ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3469

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-446856-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 april 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarde van klinische opname en behandeling in een instelling, zoals opgelegd in een eerder vonnis van 7 maart 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd deze voorwaarde heeft overtreden, wat aanleiding gaf tot de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging.

Tijdens de zitting op 19 maart 2012 bleek dat de veroordeelde inmiddels in behandeling was bij een psychiater en dat er begeleiding vanuit het Jeugd ACT, thans ACT express, werd opgestart. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde gemotiveerd is om aan zijn behandeling te werken. Gezien de omstandigheden, waaronder de leeftijd en de persoonlijke situatie van de veroordeelde, heeft de rechtbank besloten om niet de gehele vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, maar een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank oordeelt dat een gedeeltelijke tenuitvoerlegging passend is, omdat de veroordeelde hierdoor de consequenties van het niet voldoen aan de voorwaarden ondervindt, terwijl er ook een voorwaardelijk strafdeel overblijft. Dit biedt de veroordeelde de kans om onder begeleiding van ACT express te laten zien dat hij zich aan de voorwaarden kan houden. De rechtbank gelast dat een gedeelte van twee maanden van de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd, terwijl de vordering voor het overige wordt afgewezen. Deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/446856-09
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het wetboek van strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
verblijvende te Zilvergeldstraat 45 te Utrecht,
GBA-adres: [adres],
[woonplaats],
thans gedetineerd voor een andere zaak te P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere,
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis d.d. 7 maart 2011;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 21 november 2011;
- de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door de raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
2 De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich klinisch zal laten opnemen en behandelen in Wier of een soortgelijke instelling, gedurende de termijn van een jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht en dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Leger des Heils Utrecht.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 21 maart 2011.
Blijkens inlichtingen van het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering d.d. 25 oktober 2011 heeft veroordeelde zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarde dat hij zich klinisch zal laten opnemen en behandelen in Wier of een soortgelijke instelling, gedurende de termijn van een jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht .
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd een bijzondere voorwaarde van voornoemd vonnis heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering echter niet in zijn geheel toewijzen en overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het adviesrapport van de Reclassering volgt dat de bedreigende houding van de veroordeelde de reden was voor het beëindigen van de behandeling bij Wier. De behandelaar van Wier geeft aan dat de veroordeelde wellicht te jong is om in een volwassenensetting te verblijven zoals bij Wier. In deze instelling heeft een veroordeelde relatief veel vrijheid terwijl tegelijk een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en de motivatie van een veroordeelde. Voor de betrokken veroordeelde zou dit mogelijk teveel zijn geweest.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de veroordeelde in een instelling is geplaatst waarvan naderhand is gebleken dat deze niet geheel passend was, gelet op de leeftijd en persoonlijkheid van veroordeelde. De rechtbank overweegt dat het niet slagen van de behandeling hierdoor mogelijk niet geheel aan de veroordeelde te wijten is.
Ter terechtzitting van 19 maart 2012 blijkt dat de veroordeelde thans in behandeling is bij een psychiater voor zijn agressie en dat begeleiding vanuit het Jeugd ACT – thans de ACT express – wordt opgestart. De rechtbank heeft tevens geconstateerd dat de veroordeelde hier gemotiveerd voor is.
Op grond van het bovenstaande overweegt de rechtbank dat een gehele tenuitvoerlegging niet op zijn plaats is. Zij acht een gedeeltelijke tenuitvoerlegging passend omdat de veroordeelde hierdoor wel de consequentie van het niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden ondervindt, maar er tegelijk een voorwaardelijk strafdeel overblijft waardoor er voor de veroordeelde voorwaarden blijven gelden gedurende de resterende proeftijd. De veroordeelde krijgt de gelegenheid om onder begeleiding van de ACT express te laten zien dat hij zich aan de aan hem gestelde voorwaarden kan houden.
3 De beslissing.
De rechtbank gelast dat een gedeelte groot 2 maanden van de voorwaardelijke gevangenisstraf, die bij vonnis d.d. 7 maart 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummers 16/446856-09, 16/504130-10, 16/601033-10 en 16/247472-10, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd, vastgesteld bij vonnis van 7 maart 2011, moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Leger des Heils, ook als dat inhoudt begeleiding door ACT express.
Zij wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie
d.d. 21 november 2012 voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.S. Koppert, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en
mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.T. de Muinck-Dezentje en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 april 2012.