Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 320528 / KG ZA 12-128 MT/4253
Vonnis in kort geding van 21 maart 2012
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [eiseres],
eiseres,
advocaat mr. E. Swart te Amsterdam,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde sub 2],
gedaagden,
verder gezamenlijk te noemen [gedaagde sub 1] c.s.,
advocaat mr. drs. M. Vissers te Utrecht.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [eiseres],
- de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 23 oktober 2011 is in Amsterdam een demonstratie, in verband met de dood van 24 Turkse soldaten in Turkije, geëscaleerd en is het Koerdisch Centrum te Amsterdam (verder: het Koerdisch Centrum) door een groep Turkse demonstranten aangevallen.
2.2. Op 26 oktober 2011 was [eiseres] aanwezig in het Koerdisch Centrum. Bij het verlaten van het Koerdisch Centrum is [eiseres] geïnterviewd door de lokale nieuwszender AT5.
2.3. Beelden van het interview met [eiseres] zijn uitgezonden op 27 oktober 2011.
2.4. [gedaagde sub 2] heeft de domeinnaam van de website “allesinperspectief.nl” (verder: AIP) geregistreerd. Op de website AIP kunnen personen zich aanmelden als redacteur en artikelen plaatsen.
2.5. [gedaagde sub 1] is redacteur en op de website AIP zijn op 28 oktober 2011 en op 1 november 2011 twee door hem geschreven artikelen geplaatst respectievelijk onder de titels “Fotogalerij aanhoudend PKK-geweld” en “PKK: terrorist of sympathisant?”. Bij die artikelen stond een afbeelding van [eiseres], afkomstig uit het interview van AT5, met het bijschrift “PKK-woordvoerster probeert het vuurtje aan te wakkeren tussen de Turken en de Koerden”.
2.6. Eveneens is op 28 oktober 2011 een artikel geschreven door [gedaagde sub 2] geplaatst met de titel “AIP onder druk PKK-Koerden”. In dit artikel schrijft [gedaagde sub 2] onder meer:
“Voorts willen wij erop wijzen dat de foto’s op AIP van AT5 afkomstig zijn, AIP is slechts een doorgeefluik van nieuws in dit geval. Persoonlijke gegevens van de mensen op de foto’s hebben wij niet vrijgegeven en zullen wij ook ten nimmer doen. Dit in verband met privacy en ondanks het feit dat de personen op de foto’s middels kreten terreur verheerlijkten alsmede hun uitgesproken steun uitspraken voor de terreuraanslagen van de PKK waarbij tussen de 40.000 - 45.000 mensen het leven hebben gelaten sinds de jaren ’80. (…)”
2.7. Op 29 oktober 2011 heeft [eiseres] aangifte gedaan bij de politie van smaad/laster.
2.8. Bij brief van 31 oktober 2011 heeft mr. Veldman, de toenmalige advocaat van [eiseres], [gedaagde sub 2] gesommeerd de afbeeldingen van [eiseres] en de foutieve citaten van gedane uitlatingen te verwijderen van de website AIP.
2.9. Op 17 en 31 januari 2012 zijn twee artikelen, geschreven door [gedaagde sub 1], op de website AIP geplaatst respectievelijk met de titels “Is zij een PKK-woordvoerster?” en “Sta je erbij, dan hoor je erbij”. Bij de artikelen is een afbeelding van [eiseres] geplaatst.
In het artikel van 17 januari 2012 staat onder meer het volgende:
“Het meisje was bereid om een interview af te leggen waarin ze letterlijk zei “Turken zijn gastarbeiders, wij niet. Wij zijn verjaagd van ons land door de Turken.” Zinnen die rieken naar PKK-uitlatingen en zijn gebruikt om enerzijds de Koerden op een hoger niveau te laten zien (gastarbeider staat synoniem voor laagopgeleid) en anderzijds om haat te prediken tegen Turken (“Turken hebben ons verjaagd, daarom mogen wij geweld gebruiken tegen Turks-Nederlandse pubers”).
Het meisje werd begeleid door, naar haar eigen zeggen, 300-400 Koerdische jongeren die (wat ook vastgelegd is op beelden van AT5) pro-PKK leuzen scandeerden. Deze leuzen verheerlijkten geweld, waren beledigend voor Turken en waren terroristisch van aard. Ook daar deed zij gezellig aan mee.”
In het artikel van 31 januari 2012 staat onder meer:
“Zo had ik eerder al een artikel geschreven over een jonge rechtenstudente die zich ophield in een bekend PKK-filiaal in Amsterdam. Zij beweerde daar alleen te zijn op uitnodiging van een vriend(in), maar met deze nieuwe voetbalwet maakt dat überhaupt niet meer uit.
Alhoewel uit mijn eerdergenoemde artikel bleek dat er meer dan genoeg gronden waren om aan te nemen dat deze jonge vrouw minstens sympathisant was van de PKK, maakt dat in principe al niet meer uit met de aanname van deze nieuwe voetbalwet.”
2.10. Op 15 februari 2012 is een artikel getiteld “Koerdisch extremisme bloeit op in Nederland”, geschreven door [gedaagde sub 1], op de website AIP geplaatst. In dit artikel staan een aantal persoonsgegevens van [eiseres] vermeld, zoals haar voornaam en woonplaats. In het artikel staat onder meer:
“Zo meldden ‘Bahoz’ en ‘Wan’ op AT5 dat “Turken hadden opgeroepen tot het aanvallen van Koerdische verenigingen in heel Europa”. Dit staaltje van propaganda werd beantwoord door Koerdisch geweld op een schaal die onvoorstelbaar was. Minstens één Turks-Franse tiener vond daarbij de dood toen hij deelnam aan een vreedzaam protest in Parijs maar ineens aangevallen werd door PKK-Koerden.
De aantijgingen van ‘Bahoz’ en ‘Wan’ bleken niet te baseren op de werkelijkheid omdat er geen Koerdische verenigingen of stichtingen werden aangevallen na hun aankondiging. Wat wel plaats vond was een golf van Koerdisch geweld, gericht tegen Turken in Nederland. Het feit dat ‘Bahoz’ en ‘Wan’ als aanstichters van al dit geweld valse identiteiten opgaven aan AT5 en AIP tijdens hun reportages, mag dan ook niet als verrassend worden gezien. (…)
Ook [voornaam eiseres][Bijnaam eiseres][achternaam eiseres], zou om soortgelijke redenen een schuilnaam hebben kunnen kiezen. [voornaam eiseres] is een Turks-Arabische naam terwijl [achternaam eiseres] een Turkse afkomst verraadt. ‘(Beri)Wan’ is echter een Koerdisch-Arabische naam. [voornaam eiseres] zelf weigert echter haar achternaam als [achternaam eiseres] te schrijven op verschillende sociale media en schrijft het als ‘[eiseres]’ waarschijnlijk om de Turkse afkomst van haar naam te verhullen. Het is namelijk plausibel dat binnen deze extreemnationalistische Koerdische kringen een naam met een Turkse afkomst niet op prijs gesteld wordt en dat ‘Beriwan’ daarom een andere naam heeft aangenomen; naast het feit dat ze zelf ook faliekant tegen een Turkse naam kan zijn. Het zou ook kunnen dat [Bijnaam eiseres] op de hoogte is van haar provocerende leuzen en daarom uit (juridisch) voorzorg een schuilnaam heeft aangenomen.
[eiseres] schijnt namelijk een rechtenstudente te zijn (…)
Ook organiseert [voornaam eiseres] opruiende Koerdische feesten met anti-Turkse thema’s in en rond Arnhem. Zelf komt ze uit [woonplaats] .
Omdat [voornaam eiseres] naar eigen zeggen al twintig jaar in Nederland is en op dit moment rechtenstudente is, alsmede een kijk op haar reportage op AT5, is het aannemelijk dat ik gok dat ze niet ouder is dan midden twintig (…)”
2.11. Op enig moment is in plaats van de afbeelding van [eiseres] bij de onder 2.5. genoemde artikelen de volgende tekst geplaatst:
”Onder druk van:
1. De Koerdische Federatie (Fed-kom), een Nederlandse vestiging van de terreurgroep PKK;
2. Britta Böhler, advocate van PKK-terroristenleider [A];
3. AT5, die zelf ook door een advocatenbureau onder druk is gezet;
4. Verscheidene Nederlands-Koerdische PKK-sympathisanten en hun advocaten;
werd AIP gedwongen deze afbeelding te verwijderen. De vrijheid van meningsuiting heeft hiermee een flinke klap moeten verduren. Klik hier voor meer info”
2.12. Bij brief van 21 februari 2012 zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] door de advocaat van [eiseres] (nogmaals) gesommeerd per ommegaande alle artikelen die naar [eiseres] verwijzen en/of persoonsgegevens van [eiseres] bevatten en al het beeldmateriaal van [eiseres] te verwijderen van de website AIP.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen tot het verwijderen en het verwijderd houden van de onder hun invloed geplaatste artikelen met daarin verwijzingen naar [eiseres], persoonsgegevens van [eiseres] en al het beeldmateriaal van [eiseres], op straffe van een dwangsom, alsmede tot het plaatsen van een rectificatie op de website “allesinperspectief.nl”, met veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2. [gedaagde sub 1] c.s. voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De kernvraag van dit kort geding is of het plaatsen van de hierboven genoemde artikelen en afbeelding van [eiseres] op de website AIP onrechtmatig is jegens [eiseres].
4.2. Bij de vraag of een publicatie onrechtmatig is speelt het recht op uitingsvrijheid (artikel 10 EVRM) enerzijds en het recht op bescherming van eer en goede naam, de persoonlijke levenssfeer en het recht om gevrijwaard te zijn van discriminatie anderzijds. Bij de vraag of een publicatie in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid staan in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden. Die belangenafweging dient te worden gemaakt ook in het geval het gaat om een publicatie van een portret (Hoge Raad, 21 januari 1994, LJN: ZC 1240).
4.3. De volgende omstandigheden zijn door de Hoge Raad relevant geacht voor het oordeel over de onrechtmatigheid: de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben; de ernst van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen; de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de publicatie steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal; de inkleding van de verdenkingen; de mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op succes had kunnen worden bereikt; de kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers in de publiciteit zou zijn gekomen (Hoge Raad 24 juni 1983, LJN: AD 2221). Die opsomming is overigens niet limitatief.
4.4. Allereerst hebben [gedaagde sub 1] c.s. een aantal feiten die door [eiseres] zijn gesteld, betwist. Zo hebben zij aangevoerd dat [eiseres] op de dag van het interview niet vanwege een evaluatiebespreking van het voorval op 23 oktober 2011 aanwezig was bij het Koerdisch Centrum en dat haar uitlatingen in het interview met AT5 niet politiek neutraal waren. [gedaagde sub 1] c.s. concluderen dat [eiseres] zich bewust naar Amsterdam heeft begeven en het interview heeft afgegeven.
4.5. In het algemeen geldt dat personen die op een publieke manier hun mening uiten omtrent publieke aangelegenheden kunnen en moeten verwachten dat daarop ook gereageerd zal worden en zich aldus op dat gebied ook meer moeten laten welgevallen. Dit laatste geldt in hoge mate voor hen die politieke verantwoordelijkheid dragen. [eiseres] draagt geen politieke verantwoordelijkheid zodat laatstgemelde verhoogde grens van hetgeen toelaatbaar moet worden geacht niet geldt. Verder overweegt de rechtbank dat wat ook zij van de juistheid of onjuistheid omtrent de beweegredenen van [eiseres], de door [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerde verweren op dit punt naar het oordeel van de rechtbank in het kader van voornoemde belangenafweging niet van doorslaggevende betekenis zijn voor de beantwoording van de vraag of de naar aanleiding van het interview geplaatste artikelen, al dan niet met de afbeelding van [eiseres], onrechtmatig jegens haar zijn.
4.6. [gedaagde sub 1] c.s. hebben verder aangevoerd dat de afbeelding van [eiseres] niet tegen de wil van [eiseres] is gepubliceerd. Deze is afkomstig van het door haar vrijwillig gegeven interview voor AT5. Ten aanzien van de persoonsgegevens van [eiseres] die in het artikel “Koerdisch extremisme bloeit op in Nederland” zijn vermeld hebben zij aangevoerd dat die door [eiseres] zelf achtergelaten zijn op diverse plaatsen op het internet. Dit laat echter onverlet dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het vermelden van haar persoonsgegevens en het publiceren van haar foto op de website AIP, alsmede dat het plaatsen daarvan in de context van diffamerende teksten onrechtmatig kan zijn (Hof Arnhem 12 maart 2002, LJN AE 1664).
4.7. In de artikelen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het uiten van een ernstige verdenking jegens [eiseres]. Door [gedaagde sub 1] c.s. worden niet alleen verbanden gelegd tussen [eiseres] en de terroristische organisatie PKK, zij wordt er daarnaast van beticht in het openbaar pro-PKK-leuzen te hebben gescandeerd, alsmede geweld tussen Turken en Koerden goed te keuren en zelfs aan te wakkeren.
4.8. De rechtbank acht verder voldoende aannemelijk dat voormelde artikelen ernstige gevolgen kunnen hebben voor [eiseres]. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking de gevoeligheid van de onderliggende kwestie, die door beide partijen is onderkend, en de uit de hand gelopen demonstratie op 23 oktober 2011, die is geëindigd in een aanval op het Koerdisch Centrum. Daarnaast heeft [eiseres] nog specifiek gesteld dat zij gelet op haar stage bij een mensenrechtenorganisatie door die artikelen wordt geschaad in haar goede naam en eer doordat zij op deze wijze met een extremistische organisatie in verband wordt gebracht. Ook is van belang dat de wijze waarop de artikelen zijn gepubliceerd, via het internet, een grote mate van openbaarheid met zich brengt.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben in dit kader nog aangevoerd dat de artikelen geen reden zijn voor [eiseres] om zich bedreigd te voelen omdat zij, blijkens eerder door haar gedane uitlatingen ook vóór het plaatsen van de diverse artikelen, reeds angstig was. Dit doet er echter niet af aan dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ernst van de beschuldigingen, de artikelen op zijn minst bijdragen aan de te verwachten ernstige gevolgen voor [eiseres].
4.9. [gedaagde sub 1] c.s hebben ter zitting gesteld dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend moeten kunnen uitlaten om te voorkomen dat door een gebrek aan bekendheid bij het publiek, misstanden die de samenleving raken, kunnen blijven voortbestaan. Zij hebben niet gespecificeerd op welke misstand(en) zij in de genoemde artikelen doelen alsmede hebben zij niets aangevoerd omtrent de ernst van die eventuele misstanden. Hierbij is met name van belang dat de artikelen zich niet beperken tot het weerleggen van de (inhoud) van de uitspraken die [eiseres] in het interview heeft gedaan, maar zich met name richten op de persoon van [eiseres].
4.10. Essentieel is ook de beantwoording van de vraag in hoeverre de geuite beschuldigingen steun vinden in de op het moment van de publicatie beschikbare feiteninformatie. Voor die discussie is mede van belang dat ter zitting is gebleken dat partijen ieder naar een andere versie van het interview verwijzen bij hun betoog, een langere versie, in de procedure gebracht door [gedaagde sub 1] c.s. en een kortere versie, in de procedure gebracht door [eiseres]. Op zich is van de langere versie van het interview niet door [eiseres] uitgesloten dat die voor een ieder beschikbaar op het internet is verschenen en op die wijze de daarin door [eiseres] gedane uitingen [gedaagde sub 1] c.s., hebben bereikt, zodat de rechtbank bij haar oordeel de langere versie van het interview zal betrekken.
4.11. [gedaagde sub 1] c.s. hebben zich ter zitting ter onderbouwing van hun verweer beroepen op de volgende uitspraken van [eiseres] in die versie van het interview:
- “We zitten in ons Koerdisch Centrum.”
- “…vallen zij, hebben zij het lef om het centrum aan te vallen. Op die dag, op de dag van de aardbeving, hoe onhumaan ben je dan?”
- “Ja luister, de meeste Koerden zijn gevlucht. Wij zijn geen gastarbeiders net als de Turken. Zij hebben ons land ingepikt, daarom vluchten wij vervolgens hier, naar een Europees land waar het democratisch is en waar je bescherming kan genieten. En vervolgens vallen ze ons hier ook aan. Bedoel, je hebt tenminste een land, ga naar je eigen land als je een grote mond hebt. Bescherm daar je eigen land. Ga daar vechten.”
4.12. De rechtbank stelt voorop dat bij ontkenning van [eiseres], het aan [gedaagde sub 1] c.s. is, als degenen die de beschuldigingen hebben geuit, deze beschuldigingen in dit kort geding voldoende aannemelijk te maken door voldoende onderliggende feiten te stellen en waar betwist te onderbouwen. Voor zover [eiseres] is neergezet als PKK-woordvoerster dan wel als lid/sympathisant van de PKK, hebben [gedaagde sub 1] c.s. het volgende aangevoerd. In het interview spreekt [eiseres] over het Koerdisch Centrum als “ons centrum”. Daarbij is de subsidie voor het Koerdisch Centrum door de Gemeente Amsterdam ingetrokken vanwege banden met de PKK. Zonder bijkomende feiten en omstandigheden is dit naar het voorlopig oordeel van de rechtbank onvoldoende, waarbij de rechtbank betrekt dat de uitspraken van [eiseres] evenwel kunnen worden uitgelegd op de door [eiseres] toegelichte wijze. Zij heeft betoogd dat zij met “ons” centrum heeft gedoeld van de Koerden, in het algemeen.
Dat [eiseres] zelf pro-PKK-leuzen zou hebben gescandeerd is door [gedaagde sub 1] c.s. niet met feiten onderbouwd.
In geen van de door [gedaagde sub 1] c.s. aangehaalde passages uit het interview keurt [eiseres] verder expliciet geweld goed dan wel roept zij op tot het gebruik van geweld. Ook impliciet geven de, op zichzelf beschouwd mogelijk provocerende, opmerkingen van [eiseres] in de gehele context van het interview onvoldoende grondslag aan de ernstige en vergaande conclusies van [gedaagde sub 1] c.s. Daarbij komt dat [gedaagde sub 1] in zijn artikel van 17 januari 2012 ten onrechte aanhalingstekens heeft geplaatst bij de zin “Turken hebben ons verjaagd, daarom mogen wij geweld gebruiken tegen Turks-Nederlandse pubers”. Hierdoor wordt gesuggereerd, dat dit eveneens als de daarvoor tussen aanhalingstekens geplaatste zinsdelen, een citaat betreft dat afkomstig is van [eiseres]. Dit is echter niet het geval.
4.13. Ten aanzien van het onderschrift bij de afbeelding van [eiseres] hebben [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerd dat dit onderschrift ten tijde van de aangifte van [eiseres] verwijderd was. Ten eerste is bij de beoordeling van belang het moment van het publiceren. Ten tweede deelt de rechtbank de conclusie dat dat onderschrift thans verwijderd is niet. De rechtbank heeft zelf, onder toeziend oog van (de advocaten van) partijen, ter zitting de website AIP bezocht en geconstateerd dat de afbeelding van [eiseres] nog te zien is bij bijvoorbeeld het artikel “Is zij een PKK-woordvoerster?” en dat bij een ander artikel: “Fotogalerij aanhoudend PKK-geweld” haar afbeelding in eerste instantie niet langer zichtbaar is maar is vervangen door de onder 2.11. vermelde tekst. Door middel van het klikken op de zin ‘klik hier voor meer info’ wordt de bezoeker doorgelinkt naar de oorspronkelijk geplaatste afbeelding van [eiseres]. Hierbij staat nog steeds de tekst “PKK-woordvoerster probeert het vuurtje aan te wakkeren tussen de Turken en de Koerden”, alleen is daaraan toegevoegd dat de afbeelding na bedreigingen is verwijderd van de website AIP. Allereerst is dus nog steeds de afbeelding met de oorspronkelijke tekst op de website te vinden, zij het via een extra muisklik, terwijl uit de context op geen enkele wijze blijkt dat het oorspronkelijke onderschrift niet juist is. Er wordt slechts vermeld dat de afbeelding na bedreigingen is verwijderd.
4.14. De rechtbank betrekt tevens bij haar oordeel dat het herhalen van beschuldigingen, die bovendien steeds kwetsbaarder en persoonlijker worden, hieraan een hetzerig en daardoor onrechtmatig karakter geven. In dit kader is door [eiseres] ook gesteld dat het vermelde artikel van 25 februari 2012 van [gedaagde sub 1] de zogenoemde ‘druppel’ was, nu hierin een groot aantal persoonsgegevens van [eiseres] staan vermeld. De rechtbank overweegt dat van het hiervoor aangehaalde patroon genoegzaam is gebleken. De artikelen van 28 oktober 2011 en 1 november 2011 van [gedaagde sub 1] alsmede het artikel van 28 oktober 2011 zijn op de tekstuele inhoud (los dus van de oorspronkelijk daarbij geplaatste afbeelding van [eiseres]) algemeen van aard te noemen. Op 17 en 31 januari 2012 verschijnen dan twee artikelen van de hand van [gedaagde sub 1] die specifiek op [eiseres] gericht zijn. In het artikel van 15 februari 2012 komt daar nog bij dat ook een groot aantal persoonsgegevens van [eiseres] worden vermeld.
4.15. In het verlengde daarvan overweegt de rechtbank dat, voor zover [gedaagde sub 1] c.s. de bedoeling hebben gehad het publiek te informeren, dan wel aan het publiek hun mening kenbaar te maken omtrent de Koerdisch-Turkse kwestie, met een grote mate van waarschijnlijkheid dit doel ook op een voor [eiseres] minder schadelijke wijze met een redelijke kans van slagen had kunnen worden bereikt.
4.16. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank dan ook van oordeel dat het recht van [eiseres] te worden beschermd in haar eer in goede naam en in haar persoonlijke levenssfeer prevaleert en daarmee dat de hiervoor besproken publicaties en het plaatsen van haar afbeelding op de website AIP onrechtmatig is. De omstandigheid dat [gedaagde sub 1] c.s. hebben gevraagd om een weerwoord van [eiseres], maar dat zij dat nooit heeft gegeven, kan in dat geval, gelet op de ernst van de verdachtmakingen, die geen steun vinden in feitelijke informatie, de onrechtmatigheid hieraan niet ontnemen.
4.17. De stellingen van partijen in het kader van de Auteurswet kunnen op grond hiervan onbesproken blijven.
4.18. Voor zover [gedaagde sub 1] c.s. hebben betoogd dat de vordering van [eiseres] te vaag is geformuleerd om tot toewijzing te kunnen leiden, overweegt de rechtbank dat in een geval als dit, waar sprake is van meerdere artikelen in combinatie met plaatsing van een afbeelding op verschillende plaatsen en op verschillende wegen via de website te raadplegen, meebrengt, dat een gevorderd verbod daarop algemener van zin kan zijn, net als dat het geval kan zijn bij een verbod op (herhaling van) uitlatingen in de toekomst (Zie Hoge Raad 3 januari 1964, NJ 1964, 445). In het gevorderde verbod is, mede in het licht van wat is voorgevallen en wat hierboven onrechtmatig is geoordeeld, voldoende afgebakend geformuleerd wat naar een redelijke uitleg wel en wat niet onder het verbod wordt begrepen.
Dit verbod zal worden toegewezen met dien verstande dat [gedaagde sub 1] c.s. zullen worden bevolen de genoemde publicaties te verwijderen binnen 3 dagen na de datum van dit vonnis.
4.19. De rechtbank ziet voldoende aanleiding om aan het bovenstaande een dwangsom te verbinden met dien verstande dat die zullen worden gemaximeerd als in het dictum bepaald.
4.20. Ten aanzien van de gevorderde rectificatie hebben [gedaagde sub 1] terecht aangevoerd dat deze verder gaat dan het recht zetten van feitelijke onjuistheden. De rechtbank zal de door [eiseres] geformuleerde concept-rectificatie daarom slechts voor zover het de eerste twee volzinnen betreft, overnemen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat ook de rectificatie binnen 3 dagen na de datum van dit vonnis op de website AIP geplaatst dient te worden.
4.21. [gedaagde sub 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten € 67,98 (Gerechtsdeurwaarder C.P.F.M. Kamphuis-Hendriks te Almelo)
- betaalde explootkosten € 22,66
- informatiekosten € 7,00
- salaris gemachtigde € 816,00
- griffierecht € 73,00
Totaal € 986,64
Aangezien aan [eiseres] een toevoeging is verleend dienen het salaris gemachtigde en 75% van de explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Utrecht.
De nakosten, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt [gedaagde sub 1] c.s. om binnen 3 dagen na de datum van dit vonnis de onder hun invloed geplaatste artikelen met daarin verwijzingen naar [eiseres], persoonsgegevens van [eiseres], en al het beeldmateriaal van [eiseres], van de website AIP en het internet te verwijderen en verwijderd te houden,
5.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3. gebiedt [gedaagde sub 1] c.s. om binnen 3 dagen na de datum van dit vonnis de navolgende rectificatie op de website “allesinperspectief.nl” te plaatsen:
“Alles in perspectief beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat mevrouw [eiseres] op enigerlei wijze geweld tussen Koerden en Turken zou goedkeuren. Ten onrechte werden opmerkingen met een dergelijke strekking in artikelen op onze website geplaatst, deze opmerkingen berusten niet op de waarheid.”,
5.4. veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 986,64, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, waarvan een bedrag van € 883,98 te voldoen aan de griffier op het moment dat de veroordeelde partij een nota van de rechtbank daarvoor heeft ontvangen,
5.5. veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s., indien niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.