ECLI:NL:RBUTR:2012:BW5188

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
794843 UE VERZ 12-117
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.S. Elkhuizen - Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 14 maart 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, [verweerder], die op 19 december 2011 op staande voet was ontslagen door zijn werkgever, [verzoeker] B.V. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet meer gronden heeft aangevoerd dan die welke reeds waren gebruikt ter onderbouwing van het ontslag op staande voet. Dit betekent dat de dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7:685 BW, niet is aangetoond. De kantonrechter verwijst naar een eerder vonnis in kort geding waarin het handelen van de verweerder niet als een dringende reden werd aangemerkt, wat ook in deze procedure geldt. Hierdoor is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet toewijsbaar.

De verzoeker heeft daarnaast gesteld dat er sprake is van een vertrouwensbreuk tussen partijen, maar de kantonrechter oordeelt dat de omstandigheden niet zodanig zijn gewijzigd dat dit de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de verweerder een strikte geheimhoudingsverplichting had geschonden. De door verzoeker overgelegde verklaringen van andere medewerkers waren niet overtuigend genoeg om de ontbinding te rechtvaardigen. De kantonrechter concludeert dat de aangevoerde omstandigheden, noch op zichzelf, noch tezamen, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen rechtvaardigen.

Als gevolg hiervan heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen en de verzoeker veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verweerder, begroot op € 200,- aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 794843 UE VERZ 12-117 KB 4009
beschikking d.d. 14 maart 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoeker] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.A. Posthumus-Praasterink,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.E.M. de Vries-Blom.
Verloop van de procedure
[verzoeker] heeft op 1 februari 2012 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd.
Het verzoek is ter zitting van 28 februari 2012 behandeld, gelijktijdig met de mondelinge
behandeling van een door [verweerder] bij dagvaarding gevraagde voorlopige voorziening
(zaaknummer 793167 UV EXPL 12-29). Daarvan is aantekening gehouden.
Partijen hebben elk een pleitnotie overgelegd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Feiten
[verweerder], geboren op [1953] en derhalve 58 jaar oud. is op 29 juli 1974 in dienst
getreden van (de rechtsvoorganger van) [verzoeker]. [verweerder] was laatstelijk op basis van een
contract voor onbepaalde tijd werkzaam in de functie van Regionaal Sales Manager tegen
een salaris van €4.882,03 bruto per maand exclusief emolumenten.
Voor de overige feiten verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar het vonnis in kort
geding van 14 maart 2012 tussen onderhavige partijen.
Grondslag verzoek en verweer
[verzoeker] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor zover deze
door het op 19 december 2011 door haar gegeven ontslag op staande voet niet beëindigd zou
zijn. [verzoeker] stelt dat er primair sprake is van een dringende reden en subsidiair van
verandering in de omstandigheden op basis waarvan de arbeidsovereenkomst dadelijk of na
korte tijd behoort te eindigen.
[verzoeker] legt aan haar primaire verzoek ten grondslag dat [verweerder] een (meermaals
medegedeelde geheimhoudingsplicht heeft geschonden en niet zorgvuldig heeft gehandeld.
Subsidiair stelt [verzoeker] dat er sprake is van een verandering van omstandigheden gelegen in
een vertrouwensbreuk tussen partijen. Deze vertrouwensbreuk heeft [verzoeker] onderbouwd met
dezelfde feiten en omstandigheden die aan de dringende reden ten grondslag zijn gelegd.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna –voor zover van belang-
zal worden ingegaan, [verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek
tot ontbinding en --zoals ter zitting aangegeven- subsidiair tot toekenning van een
vergoeding, gebaseerd op de kantonrechtersformule met een correctiefactor 3.
Beoordeling
1. Vooropgesteld wordt dat de kantonrechter zich ervan heeft vergewist of het verzoek
verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
2. Bij de beoordeling van een verzoek tot een voorwaardelijke ontbinding van de
arbeidsovereenkomst, nadat een ontslag op staande voet is gegeven, dient voorop gesteld te
worden dat de dringende reden die aangevoerd wordt op grond van artikel 7:685 BW meer
mag bevatten dan de gronden die zijn gebruikt voor het gegeven ontslag op staande voet. In
de onderhavige procedure heeft [verzoeker] echter niet meer gronden aangevoerd dan de gronden
die reeds zijn gebruikt ter onderbouwing van het ontslag op staande voet. Nadere gronden
zijn niet gesteld of gebleken. De kantonrechter verwijst daarom naar het vonnis in kort
geding tussen partijen waarin vandaag eveneens uitspraak wordt gedaan. Hierin heeft de
kantonrechter het gestelde handelen van [verweerder] niet aangemerkt als een dringende reden,
met als gevolg dat daarvan in de onderhavige procedure eveneens geen sprake is. Ontbinding
van de arbeidsovereenkomst is op deze grondslag dan ook niet toewijsbaar. Dientengevolge
zal in deze procedure alleen nog worden ingaan op de vraag of er sprake is van een
verandering in de omstandigheden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen
partijen rechtvaardigt.
3. [verzoeker] heeft ter onderbouwing van de verandering in omstandigheden gesteld dat haar
vertrouwen in [verweerder] is verdwenen. [verzoeker] heeft deze vertrouwensbreuk onderbouwd
met dezelfde feiten en omstandigheden die aan de dringende reden voor ontslag en
ontbinding ten grondslag zijn gelegd. Het betreft dus wederom de schending door [verweerder]
van een door [verzoeker] opgelegde geheimhoudingsverplichting ten aanzien van de resultaten
van de bij de Store Managers en de Deputy Store Managers afgenomen testen, alsmede de
schending van de geldende zorgvuldigheid.
4. De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van dusdanige wijziging in de
omstandigheden dat deze de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.
Onvoldoende duidelijk - en daarmee onvoldoende aannemelijk - is dat [verweerder] een strikte
geheimhoudingsverplichting heeft opgelegd gekregen door [verzoeker]. De door [verzoeker]
overgelegde (identieke) verklaring van drie Regionaal Sales Managers is daartoe
onvoldoende. [verweerder] heeft een en ander immers gemotiveerd betwist en er onweersproken
op gewezen dat [verzoeker] de Regionaal Sales Managers altijd laat tekenen indien
geheimhouding van belang is. Tussen partijen staat echter niet ter discussie dat is benadrukt
dat alle betrokkenen - - zo ook [verweerder] -- zorgvuldig met het reorganisatieproces en de
bijbehorende testprocedure en -resultaten zouden dienen om te gaan. De kantonrechter is van
oordeel dat [verweerder] wellicht zorgvuldiger tegenover [verzoeker] zou hebben gehandeld als hij
in het geheel geen informatie over de testresultaten had gedeeld met enkele medewerkers.
Daar staat echter tegenover dat aannemelijk is dat [verweerder] (ook) het belang van [verzoeker]
voor ogen heeft gehad toen hij desgevraagd aan in ieder geval twee - of drie - medewerkers
mededelingen heeft gedaan over hun testresultaten. Dat hij [verzoeker] grote onrust had kunnen
ontstaan door die mededelingen van [verweerder] is van onvoldoende gewicht om een
ontbinding te rechtvaardigen. Het is eerder aannemelijk dat [verzoeker] zelf enige onrust heeft
aangewakkerd door het verschuiven van de uitslagen van december 2011 naar januari 2012.
en [verweerder] bij een aantal mensen slechts heeft bedoeld die onrust weg te nemen door het
verschaffen van duidelijkheid.
5. De conclusie op grond van het voorgaande is dat alle door [verzoeker] aangevoerde
omstandigheden noch op zichzelf, noch tezamen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst
kunnen rechtvaardigen. De verzochte ontbinding zal daarom worden afgewezen.
6. [verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het
geding.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze
beschikking begroot op € 200,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.S. Elkhuizen - Koopmans. kantonrechter, en is in
aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2012.