ECLI:NL:RBUTR:2012:BW5188
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.S. Elkhuizen - Koopmans
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst na ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 14 maart 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, [verweerder], die op 19 december 2011 op staande voet was ontslagen door zijn werkgever, [verzoeker] B.V. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet meer gronden heeft aangevoerd dan die welke reeds waren gebruikt ter onderbouwing van het ontslag op staande voet. Dit betekent dat de dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7:685 BW, niet is aangetoond. De kantonrechter verwijst naar een eerder vonnis in kort geding waarin het handelen van de verweerder niet als een dringende reden werd aangemerkt, wat ook in deze procedure geldt. Hierdoor is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet toewijsbaar.
De verzoeker heeft daarnaast gesteld dat er sprake is van een vertrouwensbreuk tussen partijen, maar de kantonrechter oordeelt dat de omstandigheden niet zodanig zijn gewijzigd dat dit de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de verweerder een strikte geheimhoudingsverplichting had geschonden. De door verzoeker overgelegde verklaringen van andere medewerkers waren niet overtuigend genoeg om de ontbinding te rechtvaardigen. De kantonrechter concludeert dat de aangevoerde omstandigheden, noch op zichzelf, noch tezamen, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen rechtvaardigen.
Als gevolg hiervan heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen en de verzoeker veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verweerder, begroot op € 200,- aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.