ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0837

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320683 - KG ZA 12-139
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beslaglegging en afgifte van een voertuig in kort geding

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een kort geding aangespannen tegen Alcredis Finance B.V. naar aanleiding van een onrechtmatig gelegde beslag op zijn Audi A4. De procedure begon met een dagvaarding op 9 maart 2012, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 maart 2012. Eiser vorderde onder andere de afgifte van het voertuig en een voorschot op schadevergoeding. Alcredis had eerder op 10 februari 2012 verlof gekregen om het voertuig onder zich te nemen op basis van een pandrecht dat was verstrekt door de vennootschappen aan Alcredis. Eiser stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat hij de eigenaar van het voertuig was en het niet onder het pandrecht viel.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of het beslag op de juiste wijze was gelegd. Het bleek dat Alcredis de weg van artikel 499 Rv had gevolgd, terwijl dit niet correct was, aangezien eiser als derde-beslagene bezwaar had gemaakt tegen de afgifte. De voorzieningenrechter concludeerde dat Alcredis niet had aangetoond dat het beslag zonder bezwaar van eiser was gelegd. Hierdoor was het beslag onrechtmatig en diende het te worden opgeheven.

De voorzieningenrechter heeft Alcredis bevolen de Audi A4 binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan eiser af te geven, met een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag dat Alcredis in gebreke blijft. Daarnaast werd Alcredis veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.173,64 werden begroot. Het vonnis werd op 4 april 2012 uitgesproken door mr. R.A. Steenbergen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 320683 / KG ZA 12-139
Vonnis in kort geding van 4 april 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. C.J. Dreef,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALCREDIS FINANCE B.V.,
gevestigd te Vianen,
gedaagde,
advocaat mr. G. Mulder en mr. H.H. Tan.
Partijen zullen hierna [eiser] en Alcredis genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 maart 2012 met producties 1 en 2
- de op 19 maart 2012 van Alcredis ontvangen producties 1 tot en met 37
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2012
- de pleitnota van Alcredis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Alcredis heeft aan een aantal vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen: “de [betrokkene]-vennootschappen”, een lening verstrekt. Tot zekerheid daarvan is door de [betrokkene]-vennootschappen aan Alcredis een bezitloos pandrecht verstrekt op de bedrijfs- en handelsvoorraad van de [betrokkene]-vennootschappen.
2.2. Op 2 februari 2012 heeft [eiser] een Audi A4 met kenteken [kenteken], hierna ook genoemd: “het voertuig”, gekocht van de heer en mevrouw [betrokkene 1]. Met ingang van 3 februari 2012 is deze Audi A4 bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer geregistreerd op naam van [eiser].
2.3. Op 10 februari 2012 heeft de voorzieningrechter te Utrecht aan Alcredis op grond van artikel 496 Rv verlof verleend om de aan haar verpande zaken onder zich te doen nemen, dan wel daarop executoriaal beslag tot verkrijging van afgifte te leggen.
2.4. Op 13 februari 2012 heeft een door Alcredis ingeschakelde deurwaarder het voertuig op grond van het in 2.3 genoemde verlof onder zich genomen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis in kort geding, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren:
1. Alcredis te veroordelen tot afgifte van de Audi A4 met kenteken [kenteken] in dezelfde staat waarin deze zich op 13 februari 2012 bevond en op dezelfde locatie binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, één en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag dat Alcredis in gebreke blijft het aan haar opgelegde gebod uit te voeren,
2. Alcredis te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de door [eiser] geleden en te lijden vermogensschade van € 2.500,00 te vermeerderen met 19% BTW,
3. Alcredis te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Alcredis voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Afgifte
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] ten tijde van de beslaglegging als houder van het voertuig was te beschouwen. De deurwaarder heeft aldus beslag gelegd onder [eiser] (zie 2.1). Op deze wijze zijn de voertuigen in de macht van Alcredis gebracht (in vuistpand genomen), zodat zij haar recht van parate executie (artikel 3:248 BW) op grond van het door de [betrokkene]-vennootschappen aan Alcredis verleende pandrecht kan uitoefenen. [eiser] stelt dat dit beslag onrechtmatig is, nu – kort gezegd – het voertuig zijn eigendom is en dit aldus niet onder het pandrecht van Alcredis valt, en vordert afgifte van de voertuigen.
4.2. De voorzieningenrechter zal (eerst) ambtshalve beoordelen of het beslag op de juiste wijze is gelegd. De pandhouder die een zaak op grond van artikel 496 Rv tot afgifte wil beslaan, kan geconfronteerd worden met de omstandigheid dat de zaak in de feitelijke macht van een derde is. Zo ook Alcredis, nu [eiser] in deze als derde is te beschouwen aangezien hij niet de pandgever is. In dat geval staan er twee wegen open. Ten eerste krachtens artikel 499 Rv de weg van “direct beslag” onder de derde. Ten tweede krachtens artikel 500 Rv de weg van het derdenbeslag, dat vervolgens op de wijze van artikel 475 Rv e.v. dient te worden gelegd. Alcredis heeft de weg van artikel 499 Rv gevolgd. Deze weg staat open indien de derde geen bezwaar tegen de afgifte heeft. Daarvan kan blijken doordat de beslaglegger over schriftelijke toestemming beschikt of in het proces-verbaal van executie tot afgifte een verklaring van die strekking is opgenomen. In casu is ten aanzien van [eiser] geen dergelijk geschrift of proces-verbaal overgelegd, noch is op andere wijze gebleken dat de afgifte buiten zijn bezwaar plaatsvond. Aldus is niet vast komen te staan dat [eiser] géén bezwaar tegen de afgifte heeft gemaakt. In dat geval staat de weg van artikel 499 Rv slechts open indien het onthouden van de toestemming tot afgifte niet te goeder trouw is geschied. Dit is het geval indien [eiser] het voertuig zonder recht of titel onder zich hield. Alcredis betwist weliswaar dat [eiser] eigenaar van het voertuig is, maar zij heeft ter zitting gesteld dat [eiser] het voertuig ten titel van bruikleen onder zich hield. Aldus staat (ook voor Alcredis) vast dat [eiser] het voertuig op grond van een geldige rechtstitel onder zich had. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat Alcredis ten onrechte de weg van artikel 499 Rv heeft gevolgd. De geëigende weg tot verkrijging van afgifte is in onderhavig geval (dus) de weg van artikel 500 Rv. Alcredis, althans de door haar ingeschakelde deurwaarder, had de op grond van artikel 499 Rv ingezette beslaglegging dan ook dienen te vervolgen met inachtneming van alle formaliteiten die door artikel 475 Rv worden voorgeschreven (vergelijk artikel 461d Rv), waardoor [eiser] zou zijn genoopt verklaring te doen omtrent hetgeen hij ten behoeve van de [betrokkene]-vennootschappen onder zich heeft. De feitelijke afgifte van het voertuig zou aldus hebben afgehangen van die verklaring en, bij onenigheid omtrent de juistheid van die verklaring (of bij het ontbreken van een verklaring), van de uitkomst van een door Alcredis te entameren geding ex artikel 477a Rv. Er is echter niet gebleken dat aan deze formaliteiten is voldaan. Het voorgaande lijdt uitzondering indien Alcredis in het verlofrekest uitdrukkelijk machtiging heeft gevraagd (en verkregen) om het pand tot zich te nemen met handhaving van de aanspraken die de derde ten aanzien daarvan mocht pretenderen. Hiervan is echter geen sprake. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het beslag (op) onrechtmatig(e wijze) is (gelegd), zodat het dient te worden opgeheven. De vordering van [eiser] tot afgifte van de voertuigen wordt dan ook toegewezen.
Dwangsom
4.3. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de door [eiser] gevorderde dwangsom te beperken op de wijze als in het dictum bepaald.
Voorschot schadevergoeding
4.4. [eiser] stelt dat hij door het onrechtmatig gelegde beslag schade heeft geleden, die zou bestaan uit de kosten van juridische bijstand (voor zover die de kostenveroordeling te boven gaan) en vervangend vervoer, en vordert een voorschot op een eventueel (in een bodemprocedure) toe te kennen schadevergoeding. [eiser] heeft echter verzuimd deze schade te onderbouwen. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van het door haar gevorderde voorschot. Met betrekking tot de kosten van juridische bijstand, geldt daarbij bovendien dat deze worden geacht te zijn begrepen in de forfaitaire kostenveroordeling (ook indien de werkelijke kosten dit forfaitaire bedrag te boven gaan). Deze vordering van [eiser] wordt dan ook afgewezen.
Uitvoerbaarheid op de minuut en op alle dagen en uren
4.5. De gevorderde uitvoerbaar verklaring op de minuut zal worden afgewezen, nu [eiser], voor wie terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn, daarbij geen belang heeft. Dit vonnis zal – anders dan gevorderd – niet uitvoerbaar worden verklaard op alle dagen en uren, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken.
Proceskosten
4.6. Alcredis zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 90,64
- griffierecht 267,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.173,64
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt Alcredis de Audi A4 met kenteken [kenteken] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] af te geven, in dezelfde staat waarin deze zich op 13 februari 2012 bevond en op dezelfde locatie,
5.2. bepaalt dat Alcredis aan [eiser] een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor iedere dag dat Alcredis in gebreke blijft aan het onder 5.1 bepaalde te voldoen, tot een maximum van € 16.000,00,
5.3. veroordeelt Alcredis in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.173,64,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2012.?