ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3606
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.A.M. van Straalen
- L.M.G. de Weerd
- R.P. den Otter
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in poging tot inbraak na onvoldoende bewijs
In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een poging tot inbraak op 27 november 2011, heeft de rechtbank Utrecht op 26 maart 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd aangetroffen in de buurt van een auto die voor de woning van de aangeefster stopte. De aangeefster verklaarde dat een persoon uit de auto op de uitkijk stond, maar kon de verdachte niet identificeren. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster te vaag was en niet voldoende bewijs bood om de verdachte schuldig te verklaren. Er was geen (foto) confrontatie geweest waarbij de aangeefster de verdachte had kunnen aanwijzen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die door de officier van justitie werden aangevoerd niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak te bevestigen.
Tijdens de zitting op 12 maart 2012 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd daarom vrijgesproken van de beschuldiging.
De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, onder leiding van voorzitter mr. C.A.M. van Straalen, en in aanwezigheid van de andere rechters. De rechtbank heeft ook het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.