ECLI:NL:RBUTR:2012:BW1179

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600424-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkrachtingszaak door gebrek aan bewijs en onbetrouwbare verklaringen

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting van aangeefster A in de periode van 1 augustus 2007 tot 1 maart 2008 in Utrecht, heeft de rechtbank Utrecht op 6 april 2012 uitspraak gedaan. De verdachte heeft altijd ontkend de aangeefster te hebben verkracht en heeft verklaard dat de seksuele handelingen met haar plaatsvonden op initiatief en met instemming van de aangeefster. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de steunbewijs van betrokkene B kritisch beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, waardoor het bewijs voor de tenlastegelegde dwang ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van betrokkene B onbetrouwbaar zijn, omdat deze persoon tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Hierdoor kan de rechtbank niet tot een veroordeling komen.

De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Tevens verklaart de rechtbank de benadeelde partij, aangeefster A, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De kosten van de benadeelde partij worden op nihil begroot. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-600424-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op diverse tijdstippen in de periode van 1 augustus 2007 tot 1 maart 2008 in Utrecht [aangeefster A] heeft verkracht.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster A] diverse malen heeft verkracht. Verdachte heeft hierbij volgens de officier van justitie misbruik gemaakt van zijn positie als behandelaar van [aangeefster A] door haar voor te houden dat zij geslachtsgemeenschap met elkaar moesten hebben zodat zijn geneeskrachtige zaad haar kon genezen. De verklaring die [betrokkene] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd steunt de aangifte van [aangeefster A], aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen die de aangeefster heeft afgelegd niet betrouwbaar zijn en dat de inhoud van deze verklaringen geen steun vindt in de verklaring van [betrokkene B[. Bovendien kan de verklaring die [betrokkene] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd niet voor het bewijs worden gebruikt omdat deze onbetrouwbaar is nu [betrokkene] tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte [aangeefster A] niet heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft vanaf het begin af aan verklaard dat hij een aantal keren seks heeft gehad met aangeefster, op initiatief van en met instemming van aangeefster, en heeft deze verklaring ook ter zitting herhaald.
Voor het aannemen van dwang in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht is vereist dat de opzet van verdachte gericht is op het tegen de wil van aangeefster doen ondergaan van het seksuele binnendringen. Verder is vereist dat die dwang geschiedt door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Nu het woord van aangeefster staat tegenover het woord van de verdachte op het punt van de dwang en derhalve op het essentiële punt bij de vraag of er sprake is geweest van verkrachting(en), ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of hetgeen aangeefster hierover heeft verklaard steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dat noodzakelijke steunbewijs. Het door de officier van justitie genoemde steunbewijs, te weten de verklaringen van [betrokkene] zijn naar het oordeel van de rechtbank onbetrouwbaar, nu zij drie verschillende, met elkaar strijdige verklaringen, over het doen en laten van verdachte heeft afgelegd. Deze verklaringen kunnen niet als (steun)bewijs worden gebruikt. Ander steunbewijs voor de tenlastegelegde dwang is er naar het oordeel van de rechtbank niet.
Nu het bewijs dat verdachte [aangeefster A] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen niet uitsluitend kan worden aangenomen op de opgaven van enkel de aangeefster, zal de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde feit vrijspreken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
5 De benadeelde partij
Mr. J.W. Verhoef heeft namens de benadeelde partij [aangeefster A] een schadevergoeding gevorderd van € 13.173,09 voor materiële en immateriële schade en een bedrag van € 500,- wegens nog mogelijk verdere therapie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2008 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [aangeefster A] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 april 2012.