parketnummer: 16/601099-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 april 2012
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
thans verblijvende in de P.I. Utrecht – Huis van Bewaring Wolvenplein
raadsman mr. S.D. Kurz, advocaat te Vleuten
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 12 november 2011 samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] te Utrecht door zich de toegang tot die woning te verschaffen door de schuifpui van die woning te forceren;
feit 2 primair: op 15 januari 2012 samen met anderen kentekenplaten heeft gestolen van [aangever 1];
feit 2 subsidiair: op 15 januari 2012 samen met anderen kentekenplaten heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij wisten althans moesten vermoeden dat deze door enig misdrijf waren verkregen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al het hem tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en, ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit, tevens op de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2012.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde feit en heeft vrijspraak voor dit feit bepleit. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de mannen die zijn aangehouden de mannen zijn geweest die hebben geprobeerd in te breken in een woning. Ook staat niet vast dat het breekijzer waarvan sporen aan de woning zijn aangetroffen door verdachte of de andere aangehouden jongens is gebruikt, nu er geen sporen op het breekijzer zijn aangetroffen en niemand dit breekijzer in handen van verdachte of een van de andere jongens heeft gezien. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat dit bewezen kan worden verklaard, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 maart 2012. Nu verdachte heeft verklaard zelf de kentekenplaten te hebben gestolen, is van medeplegen geen sprake.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van het hieronder weergegeven bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] te Utrecht, door de schuifpui van deze woning te forceren.
Getuige [getuige 1] hoort op 12 november 2011 omstreeks 20:45 uur klapgeluiden komend van de [adres] te Utrecht en belt het alarmnummer. [getuige 1] ziet vanuit zijn raam twee personen in de achtertuin staan van het perceel [adres]. Als [getuige 1] iets naar de jongens roept, rennen de jongens de achtertuin uit. Deze achtertuin is afgesloten door middel van een schutting, welke een poortdeur bevat die uit komt op een brandgang.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] begeven zich naar aanleiding van een melding naar de [adres] te Utrecht. Verbalisant [verbalisant 1], die zicht houdt op de [adres], ziet omstreeks 20:54 uur drie personen vanuit de poort/brandgang. waaraan de achtertuin van perceel [adres] is gelegen, over het trottoir in hem tegemoetkomende richting rennen. Ter hoogte van het perceel [adres] blijven de jongens stilstaan om vervolgens weer door te lopen. Hierop houden de verbalisanten de jongens aan, die blijken te zijn: [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte. Verdachte heeft op dat moment een paar stoffen handschoenen, een zaklamp en een zogenaamde ‘multitool’ bij zich.
Ter hoogte van het perceel [adres] wordt een breekijzer aangetroffen. De schuifpui van de woning aan de [adres] staat op een kier, er worden een tiental moeten aangetroffen in het kozijn van de schuifpui en er wordt geconstateerd dat een stukje van de (metalen) schuifpui is afgebroken. De sporen op dit metaaldeeltje zijn toegebracht met de spijkertrekker van het aangetroffen breekijzer.
Bewijsoverweging
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], dat deel uit maakt van het dossier met BVH-nummer (landelijk systeem Basis Voorziening Handhaving) 2011257756-3, volgt dat het breekijzer dat is aangetroffen ter hoogte van het perceel [adres] te [woonplaats], bij de forensische opsporing is aangeboden voor verder onderzoek. Het door de forensische opsporing aan onderzoek onderworpen breekijzer is gewaarmerkt met voornoemd BVH-nummer. Nu er slechts één breekijzer onder BVH-nummer 2011257756-3 in beslag is genomen, kan het niet anders zijn dan dat het door de forensische opsporing onderzochte breekijzer het breekijzer betreft dat door verbalisant [verbalisant 3] is aangetroffen en in beslag is genomen ter hoogte van het perceel [adres] te [woonplaats].
Aanvullende overweging
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waren binnen korte tijd nadat getuige [getuige 1] het alarmnummer had gebeld, ter plaatse. Kort nadat getuige [getuige 1] twee jongens uit de achtertuin van het perceel [adres] heeft zien wegrennen, welke achtertuin uit komt op een brandgang, ziet verbalisant [verbalisant 1][medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en verdachte vanuit een brandgang uit de richting van de achtertuin van perceel [adres] komen. [medeverdachte 1] heeft verklaard in een gangetje te zijn geweest, waar geen licht brandde en verdachte heeft ter terechtzitting van 19 maart 2012 verklaard de hele tijd samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn geweest. Gelet het voorgaande, op het korte tijdsverloop en op het feit dat er geen andere personen ter plaatse zijn aangetroffen, kan het niet anders zijn dan dat degenen die [getuige 1] de achtertuin van de [adres] heeft zien verlaten zich tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en verdachte bevinden. Dat [getuige 1] slechts twee jongens heeft zien wegrennen doet daaraan niet af, nu het zeer wel denkbaar is dat de derde persoon buiten het zicht van de getuige op de uitkijk heeft gestaan.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van het hieronder weergegeven bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen kentekenplaten van [aangever 1] heeft gestolen.
Op 15 januari 2012 bevinden [betrokkene 1], [medeverdachte 2], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en verdachte zich allen in de auto van [betrokkene 1]. Op een gegeven moment zegt een van de jongens dat ze kentekenplaten gaan stelen en hierop rijden ze naar de [adres] te Utrecht. [betrokkene 2] zegt dan “deze kentekenplaten gaan we jatten”, waarop verdachte zegt dat hij de kentekenplaten wel zal pakken. Getuige [getuige 2] ziet dan twee mannen aan de achterzijde van een [naam] personenauto staan. Verdachte neemt vervolgens twee kentekenplaten weg van een [naam] personenauto, toebehorende aan [aangever 1]. Hierop ziet getuige [getuige 2] de twee mannen in een auto stappen, die vervolgens weg rijdt.
Aanvullende overweging
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van medeplegen van de diefstal van de kentekenplaten, nu geen sprake was van gezamenlijke uitvoering omdat het alleen verdachte is geweest die de kentekenplaten heeft weggenomen.
De rechtbank volgt de verdediging daarin niet en overweegt daartoe dat de rollen van verdachte, [betrokkene 1], [medeverdachte 2], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] inwisselbaar waren en er derhalve sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Uit de hiervoor geschetste feiten omstandigheden volgt dat [betrokkene 1], [medeverdachte 2], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op de hoogte waren van het plan om kentekenplaten te gaan stelen. Geen van hen heeft ingegrepen of heeft zich gedistantieerd. Dit duidt in ieder geval op een stilzwijgende samenwerking, hetgeen voldoende is voor medeplegen. Dat verdachte degene is geweest die de kentekenplaten feitelijk heeft weggenomen doet hier niet aan af, nu voor wat betreft de vereiste gezamenlijke uitvoering niet is vereist dat de medeplegers allen eigenhandig aan de uitvoering van de delictshandeling deelnemen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 12 november 2011 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, zich met één of meer van zijn mededaders, naar die woning heeft begeven, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders hebben geprobeerd de schuifpui van die woning te forceren, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Primair
op 15 januari 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kentekenplaten, toebehorende aan [aangever 1].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, met de volgende bijzondere voorwaarden:
- verplicht reclasseringscontact;
- een contactverbod met [medeverdachte 2], geboren op [1995].
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht een vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen zijn doorzocht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft zich tevens samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van kentekenplaten. De gestolen kentekenplaten werden vervolgens over de originele kentekenplaten van een auto bevestigd. Deze slinkse handelswijze was er kennelijk op gericht uit handen van politie en justitie te blijven en brandstof weg te nemen zonder daarvoor te betalen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan nu het op een dergelijke wijze handelen tankstations doorgaans financiële schade berokkent. Ook heeft verdachte bij aangever door zijn handelen ergernis, ongemak en schade veroorzaakt. Dergelijke misdrijven dragen bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij geen oog heeft gehad voor de gevolgen van zijn handelen en zijn eigen financieel gewin voorop heeft gesteld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
- een verdachte betreffend omvangrijk uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte zich reeds eerder schuldig heeft gemaakt aan - onder meer - soortgelijke strafbare feiten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 15 november 2011, opgemaakt door H. van Benthem en R. de Mul, beiden reclasseringswerker, waaruit - onder meer - volgt dat er bij betrokkene enige aanwijzingen zijn voor financiële problemen. Er lijkt geen sprake te zijn van een stoornis bij betrokkene. Betrokkene heeft vanaf zijn 12e tot zijn 17e levensjaar een gezinsvoogd gehad. Ondanks dat dit volgens betrokkene positief verliep is hij toch uit huis geplaatst. De ontvankelijkheid voor begeleiding/behandeling is matig. Betrokkene staat, naar eigen zeggen, niet negatief tegenover een toezicht bij de reclassering. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, gezien het delictverleden, de financiële situatie en de dagbesteding van betrokkene.
Gelet op de ernst van de feiten, in samenhang met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat overeenkomstig de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet, eveneens overeenkomstig de eis van de officier van justitie, aanleiding een deel van de gevangenisstraf, te weten 2 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook maakt deze voorwaardelijke straf reclasseringstoezicht mogelijk.
De rechtbank zal daarbij – mede gelet op de persoon van de verdachte – als bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt. Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 maart 2012 verklaard hier baat bij te kunnen hebben. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal een proeftijd worden verbonden voor de duur van twee jaar.
De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de duur van het onvoorwaardelijke deel van de voormelde gevangenisstraf.
7. Het beslag
7.1. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk oordeelt;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten;
* een paar zwarte stoffen handschoenen;
* een zaklamp;
* een multitool, merk/type Leatherman Micra.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Bakkenes, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 april 2012.