ECLI:NL:RBUTR:2012:BW7745

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655361-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedrijfsinbraak met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

Op 29 maart 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader betrokken was bij een bedrijfsinbraak in Vianen op 22 december 2011. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zowel diefstal als poging tot diefstal. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van getuigen en de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De getuige had gerammel en trekken aan de tussendeur gehoord en zag de verdachte wegrennen toen zij hem opmerkte. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van braak, aangezien de verdachte en zijn mededader de toegang tot het bedrijfspand hadden geprobeerd te verkrijgen door middel van geweld tegen de deur. De rechtbank achtte de feiten ernstig, vooral omdat de inbraak plaatsvond terwijl een medewerkster in het pand aanwezig was, wat haar in een angstige situatie bracht.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid tot hulpverlening en de steun van zijn ouders. Ondanks eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten, besloot de rechtbank om een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 80 uren. De rechtbank voegde hieraan de bijzondere voorwaarde toe dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechtbank de verdachte ook vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655361-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
Op 22 december 2011 te Vianen samen met een ander een bedrijfsinbraak heeft gepleegd;
2.
Op 22 december 2011 te Vianen samen met een ander heeft gepoogd in een bedrijf in te breken.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen reden is tot schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat het Openbaar Ministerie ten laste heeft gelegd de poging tot inbraak, in vereniging gepleegd, door middel van braak. De verdediging wijst er op niet gebleken is dat er op de deur en het slot sporen van braak zijn waargenomen. De aangever heeft zelfs verklaard dat er geen zichtbare schade is aan de tussendeur en sloten. Verdachte zou al zijn teruggetreden van zijn voorgenomen plan om in te breken. De vraag die gesteld kan worden is of sprake is van een begin van uitvoering. De verdediging heeft zich ten aanzien van dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 30 december heeft [aangever], namens de benadeelde I3 Groep, gevestigd te [vestigingsplaats] aan de Ir. [adres], aangifte gedaan van inbraak in het bedrijf. Op 22 december 2011 heeft een beveiligingsmedewerker het toegangshek van het bedrijf geopend. Om 7.20 uur die dag werd ontdekt dat er was ingebroken. Een centrale deur geeft toegang tot het pand. Vervolgens is er dan een hal met een schuifdeur, die toegang geeft tot het bedrijf en welke deur door middel van een vingerafdruk door de medewerkers kan worden geopend. Deze deur leek te zijn geforceerd. De deur was losgetrokken/losgewrikt. Alle kantooruimtes in het bedrijf zijn doorzocht en van diverse roldeurkasten waren de schuifdeuren geforceerd. Vanuit een kantoor op de eerste verdieping is een kluis weggenomen. Daarnaast zijn nog drie laptops en twee laptoptassen weggenomen.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij op 22 december 2011 met een ander in het bedrijf I3 Groep te Vianen heeft ingebroken, waarbij zij de tussendeur hebben geforceerd en uit het bedrijf de hierbovengenoemde goederen hebben weggenomen.
Op 3 januari 2012 heeft [aangever 2], namens de benadeelde [bedrijf 1], gevestigd te [vestigingsplaats] aan de [adres], aangifte gedaan van een poging tot inbraak in genoemd bedrijf. Hij heeft verklaard dat een medewerkster van het bedrijf op 22 december 2011 omstreeks 07.16 uur gerommel had gehoord aan de tussendeur, welke toegang geeft tot het bedrijf. Toen zij ging kijken zag zij een man, die direct wegrende toen hij haar zag. Toen deze medewerkster naar buiten liep zag zij twee mannen naar een auto rennen en daarmee wegrijden.
Deze medewerkster, de getuige [getuige], was op genoemde datum en tijd werkzaam was in een kantoorruimte grenzend aan de centrale hal. Zij hoorde eerst een soort tikkend geluid, alsof iemand met een toegangspas de tussendeur opent, maar vervolgens gerammel en hard trekken aan de tussendeur in de centrale hal. Ze ging kijken, zag toen een jongen die opkeek, haar zag en toen iets uit de deur trok en wegrende.
Ter zitting van 15 maart 2012 heeft verdachte bekend dat hij samen met een ander heeft geprobeerd om in het bedrijf BnNS Data Logistics BV te Vianen in te breken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit sprake is van braak. De rechtbank komt tot deze conclusie op grond van de verklaring van de getuige [getuige] die immers heeft verklaard dat zij gerammel en hard trekken aan de tussendeur van het bedrijf heeft gehoord en zag dat de persoon bij de tussendeur iets uit de deur trok, alvorens hij wegrende toen ze elkaar zagen. De rechtbank maakt hieruit op dat deze persoon met een voorwerp trachtte het slot van de tussendeur te verbreken om zo toegang tot het bedrijf te krijgen. Nu de betrokken persoon wegrende toen hij de medewerkster van het bedrijf zag, is van vrijwillige terugtred geen sprake.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Op 22 december 2012 te Vianen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand gelegen aan de Ir. [adres] heeft weggenomen goederen (een kluis, drie laptops en twee laptoptassen), toebehorende aan de I3 Groep, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, te weten door de toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand te vernielen en vervolgens deuren van kasten te forceren;
2.
Op 22 december 2011 te Vianen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres]) weg te nemen goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan de [bedrijf 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot voornoemd bedrijfspand hebben willen verschaffen door middel van braak, door te trachten de tussendeur van voornoemd bedrijfspand te verbreken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis met aftrek van het voorarrest waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte direct na zijn aanhouding door de politie volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek en de feiten heeft bekend. Verdachte wil deze zaak afsluiten en zich volledig richten op zijn eigen bedrijf. De ouders van verdachte hebben hem veel steun gegeven en zullen dat ook blijven doen.
Verdachte heeft bij zaken als beïnvloedbaarheid,zijn minderwaardigheidscomplex en ADHD en het maken van verkeerde keuze door verdachte nog steun en begeleiding nodig. Verdachte is ook bereid en gemotiveerd om met de reclassering aan deze items te werken.
De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie en heeft de rechtbank verzocht overeenkomstig te beslissen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak en een poging daartoe. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Ten aanzien van de poging tot de bedrijfsinbraak acht de rechtbank het zeer kwalijk dat verdachte en zijn mededader hebben geprobeerd in te breken terwijl zij wisten dat een medewerkster in het pand aanwezig was . De enige medewerkster van het bedrijf die aanwezig was op op het moment dat verdachte en zijn compaan trachtten in te breken, heeft zich opeens geconfronteerd gezien met twee mannen, die het bedrijf in wilden gaan om daar goederen weg te nemen. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze medewerkster van deze confrontatie geschrokken is en dat zij hiervan psychische gevolgen van zou kunnen ondervinden.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen die zijn handelen voor de betreffende bedrijven kunnen hebben. Hij is enkel uit geweest op persoonlijk financieel gewin. Verdachte dacht met het plegen van deze feiten zijn financiële problemen op te kunnen lossen
Verdachte heeft met zijn handelen overlast en financiële schade veroorzaakt voor de betrokkene bedrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 2 februari 2012, waaruit blijkt dat hij sinds 2007 drie keer eerder is veroordeeld, waaronder één keer voor een soortgelijk delict en daarnaast ter zake van overtreding van
de Opiumwet, een poging tot zware mishandeling, bedreiging en wederspannigheid. Verdachte is voor het laatst veroordeeld door de politierechter te Roermond op 24 maart 2010.
Voorts heeft de rechtbank gelet op een kort rapport van Reclassering Nederland, regio Utrecht-Arnhem d.d. 3 februari 2012 waarin naar voren komt dat reclasseringsbegeleiding geïndiceerd is. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een brief van Reclassering Nederland, regio Utrecht-Arnhem d.d. 8 maart 2012, waarin wordt vermeld dat de reclassering te Roermond geen problemen ziet in een reclasseringstoezicht, nu uit een gesprek tussen verdachte en de reclassering te Roermond is gebleken dat verdachte open stond voor hulpverlening en zich begeleidbaar heeft opgesteld.
Tenslotte heeft de rechtbank kennis genomen van twee door de raadsman van verdachte ter zitting overgelegde stukken, opgesteld door de ouders van verdachte, waarin onder meer naar voren komt dat zijn ouders zeer betrokken zijn bij hun zoon en dat zij hem ook steunen, ook financieel, bij het opzetten van een eigen fietsenzaak in Roermond.
De rechtbank is van oordeel dat voor feiten als de onderhavige en bij een verdachte die eerder voor een vermogensdelict is veroordeeld in beginsel onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen dienen te worden opgelegd. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank hiertoe niet overgaan, omdat zij de positieve ontwikkeling van verdachte niet wil doorkruisen. De rechtbank zal naast een werkstraf een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen teneinde verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank naast de algemene voorwaarde dat geen strafbare feiten worden gepleegd de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact verbinden, opdat verdachte bij zijn eerdergenoemde problematiek begeleiding en zo nodig behandeling zal krijgen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 310 en 31 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van ÉÉN (1) MAAND, voorwaardelijk met een proeftijd van wee jaar;
- bepaalt dat:
* de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
de veroordeelde dient ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland te Roermond;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte voorts tot een werkstraf van TACHTIG (80) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van veertig (40) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 maart 2012.