ECLI:NL:RBUTR:2012:BW3633
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.P. den Otter
- L.M.G. de Weerd
- C.A.M. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 maart 2012 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de veroordeelde, geboren in 1983 en thans verblijvende in PI Utrecht. De maatregel was eerder opgelegd voor de duur van twee jaar, met de verplichting voor het openbaar ministerie om binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te rapporteren over de noodzaak van voortzetting. Tijdens de zitting op 12 maart 2012 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman mr. M.J. Lamers, en de getuige-deskundige M. van Doorn.
Het voortgangsverslag van 1 maart 2012, opgesteld door M. van Doorn, adviseerde om de ISD-maatregel voort te zetten. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde zich niet gemotiveerd toonde voor een klinische of ambulante behandeling, ondanks dat het NIFP een behandeling in de forensische verslavingskliniek Basalt had geïndiceerd. De rechtbank heeft overwogen dat de ISD-maatregel niet alleen is opgelegd voor behandeling, maar ook ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de stelselmatige recidive van de veroordeelde.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen aanleiding was om de maatregel te beëindigen, gezien het risico op recidive en overlast voor de maatschappij. De rechtbank heeft de verzoeken van de raadsman om de maatregel met drie maanden te verlengen en om een tussentijdse toetsing te gelasten, afgewezen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet, waarbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de maatregel bij de veroordeelde ligt.