Parketnummer: 16/601068-11 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 maart 2012
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd om goederen en/of geld weg te nemen uit een schuur, waarbij hij het slot van een deur van die schuur heeft geforceerd en de schuur heeft doorzocht;
Feit 2: heeft geprobeerd om goederen en/of geld weg te nemen uit restaurant [X], waarbij hij het bovenlicht bij de toegangsdeur heeft geforceerd;
Feit 3: in een bedrijfspand heeft ingebroken en daar een digitale camera heeft gestolen;
Feit 4: in een woning heeft ingebroken en daar verschillende goederen heeft gestolen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert dit met betrekking tot de feiten 1 en 2 op de aangiften, de verklaring van getuige [getuige], de processen-verbaal van bevindingen van de politie en het DNA-rapport. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij aan het joggen was, gelet op het feit dat het vier uur ’s nachts was, ongeloofwaardig.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het makelaarspand op 31 oktober 2011 afgesloten is achtergelaten, waarna de volgende dag werd gezien dat er een inbraak was geweest. De camera die in de nacht van 1 november 2011 bij verdachte is aangetroffen, bleek uit het makelaarspand gestolen te zijn. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen van de camera bij verdachte, kan volgens de officier van justitie bewezen worden verklaard dat verdachte de persoon geweest is die de inbraak heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft tenslotte aangevoerd dat feit 4 bewezen kan worden verklaard, gelet op het blikje Red Bull met het DNA van verdachte erop dat in de meterkast is aangetroffen. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat iemand anders het blikje daar moet hebben achtergelaten ongeloofwaardig, nu uit het dossier blijkt dat het blikje uit de koelkast van de woning afkomstig was.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en heeft verzocht om verdachte daarvan vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe met betrekking tot de feiten 1 tot en met 3 aangevoerd dat getuige [getuige] niet heeft gezien dat de persoon die uit de schuur kwam, ook de persoon is geweest die in de schuur heeft ingebroken. Verdachte heeft daarnaast een verklaring gegeven voor het feit dat zijn DNA op de handschoenen en de schroevendraaier is aangetroffen. Met betrekking tot feit 4 heeft de verdediging betoogd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte de inbraak heeft gepleegd, omdat het blikje een los voorwerp is dat gemakkelijk door een ander dan verdachte in de woning kan zijn achtergelaten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde:
Uit de aangifte van [aangever] blijkt dat er een poging tot inbraak is gepleegd in zijn schuur op [adres] te [woonplaats]. Op 1 november 2011 zag de aangever dat de deur van de schuur openstond, terwijl hij de schuur afgesloten had achtergelaten. Het slot was geforceerd en er zat een aantal verse moeten aan de deur en het raamkozijn. Op de grond lagen houtspaanders.
Getuige [getuige], woonachtig aan [adres] 20 te [woonplaats], hoorde op voornoemde datum omstreeks 04.24 uur een klap buiten zijn woning. Hij keek uit zijn raam en zag dat er een schuur openstond. Hij zag, toen hij beneden aangekomen was, iemand de ruimte met een zaklamp doorzoeken. Het licht van de lamp ging namelijk alle kanten op. Het ging daarbij om licht met een fel blauwe gloed op grond waarvan de getuige vermoedde dat het ledlicht was. Hierop heeft de getuige de politie gebeld.
Er kwam een jongen uit de schuur, die door de getuige werd geschat op 1.90-1.95 meter lang en beschreven als,slank en in het zwart gekleed, met een zwarte pet op. De jongen pakte een fiets en ging richting restaurant [X] aan de [adres] en ging daar aan het kozijn rommelen. De jongen had een zwarte damesfiets met een gelet op de lengte van de jongen laag staand zadel bij zich. Aan de voorkant van de fiets hing iets zwarts. De jongen reed op de fiets rechtsaf de Schalkwijkstraat op, richting de Nieuwegracht en vervolgens zag hij hem terug rijden richting de Singel, het Achterom voorbij. De getuige zag bijna gelijk hierop dat de politie achter de jongen aanreed. De getuige heeft al die tijd dat hij naar buiten stond te kijken geen tweede persoon gezien.
De politie is naar aanleiding van een melding van getuige [getuige] naar de Schalkwijkstraat te Utrecht gegaan. Er fietste daar een persoon die voldeed aan het door de getuige opgegeven signalement. Deze persoon keerde om toen hij de politieagent aan zag komen rijden en hij fietste het Servaasbolwerk in. De agent verloor de man drie seconden uit het zicht. Toen de agent het Servaasbolwerk inreed, zag hij dat de man zich achter een geparkeerde auto had verstopt. Er waren geen andere personen op het Servaasbolwerk. De fiets lag ongeveer drie meter van de man af. Het was een donkerkleurige damesfiets met een laag staand zadel. De man is vervolgens om 4.32 uur aangehouden en bleek te zijn genaamd: [verdachte]. De agent weet zeker dat de verdachte die aangehouden is, de persoon is die hij had zien fietsen op de Schalkwijkstraat te Utrecht. Aan het stuur van de fiets hing een grote zwarte stoffen tas. In de tas zat een fotocamera, een inbussleutel en een paar werkhandschoenen. Bij verdachte is tijdens de insluitings-fouillering een blauw lampje met ledverlichting aangetroffen.
Uit de aangifte namens restaurant [X], gevestigd op de [adres] te [woonplaats], blijkt dat er op 1 november 2011 nieuwe braakschade te zien was bij het bovenlicht aan de linkerzijde van de toegangsdeur van het restaurant.
De politie heeft op 1 november 2011 om 9.15 uur op de hoek van de Schalkwijkstraat met het Servaasbolwerk een schroevendraaier op een muurtje gevonden. Het muurtje bevond zich op ongeveer 15 meter afstand van restaurant [X] en voornoemde schuur aan het [adres]. De schroevendraaier die is gevonden, is vergeleken met drie afvormingen van werktuigsporen bij restaurant [X]. Uit die vergelijking is gebleken dat het mogelijk is dat de afgevormde sporen zijn veroorzaakt met de aangetroffen schroevendraaier. Er is sprake van een overeenkomende bladvorm en -maat en er zijn ook onregelmatigheden waargenomen die qua plaats en in vorm globaal overeenkomen. Van deze schroevendraaier is een bemonstering genomen. Deze bemonstering is onderworpen aan een DNA-onderzoek en van het aangetroffen celmateriaal is een onvolledig DNA-profiel verkregen. Dit verkregen profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte, met dien verstande dat de kans dat een willekeurig gekozen persoon met datzelfde profiel van de bemonstering matcht kleiner dan één op één miljard is.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de camera die is aangetroffen in de tas aan de fiets. Uit de foto’s op de camera bleek dat de camera mogelijk afkomstig was van [naam] Makelaars. De politie heeft contact opgenomen met dit makelaarskantoor. Er is vervolgens namens het kantoor, gevestigd op de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van diefstal. Het pand is op 31 oktober 2011 omstreeks 18.00 door de eigenaar [benadeelde] afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op 1 november 2011 om 8.45 uur stond het raam aan de achterzijde van het pand open. Er waren spullen verplaatst. Bij de voordeur zat ter hoogte van het slot een indruk van een schroevendraaier. Eigenaar [benadeelde] heeft de Canon camera herkend aan de soort lens en aan de foto’s in het geheugen.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
Uit de aangifte van [aangever 2] blijkt dat er tussen 17 september 2011 en 20 september 2011 is ingebroken in haar woning aan de [adres] te [woonplaats]. Zij heeft de woning op 17 september 2011 om 20.00 uur in goede staat en afgesloten achtergelaten. Toen zij op 20 september 2011 om 20.15 uur terug kwam bij haar woning, zag zij dat de woning overhoop was gehaald. Er zijn onder meer een dvd-speler, twee computers (notebooks van de merken Samsung en HP Pavilion), flesjes parfum, sieraden en kleding weggenomen.
Aan de achterzijde van de woning is een omheinde binnenplaats. Er is aan de achterzijde van de woning geprobeerd om met een schroevendraaier drie ramen open te wrikken, waardoor braaksporen zijn ontstaan. Er werd een bovenlicht van de woonkamer open gewrikt. Via dit bovenlicht is een ondergelegen raam geopend waardoor de dader(s) naar binnen is (zijn) geklommen. In de meterkast is een blikje Red Bull aangetroffen waaruit is gedronken. Er is een bemonstering van het speeksel op het blikje veiliggesteld. Deze bemonstering is onderworpen aan een DNA-onderzoek en uit dit onderzoek is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met dien verstande dat de kans dat een willekeurig gekozen persoon met datzelfde profiel van de bemonstering matcht kleiner dan één op één miljard is.
4.3.2 Waardering van het bewijsmateriaal
Verweer: Alternatieve lezing van verdachte met betrekking tot de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde. Verdachte heeft een alternatieve lezing van de gebeurtenissen gegeven, waardoor volgens de verdediging niet kan worden vastgesteld dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het joggen, op de hoek van de Schalkwijkstraat, een junk is tegengekomen die hem een camera te koop heeft aangeboden. De junk gaf de camera samen met een paar handschoenen aan verdachte. Verdachte heeft de camera en de handschoenen toen even vastgehad, maar daarna heeft hij de goederen aan de junk teruggegeven. De junk ging er snel vandoor toen de politie eraan kwam. Verdachte heeft verklaard dat de fiets van de junk was. Verdachte heeft verklaard dat hij zelf geen fiets bij zich had en dat hij ook niet heeft gefietst. De persoon die door de getuige bij de schuur en het restaurant gezien is, moet volgens verdachte de junk geweest zijn.
De rechtbank overweegt met betrekking tot hetgeen door de verdachte is aangevoerd het volgende. Verdachte is aangehouden terwijl hij zich achter een auto verstopte. Een paar meter bij hem vandaan lag een damesfiets met een laag zadel, met aan het stuur een tas met onder meer een gestolen camera en een paar werkhandschoenen. De agent die verdachte heeft aangehouden, wist zeker dat verdachte de persoon was die hij daarvoor op de Schalkwijkstraat had zien fietsen. De verklaring van verdachte dat hij geen fiets bij zich had en dat hij niet heeft gefietst, wordt derhalve weersproken door de bewijsmiddelen.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat de persoon die op de damesfiets met het lage zadel reed met aan het stuur iets zwarts, de persoon is die hij de schuur heeft zien doorzoeken en die hij aan het kozijn van restaurant [X] heeft zien rommelen. Nu de rechtbank van oordeel is dat kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon op de fiets is geweest, wordt daarmee ook de verklaring van verdachte dat het de junk moet zijn geweest die in de schuur en het restaurant heeft proberen in te breken, weersproken. Tenslotte wordt ook de verklaring van verdachte dat hij de camera en de handschoenen van een junk heeft verkregen weerlegd door het dossier, omdat dat daaruit blijkt dat door getuige [getuige] en de politieagent geen tweede persoon is gezien en zij verdachte nagenoeg niet uit het oog zijn verloren.
De rechtbank is van oordeel dat de voorgaande feiten en omstandigheden de door verdachte aangevoerde alternatieve lezing van de gebeurtenissen uitsluiten. De rechtbank verklaart, op grond van hetgeen hiervoor en hetgeen onder 4.3.1 is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde dat uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat de camera die verdachte bij zijn aanhouding aan zijn fiets had hangen, is gestolen uit het pand van [naam] Makelaardij op de [adres] te [woonplaats].
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte degene is geweest die deze camera heeft gestolen het volgende.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de alternatieve lezing van verdachte is overwogen, van oordeel dat de verklaring van verdachte dat de camera van een junk was, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Verdachte heeft derhalve geen aannemelijke verklaring gegeven voor het bezit van deze camera. De rechtbank weegt voorts mee dat de camera tussen 31 oktober 2011 om 18.00 uur en de aanhouding van verdachte op 1 november 2011 om 04.32 uur gestolen moet zijn, hetgeen een tijdsverloop van maximaal tien en een half uur inhoudt. Daarnaast is van belang dat uit de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde blijkt dat verdachte in de nacht van 1 november 2011 op inbrekerspad is geweest. De rechtbank heeft door middel van een via de openbare bron Google Maps kenbare plattegrond kennis genomen van de relevante locaties en de rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat de [adres] op slechts ongeveer 650 meter afstand van restaurant [X] ligt.
De rechtbank is op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen onder 4.3.1 is opgenomen, van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Verweer: Alternatieve lezing van verdachte met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit
Verdachte heeft ter terechtzitting gesuggereerd dat het mogelijk is dat iemand anders opzettelijk sporen van hem heeft achtergelaten op de plaats delict om zo de verdenking van de inbraak op hem te laden. Door de verdediging is aangevoerd dat, gelet op het feit dat er door verdachte een alternatief scenario wordt gegeven voor het aantreffen van het blikje met zijn DNA erop in de woning, niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft gepleegd.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat er door de politie in de woning in de meterkast een opengemaakt blikje is aangetroffen met daarop een speekselspoor, waarvan een bemonstering is genomen. Uit onderzoek door het NFI is een match naar voren gekomen tussen het vastgestelde DNA uit het speekselspoor op dit blikje en een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. Hierbij is berekend dat de kans dat een willekeurig gekozen persoon met datzelfde DNA-profiel van het speekselspoor matcht kleiner dan één op één miljard is. Alternatieve scenario’s zijn in theorie voorstelbaar, maar deze zijn op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Van de zijde van de verdachte is geen concrete invulling van het alternatieve scenario aangereikt. Verdachte heeft alleen verklaard dat hij nooit in de woning is geweest en dat het mogelijk is dat ‘iemand’ hem voor de inbraak wilde laten opdraaien en dat diegene daarom een blikje met zijn speeksel erop in de woning heeft achtergelaten. De rechtbank acht het enkel opperen van deze mogelijkheid geen aannemelijke verklaring voor het aantreffen op de plaats delict van biologische sporen die matchen met het DNA-profiel van verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
op 01 november 2011 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een schuur, gevestigd aan de [adres], weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [aangever], en zich daarbij de toegang tot die schuur te verschaffen door middel van braak, immers, heeft/is hij verdachte,
-zich naar die schuur begeven en
-een slot van een deur van die schuur geforceerd en
-die schuur binnengegaan en doorzocht,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
op 01 november 2011 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan de [adres], weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld, toebehorende aan restaurant [X], en zich daarbij de toegang tot het pand te verschaffen door middel van braak, immers heeft/is hij, verdachte,
-zich naar voornoemd pand begeven en
-een bovenlicht aan de linkerzijde van de toegangsdeur geforceerd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
omstreeks 01 november 2011 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een digitale camera (merk Canon), toebehorende aan [benadeelde] en/of [naam] Makelaardij, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een slot van een voordeur van voornoemd pand en/of door middel van inklimming via een raam;
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
in de periode van 17 september 2011 tot en met 20 september 2011 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen onder meer een dvd-speler en twee computers (notebooks, merk Samsung en HP Pavilion) en flesjes parfum en een hoeveelheid sieraden en kleding, toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een bovenlicht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Feiten 1 en 2: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Feit 3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 4: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft zich in de afgelopen periode aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en de reclassering is van mening dat het toezicht voortgezet dient te worden. Indien de rechtbank het nodig acht om een onvoorwaardelijke straf op te leggen, verzoekt de raadsman om aan verdachte een werkstraf op te leggen, omdat verdachte hierbij meer gebaat is dan met oplegging van een gevangenisstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in de nacht van 1 november 2011 schuldig gemaakt aan een diefstal met braak en inklimming in een bedrijfspand en aan twee pogingen tot diefstal met braak. Verdachte heeft aan de benadeelden overlast en schade berokkend. Daarnaast dragen dergelijke handelingen bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich hier in het geheel niet om bekommerd, maar heeft enkel gehandeld uit eigen belang. Voorts heeft verdachte in de periode van 17 september 2011 tot 20 september 2011 een woninginbraak gepleegd. De rechtbank tilt hier zwaar aan, nu woninginbraken niet alleen de nodige materiële schade veroorzaken, maar ook een forse inbreuk maken op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 februari 2012 eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het strafblad van verdachte, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt geldt voor een inbraak in een woning, indien er sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden en voor een inbraak in een bedrijfspand een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken.
De rechtbank ziet, ondanks het feit dat voornoemde oriëntatiepunten voor verdachte een hogere straf tot uitgangspunt hebben, geen reden om van de vordering van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. De rechtbank is het ook met de officier van justitie eens dat er aanleiding bestaat om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf maakt daarnaast ook een verplichte begeleiding door de reclassering en verplichte behandeling, zoals door Reclassering Nederland in haar rapportage van 27 februari 2012 geadviseerd, mogelijk.
De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank legt daarbij aan verdachte als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting op.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft voorafgaand aan de terechtzitting ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde een voegingsformulier benadeelde partij ingediend. Artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat voeging als benadeelde partij geschiedt door een opgave van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Dit laatste houdt in dat dient te worden ingevuld tot welk bedrag vergoeding gevorderd wordt en welke schadeposten dit betreft. Nu daarover op het ingediende voegingsformulier niets is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat [benadeelde] zich niet als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
8 Het beslag
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij afstand doet van de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank is van oordeel dat zij echter toch een beslissing dient te nemen over de in beslag genomen voorwerpen, nu de afstandsverklaring niet voldoet aan de eisen die daaraan op grond van artikel 116, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering worden gesteld.
De rechtbank verklaart de volgende in de beslissing genoemde en in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring: schroevendraaier, zaklampje met ledverlichting, handschoen, inbussleutel en tas. Gebleken is dat de feiten 1 tot en met 3 zijn begaan met behulp van die voorwerpen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feiten 1 en 2: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Feit 3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 4: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dat gedurende deze perioden nodig acht;
* dat verdachte verplicht wordt om zich te laten behandelen in een outreachende forensische GGZ-instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1 1.00 STK Schroevendraaier
498332
2 1.00 STK Lamp Kl:blauw
GRUNDIG
498023, zaklampje met letverlichting
4 1.00 PR Handschoen Kl:wit
498027, wit met blauw
5 1.00 STK Gereedschap
498028,inbussleutel, zwart met rood handvat
6 1.00 STK Tas Kl:zwart
EASTPAK
498029
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat dit vonnis onherroepelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Riani el Achhab, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 maart 2012.