoongegevens.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte], dat hij samen met verdachte de overval zou hebben gepleegd, heeft geen bewijswaarde, omdat [medeverdachte] aanvankelijk een andere persoon als mededader noemde en hij pas nadat de politiemensen hun twijfel daarover uitspraken, de naam van verdachte noemde. Daarnaast behoorde [medeverdachte] tot de vriendenkring van verdachte, zodat het heel goed mogelijk is dat de telefooncontacten tussen verdachte en [medeverdachte] – voorafgaand aan de tenlastegelegde beroving – niets met het strafbare feit te maken hadden. Tussen die telefooncontacten en de beroving is anderhalf uur verstreken. Het dossier bevat geen overzicht van mogelijke andere telefooncontacten van [medeverdachte] op de avond van de beroving.
Voorts is de verdediging van mening dat de verklaringen van aangever over hetgeen zich feitelijk bij de beroving zou hebben afgespeeld niet overeenstemmen met hetgeen op de foto’s van de plaats delict te zien is. Ook diens signalement van de daders stemt niet overeen met het postuur van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In tegenstelling tot de verdediging heeft de rechtbank geen enkele aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen. De foto’s van de plaats van het delict tonen naar het oordeel van de rechtbank geen (grote) discrepanties met de verklaringen van aangever.
De rechtbank heeft echter op grond van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte de beroving (samen met medeverdachte [medeverdachte]) heeft gepleegd. Verdachte ontkent dat hij de beroving heeft (mede)gepleegd. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] dat hij de beroving samen met verdachte heeft gepleegd onvoldoende betrouwbaar, nu [medeverdachte] wisselende verklaringen over de identiteit van zijn mededader heeft afgelegd. Daar komt bij dat het dossier, naast de belastende verklaring van [medeverdachte], geen ander bewijsmiddel bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte rechtstreeks kan worden afgeleid. De telefooncontacten tussen verdachte en [medeverdachte] in de uren voor de overval kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet aan het bewijs bijdragen, nu de inhoud van deze berichten en gesprekken niet bekend is. Bovendien geeft het dossier geen inzicht in het belpatroon van [medeverdachte] en verdachte, zodat niet vastgesteld kan worden of het telefonisch contact tussen de twee vrienden op de dag van de overval afwijkt van het normale patroon. Evenmin kan op basis van de beschikbare stukken vastgesteld worden dat [medeverdachte] voorafgaand aan de beroving uitsluitend telefonisch contact heeft gehad met verdachte, hetgeen steun zou kunnen bieden aan de verklaring van [medeverdachte] dat hij de beroving samen met verdachte pleegde.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1074,09.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens voorzitter, mr. J. R. Krol en mr. R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2012.
Mr. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.