ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3633

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600168-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 maart 2012 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de veroordeelde, geboren in 1983 en thans verblijvende in PI Utrecht. De maatregel was eerder opgelegd voor de duur van twee jaar, met de verplichting voor het openbaar ministerie om binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te rapporteren over de noodzaak van voortzetting. Tijdens de zitting op 12 maart 2012 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman mr. M.J. Lamers, en de getuige-deskundige M. van Doorn.

Het voortgangsverslag van 1 maart 2012, opgesteld door M. van Doorn, adviseerde om de ISD-maatregel voort te zetten. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde zich niet gemotiveerd toonde voor een klinische of ambulante behandeling, ondanks dat het NIFP een behandeling in de forensische verslavingskliniek Basalt had geïndiceerd. De rechtbank heeft overwogen dat de ISD-maatregel niet alleen is opgelegd voor behandeling, maar ook ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de stelselmatige recidive van de veroordeelde.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen aanleiding was om de maatregel te beëindigen, gezien het risico op recidive en overlast voor de maatschappij. De rechtbank heeft de verzoeken van de raadsman om de maatregel met drie maanden te verlengen en om een tussentijdse toetsing te gelasten, afgewezen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet, waarbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de maatregel bij de veroordeelde ligt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600168-11
Datum uitspraak: 26 maart 2012
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
thans verblijvende in PI Utrecht, locatie Wolvenplein.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 14 juni 2011 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het openbaar ministerie binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van dat vonnis dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
- een de veroordeelde betreffend voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD- maatregel, d.d. 1 maart 2012, opgemaakt door M. van Doorn, individueel trajectbegeleider in de PI Utrecht, locatie Wolvenplein, waarin wordt geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 12 maart 2012, waarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie,
- de veroordeelde,
- de raadsman van de veroordeelde, mr. M.J. Lamers te Utrecht,
- de getuige-deskundige de heer M. van Doorn, individueel trajectbegeleider in de PI Utrecht, locatie Wolvenplein.
OVERWEGINGEN:
In voornoemd voortgangsverslag van 1 maart 2012 is onder meer het volgende vermeld.
De algemene indruk die betrokkene oproept bij de functionarissen die betrokken zijn bij het uitvoeren van de ISD-maatregel, is het beeld van een zeer egocentrische man die sec zijn eigen doelen nastreeft. Gelet op zijn houding en de bevindingen uit het psychologische assessment, is betrokkene voorgedragen bij het NIFP voor een klinisch traject. Het NIFP heeft betrokkene geïndiceerd voor een behandeling in de forensische verslavingskliniek Basalt en er is een intake geregeld. Betrokkene heeft geweigerd voor de intake te tekenen en heeft zelfs geweigerd bij Basalt te gaan kijken. Vanwege het heftige gebruik van o.a. GHB, wat betrokkene overigens ten stelligste ontkent, wordt onder andere een neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk geacht. Dit om te onderzoeken of de hersenen van betrokkene wel of niet zijn aangetast door het middelengebruik om zodoende een gepaste behandeling te kunnen geven. Betrokkene is niet gemotiveerd voor een klinische of ambulante behandeling. Het advies is om de maatregel voort te zetten. Indien de maatregel thans wordt opgeheven is de kans op recidive zeer hoog.
Getuige-deskundige M. van Doorn heeft ter zitting verklaard dat veroordeelde mogelijk ongeveer 4 tot 6 maanden in de door het NIFP geïndiceerde kliniek in een gesloten setting zou moeten worden opgenomen voor observatie en verdiepingsdiagnostiek. Veroordeelde verzet zich daartegen. Er zijn weinig mogelijkheden voor een alternatieve behandeling in een andere kliniek. Het heeft niet de voorkeur van het NIFP om veroordeelde in een psychiatrische kliniek te laten behandelen. De getuige-deskundige heeft ter zitting aangegeven dat hij de zaak opnieuw zou kunnen voorleggen aan het NIFP.
De veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij niet bij voorbaat iedere klinische behandeling weigert. Tot nu toe heeft hij alleen gehoord dat hij naar de verslavingskliniek Basalt in Almere kan gaan. Dat heeft hij afgewezen omdat hij een behandeling van 4 tot 6 maanden in een gesloten setting te lang vindt. Veroordeelde heeft toegelicht dat deze periode ook nog langer zou kunnen duren. Verder heeft betrokkene verklaard dat er een aantal onjuistheden in het voortgangsverslag staan.
De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat er op dit moment sprake is van een patstelling. Vanuit de ISD wil men dat veroordeelde zich laat behandelen in een gesloten setting bij verslavingskliniek Basalt; over alternatieven wordt niet gesproken. Veroordeelde wil, aldus de raadsman, wel meewerken aan een klinische opname, maar in een andere kliniek. De raadsman verzoekt om de ISD-maatregel met drie maanden voort te zetten en na afloop van die termijn een zitting te bepalen om de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel opnieuw te toetsen. Op die manier wordt, aldus de raadsman, de vinger aan de pols gehouden en wordt voorkomen dat de ISD-maatregel afstevent op een kale detentie.
De rechtbank overweegt allereerst dat de ISD-maatregel niet enkel is opgelegd om tot een zinvolle behandeling te komen, maar dat deze maatregel ook strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de stelselmatige recidive van veroordeelde. Uit voornoemd voortgangsverslag volgt dat wanneer de ISD-maatregel van de veroordeelde op dit moment zou worden beëindigd, een groot risico bestaat op overlast voor de maatschappij.
De rechtbank overweegt vervolgens dat het in de gegeven omstandigheden niet aan veroordeelde is om te bepalen in welke kliniek hij zou moeten worden opgenomen. Mogelijk zou dit anders kunnen zijn indien het NIFP in redelijkheid niet tot de keuze voor deze kliniek had kunnen komen. Van een dergelijke situatie is hier echter geen sprake. De keuze voor Basalt is deugdelijk onderbouwd, evenals het oordeel dat er weinig mogelijkheden bestaan voor een andere setting. Het feit dat veroordeelde zich hierin niet kan vinden, staat dan ook niet in de weg aan de voortzetting van de ISD maatregel.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat er op dit moment geen aanleiding bestaat om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te beëindigen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om reeds thans een nadere tussentijdse toetsing van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel te gelasten. Het enkele feit dat er op dit moment een patstelling bestaat over de wijze van uitvoering van de ISD-maatregel, maakt dit niet anders. Deze patstelling komt immers geheel voor rekening van veroordeelde.
De veroordeelde kan, indien hij dit nodig acht, om een verdere tussentijdse toetsing van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [verdachte] voornoemd, wordt voortgezet.
Aldus gedaan door mrs. R.P. den Otter, L.M.G. de Weerd en C.A.M. van Straalen, bijgestaan door mr. M.J.C.J. Evers als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 26 maart 2012.