ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3600

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601146-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met braak in woning

Op 26 maart 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 27 november 2011 samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning in Veenendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie beschouwde het feit als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 89 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal door middel van braak, waarbij hij zich toegang heeft verschaft tot de woning. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601146-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. E.D. van der Elst, advocaat te Veenendaal.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 27 november 2011 al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de poging tot inbraak. Verdachte is, aldus de verdediging, ook op geen enkele manier te linken aan de ten laste gelegde poging tot inbraak. Er is geen DNA van hem aangetroffen op de in de tuin van de woning gevonden breekijzers. De verbalisant die achter een persoon die probeerde in te breken is aangerend, heeft geen signalement van die persoon gegeven. De verbalisant is die persoon uit het oog verloren en heeft niet gezien wie er is aangehouden en of verdachte degene is achter wie zij is aangerend. Verdachte is weggerend toen hij de politie zag omdat hij nog een behoorlijke boete voor het rijden zonder rijbewijs open had staan.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Op 27 november 2011 ziet aangeefster [aangever 1] kort voor 17.00 uur dat een auto voor haar woning aan de [adres] te [woonplaats] stopt, dat een persoon uitstapt en vervolgens aanbelt aan haar voordeur. Als de voordeur niet geopend wordt, ziet zij de man weglopen en korte tijd later hoort zij gebonk aan de linkerzijde van haar woning.
[verbalisant 1] is omstreeks 17.00 uur ter plaatse en is via de poortdeur naar de achterzijde van de woning [adres] gegaan. Zij zag aan de achterzijde van de woning twee personen die aan de deur aan het wrikken waren. De twee personen renden weg. Zij is achter de lange persoon aangerend. Toen deze persoon langs de brandweerkazerne rende in de richting van de [adres], zag zij dat een onopvallende politieauto op de [adres] reed en dat een collega uit die auto stapte. Ze zag dat de lange persoon de [adres] op rende en dat die collega achter de lange persoon aanrende. Enkele seconden later hoorde zij collega [verbalisant 2] over de portofoon melden dat de betreffende persoon was aangehouden.
Toen verbalisant [verbalisant 2] kwam aanrijden, zag hij een persoon vanuit de [adres] op komen rennen. [verbalisant 2] is achter die persoon aangerend en heeft die persoon aangehouden. De aangehouden persoon bleek te zijn genaamd [verdachte], verdachte.
Bij het op 28 november 2011 uitgevoerde sporenonderzoek is geconstateerd dat is geprobeerd de achterdeur van de woning aan de [adres] open te breken met behulp van een breekvoorwerp.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de persoon is achter wie verbalisant [verbalisant 1] vanuit de achtertuin van [adres] is aangerend. Zij zag immers dat de verbalisant die in de [adres] uit de auto stapte, is aangerend achter dezelfde persoon als waar zij eerst achteraan rende. Deze verbalisant heeft die persoon, die verdachte bleek te zijn, vervolgens aangehouden.
Het verweer dat niet vaststaat dat verdachte degene is achter wie verbalisant [verbalisant 1] is aangerend, wordt dan ook verworpen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 november 2011 te Veenendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) naar hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of dat weg te nemen dat geld en/of dat/die goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld: zijnde en hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
- naar de achterzijde van voornoemde woning gelopen en
- (vervolgens) met een breekvoorwerp, doende geweest om een achterdeur van voornoemde woning te forceren,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank toch tot een veroordeling komen, dan heeft de verdediging bepleit om- gelet op de tijd die verdachte voor dit feit reeds in voorarrest heeft gezeten- te volstaan met een gevangenisstraf van 89 dagen, gelijk aan het voorarrest, zonder bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft er hierbij op gewezen dat verdachte zelf doende is om werk en woonruimte te regelen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft geprobeerd samen met een ander in te breken in een woning.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht dan wel dat daartoe een poging is gedaan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 89 dagen, gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoeme-ting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren. Deze oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf ter zake van een (poging) tot een woningin-braak een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De rechtbank ziet -in afwijking van de vordering van de officier van justitie en het uitgebrachte reclasseringsrapport- gelet op de tijd die verdachte inmiddels in voorarrest heeft doorgebracht geen aanleiding meer tot het opleggen van een voorwaardelijke straf.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 89 dagen
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 maart 2012.