ECLI:NL:RBUTR:2012:BW4804

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604012-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 april 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 mei 2010 in [woonplaats] ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [naam], geboren op [1995], die toen nog geen zestien jaren oud was. De verdachte heeft bekend dat hij de minderjarige heeft (tong)gezoend en op verschillende plekken van haar lichaam heeft betast. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat de verdachte de vagina van het slachtoffer heeft betast of gestreeld, wat heeft geleid tot een partiële vrijspraak voor dat onderdeel van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen, waarbij de instemming van de minderjarige niet ter zake doet gezien het leeftijdsverschil van 18,5 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, die kan worden omgezet in 50 dagen hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken opgelegd met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat deze straf dient om de verdachte bewust te maken van de ernst van zijn daden en de noodzaak om terughoudend te zijn in de omgang met minderjarigen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak inhoudelijk hebben behandeld en de vordering van de officier van justitie hebben overwogen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, maar heeft het bewezenverklaarde feit als strafbaar aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604012-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [woonplaats] op [1976]
wonende te [woonplaats], [adres]
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 maart 2012, waarbij de officier van justitie en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ontucht heeft gepleegd met [naam] die toen nog geen 16 jaren oud was, door [naam] te (tong)zoenen en op meerdere plekken van het lichaam te betasten en te zoenen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van ten laste gelegde feit met uitzondering van het bestanddeel betasten/strelen en/of zoenen van de vagina, waarvoor partiële vrijspraak wordt verzocht.
4.2 Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft geen verweer gevoerd. Verdachte heeft een bekennende verklaring ten aanzien van het ten laste gelegde feit afgelegd met uitzondering van het bestanddeel het betasten/strelen en/of zoenen van de vagina.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigen bewezen dat verdachte de vagina van [naam] heeft betast/gestreeld dan wel gezoend. Verdachte heeft vanaf het begin consequent verklaard dat dit niet is gebeurd. Nu de aangifte op dat punt niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, gaat de rechtbank hierbij uit van de juistheid van de verklaring van verdachte ter zitting. Ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging zal dan ook partiële vrijspraak volgen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en heeft daarbij gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tegenover de politie en ter terechtzitting ;
- de aangifte ;
- de verklaring van [naam] ;
Bewijsoverweging met betrekking tot het bestanddeel “ontuchtige handelingen”
De verdachte heeft feitelijke handelingen bekend en verklaard “dat hij fout was… omdat zij minderjarig is” , maar heeft ook meermalen benadrukt dat [naam] deze handelingen zelf wilde.
De rechtbank overweegt naar aanleiding daarvan het volgende:
Kinderen die jonger dan 16 jaar zijn bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en zijn in het algemeen niet of onvoldoende in staat zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zij behoeven daarom op seksueel gebied bescherming, soms ook tegen wat zijzelf willen. Dat geldt bijvoorbeeld wanneer sprake is van een ongelijkwaardige relatie, zoals met een (veel) oudere persoon.
De wetgever heeft seksuele handelingen waarbij die beschermingsbehoefte in het oog springt strafbaar gesteld als ontuchtige handelingen.
Instemming van de jongere is wel van belang wanneer seksueel gerichte handelingen plaatsvinden in een gelijkwaardige relatie (bijvoorbeeld bij een gering leeftijdverschil en binnen een affectieve relatie). Door de jongere gewilde handelingen zijn dan in het algemeen niet aan te merken als ontuchtige handelingen.
Van gelijkwaardigheid is hier echter geen sprake, reeds op grond van het leeftijdverschil van 18 ½jaar. Er is dus sprake van ontuchtige handelingen. Instemming van de jeugdige doet dan niet ter zake.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 3 mei 2010 te [woonplaats] met [naam], geboren op [1995], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
(tong)zoenen en betasten/strelen en zoenen op meerdere plekken van het
(onbedekte) lichaam, waar onder de nek en de borsten en de buik;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf voor de duur van 140 uur, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest en indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht vervangende hechtenis van 70 dagen;
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft geen strafmaat verweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat net 15 jaar oud was. Dergelijke feiten maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van een slachtoffer in een kwetsbare levensfase.
De rechtbank houdt verder rekening met de relatief geringe ernst van het feit en het lange tijdsverloop tussen het plegen van het feit en het ter zitting brengen van de zaak.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Verdachte heeft vanaf het begin besloten open kaart te spelen en ten aanzien van het bewezen verklaarde zowel bij de politie als ter terechtzitting een bekentenis afgelegd. Ook dat aspect zal de rechtbank laten meewegen in haar oordeel.
Alles overwegend acht de rechtbank, een werkstraf voor de duur van 100 uur te vervangen door 50 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
Deze straf dient ervoor om verdachte duidelijk te maken dat het strafbaar is om ontuchtige handelingen te plegen met personen onder de 16 jaar en om verdachte voor de toekomst ervan te doordringen dat hij de grootst mogelijke terughoudendheid moet betrachten bij personen die jonger dan 16 jaar zijn.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast;
- stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en
mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 april 2012.