ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0129

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655354-12 en 16/712248-09 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tenuitvoerlegging van een strafzaak met betrekking tot verduistering van een dienstvoertuig

Op 27 maart 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 januari 2012 in Veenendaal een dienstvoertuig, een Citroën Jumper, wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verdachte, die in dienst was van het bedrijf waartoe het voertuig behoorde, werd beschuldigd van verduistering. Tijdens de zitting op 13 maart 2012 heeft de rechtbank de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging steunde dit standpunt.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een werkstraf van 80 uren op, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 40 dagen zou worden toegepast. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die onder behandeling was voor verslavingsproblematiek.

Daarnaast werd er een vordering tot tenuitvoerlegging behandeld, maar de rechtbank besloot deze af te wijzen, omdat het belangrijk was dat de verdachte zijn behandeling kon voortzetten. De benadeelde partij, het bedrijf, vorderde een schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde deze niet-ontvankelijk, omdat de vordering onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter kon indienen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 27 maart 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/655354-12 en 16/712248-09 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. P.F. Emmelot, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 25 januari 2012 een auto van zijn werkgever heeft verduisterd, dan wel deze auto heeft gebruikt zonder dat hij daartoe bevoegd was (joyriding).
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 13 maart 2012 ;
- de aangifte van [aangever], namens [bedrijf] te Veenendaal.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 25 januari 2012 te Veenendaal, opzettelijk een dienstvoertuig (merk Citroën, type Jumper, met kenteken [kenteken]) dat toebehoorde aan [bedrijf], welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer in dienst van dit bedrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
primair verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich geconformeerd aan de eis van de officier van justitie.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van de auto van zijn werkgever. Deze auto had verdachte in het kader van zijn werkzaamheden onder zich. Hierbij is de auto beschadigd geraakt.
Verdachte heeft hiermee zijn werkgever schade berokkend en bovendien het vertrouwen dat het bedrijf in hem had gesteld beschadigd.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie d.d. 1 februari 2012 en het reclasseringsadvies d.d. 9 februari 2012, opgemaakt door H. Ellen, van Reclassering Nederland, waaruit volgt dat verdachte in het kader van een eerdere veroordeling onder behandeling is bij Centrum Maliebaan in verband met zijn verslavingsproblematiek. Ter terechtzitting is door reclasseringsmedewerker mw. M. van Asch toegelicht dat het van belang is dat zowel het reclasseringscontact als de behandeling van verdachte kan worden voortgezet. De rechtbank weegt deze omstandigheden ten voordele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt verder bij de strafoplegging ten voordele van verdachte, rekening met zijn proceshouding.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [bedrijf] vordert bij wijze van voorschot een schadevergoeding van € 2.312,-.
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoeding bij wijze van voorschot toe te wijzen voor zover die onderbouwd wordt door bewijsstukken, te weten tot een bedrag van
€ 1032,- (schade auto en bekeuring snelheidsovertreding). De officier van justitie heeft daarbij gevorderd voor dit bedrag aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de vordering niet kan worden toegewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Uit de bij het voegingsformulier gevoegde factuur met betrekking tot de reparatiekosten van de auto blijkt dat veel meer schade is gerepareerd dan enkel de schade aan de bumper die verdachte erkent te hebben veroorzaakt. Daarbij is onduidelijk of de werkgever van verdachte voor die schade verzekerd is. Om die redenen dient ook deze schadepost niet te worden toegewezen. Hooguit de snelheidsovertreding op de Duitse snelweg ad € 10,- komt voor vergoeding in aanmerking.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de vordering niet kan worden toegewezen. Weliswaar staat vast dat verdachte schade heeft toegebracht aan de auto. De factuur van de autoreparatie lijkt echter op het herstel van méér schades te zien dan de schade die verdachte erkent te hebben veroorzaakt. De rechtbank is op basis van de beschikbare stukken onvoldoende in staat vast te stellen welk deel van die reparatie een rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte en derhalve voor diens rekening dient te komen. Uit de toelichting op de vordering volgt bovendien dat niet alle bewijsstukken zijn bijgevoegd. De behandeling van de vordering levert in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 18 maart 2010, zal worden afgewezen, omdat het van belang is dat de behandeling van verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden wordt voortgezet.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde van voornoemd vonnis heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten en overweegt hieromtrent als volgt.
De voorwaardelijke straf is gekoppeld aan de bijzondere voorwaarden die door rechtbank bij vonnis van 18 maart 2010 aan verdachte zijn opgelegd. Naar aanleiding van een vordering tenuitvoerlegging heeft de rechtbank op 27 januari 2011 onder meer beslist tot aanpassing van de bijzondere voorwaarden en verlenging van de proeftijd met een jaar.
Uit het reclasseringsrapport en de toelichting daarop ter zitting volgt dat de behandeling in het kader van deze aangepaste bijzondere voorwaarden eerst in november 2011 bij Centrum Maliebaan is aangevangen. Reclasseringswerker mw. Van Asch heeft ter terechtzitting aangegeven dat het belangrijk is dat het reclasseringscontact en de in gang gezette behandeling van verdachte worden gecontinueerd. Het nadere diagnostisch onderzoek dient nog plaats te vinden. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat verdachte in de gelegenheid moet worden gesteld zijn behandeling voort te zetten en op die manier aan zijn verslavingsproblemen te werken.
De vordering tot tenuitvoerlegging zal dus worden afgewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 322 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [bedrijf] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. R.G.A. Beaujean rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2012.
Mr. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.