ECLI:NL:RBUTR:2012:BW7894

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655348-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met bedreiging en pogingen tot woninginbraak

Op 16 mei 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak met bedreiging en twee pogingen tot woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 januari 2012 in Amersfoort een woning is binnengegaan, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen de bewoner die hem betrapte. De verdachte heeft zich losgerukt en gedreigd met een mes, wat leidde tot de diefstal van goederen uit de woning. De rechtbank heeft ook gekeken naar eerdere veroordelingen van de verdachte, die sinds 1978 meerdere keren was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de aangifte van de benadeelde en het bewijs dat de verdachte in de buurt van de woningen was en in het bezit was van inbrekersgereedschap. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging en dat de inbraak niet kon worden bewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft de strafoplegging gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655348-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1960] te [geboorteplaats]
Gedetineerd in de P.I. Utrecht, HvB lokatie Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1 primair:
Op 25 januari 2012 te Amersfoort in een woning aan de [adres] heeft ingebroken, waarbij hij, na betrapping op heterdaad geweld heeft gebruikt door zich los te rukken en heeft gedreigd met geweld door te zeggen dat hij een mes had, bij welke inbraak verdachte een tas met een portemonnee, sleutels en een muts heeft weggenomen.
Subsidiair is dit tenlastegelegd als een poging tot woninginbraak, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld;
2.
Op 25 januari 2012 te Amersfoort heeft getracht in te breken in een woning aan de [adres];
3.
Op 25 januari 2012 te Amersfoort heeft getracht in te breken in een woning aan [adres].
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit op de aangifte en de processen-verbaal van bevindingen van de agenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en van [verbalisant 3] en [verbalisant 4].
Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten baseert de officier van justitie zich op het navolgende. Verdachte was die avond in de directe omgeving van de betreffende woningen, bij welke woningen door middel van het boren van een gaatje in een kozijn van elke van die woningen werd getracht in te breken. Onder het kozijn werd vers zaagsel aangetroffen. Verdachte werd die betreffende dag aangehouden voor een woninginbraak waarbij ook met een boortje een gaatje was geboord. Verdachte heeft bekend dat de rugzak die hij bij zijn aanhouding bij zich had van hem was. In die rugzak zaten onder meer een handboor en vier boortjes. .
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten, nu niet kan worden uitgesloten dat de boorgaatjes die in de kozijnen van de betreffende woningen zijn aangetroffen op 25 januari 2012 al eerder waren aangebracht. Voorts is niet vastgesteld dat de gaatjes met één van de boortjes die bij verdachte zijn aangetroffen is geboord.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat inbreken door middel van het boren van gaatjes in kozijnen in het criminele circuit een bekende methode is en dat niet valt uit te sluiten dat er meerdere personen die avond en nacht in de betreffende buurt actief zijn geweest.
Verdachte dient dan ook van het onder 2 en 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit, de voltooide woninginbraak, heeft de raadsman aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze woninginbraak heeft gepleegd, waarbij hij ook geweld heeft gebruikt. Immers heeft hij zich losgerukt toen hij op heterdaad werd betrapt. De bedreiging met geweld kan naar de mening van de verdediging niet bewezen worden verklaard nu voor een bedreiging nodig is dat de bedreigde gevoelens van angst moet hebben ervaren. Daar is niet van gebleken.
De verklaring van verdachte, afgelegd ten overstaan van de verbalisanten, dat hij gezegd had een mes bij zich te hebben en dat hij dit heeft gezegd om weg te komen, kan niet voor het bewijs worden gebruikt. De verbalisanten hebben verdachte namelijk eerst gevraagd of hij een mes bij zich had, hem toen geboeid en daarna pas de cautie gegeven. Dit is in strijd met een goede procesorde, hetgeen tot bewijsuitsluiting moet leiden.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op 25 januari 2012 heeft [aangever 1] aangifte gedaan van woninginbraak. Hij kwam omstreeks 04.10 uur thuis bij de woning, gelegen aan de [adres] te Amersfoort. Hij zag dat de poortdeur aan de achterzijde van de woning open stond. Hij zag dat een trap tegen de woning was geplaatst en dat op die trap een man stond. Hij begreep dat de man aan het inbreken was. Hij riep de man aan die vervolgens een tas pakte en op [aangever 1] kwam afrennen. [aangever 1] pakte de man bij zijn jas en voelde dat de man zich probeerde los te rukken. Vervolgens zag [aangever 1] dat de man zijn hand in zijn jaszak deed en hoorde hem zeggen dat hij een mes had. [aangever 1] heeft de man toen losgelaten omdat hij zich door de woorden van de man bedreigd voelde en bang was gestoken te worden. Hierop rende de man weg richting perceel [adres] in de [adres]. Hij rende aldaar de tuin in. [aangever 1] achtervolgde de man en belde ondertussen naar het alarmnummer 112. Hij gaf aan de centralist door wat er was gebeurd en waar de man zich verborgen hield. De man rende vervolgens weer weg en [aangever 1] ging opnieuw achter hem aan. Hij zag dat de man zich achter een auto verstopte. [aangever 1] zag inmiddels dat de politie ter plaatse was en wees hen waar de man zich had verstopt. Hierna werd de man aangehouden.
[aangever 1] is vervolgens samen met de politie teruggelopen naar zijn woning en zag in de achtertuin bij de trap een rode muts liggen met daarnaast een handtas met een blauwkleurige portemonnee. Hij herkende deze goederen als eigendom van zijn moeder [betrokkene 1].
Hij zag vervolgens dat een bovenraam openstond en dat links op het openstaande raam een gaatje zat. Het raam werd opengehouden met een bamboestok. Ook zag [aangever 1] dat er een stok stond tegen de muur met aan de bovenzijde een soort haak.
De politie heeft in de tuin van de woning van aangever [aangever 1] twee handtassen en een sleutelbos gevonden, alsmede een soort van hengel, bestaande uit twee delen die met tape aan elkaar waren bevestigd en met een haak aan het uiteinde.
Na de melding over een woninginbraak zijn de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ter plaatse gegaan. Zij reden op de [adres] toen zij aangever [aangever 1] aan zagen komen rennen die hen wees waar verdachte zich had verstopt. [verbalisant 3] zag een man gebukt zitten achter een auto en riep dat de man was aangehouden. De man, verdachte, rende weg maar kon na een korte achtervolging worden aangehouden. In de rugtas die verdachte bij zich had werden onder meer een handboor, een houten kop van een handboor en vier boortjes aangetroffen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de rugzak die hij bij zijn aanhouding bij zich had, zijn eigendom is.
Uit sporenonderzoek aan de woning [adres] bleek dat aan de achterzijde van de woning in een bovenlicht een gaatje was geboord. Via dit gat werd het uitzetijzer van het raam opgelicht, waarna het raam kon worden geopend. Het raam werd opengehouden met een bamboestokje. Via dit raam werd de tas naar buiten gehengeld.
Ten aanzien van feit 2 en 3
In de nacht van 24 op 25 januari 2012 werden in de nabije omgeving van de [adres] te Amersfoort nog twee feiten gepleegd. Ook hier werden gaatjes geboord in kozijnen.
Op 25 januari 2012 heeft [aangever 2] aangifte gedaan van inbraak in haar woning [adres] te Amersfoort. Zij is op de avond van 24 januari 2012 om 23.00 uur naar bed gegaan. Toen zij ‘s-ochtends wakker werd zag zij dat de tuintafel uit de tuin was verplaatst en voor de achterdeur was gezet. Op diezelfde dag omstreeks 12.00 uur viel haar op dat de hendel van de espanjoletsluiting van de achterdeur omhoog stond. Toen zij de hendel naar benden deed zag zij dat er zaagsel op de grond viel. Zij zag dat er recht onder de hendel een boorgat zat. Ook zag zij dat er aan de buitenzijde van de deur vijf gaten zaten die niet geheel doorboord waren. [aangever 2] kon niet zeggen of de dader(s) binnen zijn geweest en of er goederen zijn weggenomen.
Uit sporenonderzoek aan de woning [adres] te Amersfoort is gebleken dat ter hoogte van de espagnoletsluiting van de achterdeur aan de buitenzijde vijf boorgaten zaten met een diameter van 8 mm. Via één van die gaten had men de grendel van de achterdeur ontsloten. In de woning was niets verstoord en waarschijnlijk is men niet in de woning geweest.
Ook [aangever 3] heeft op 25 januari 2012 aangifte gedaan. Het betreft een poging tot inbraak in de woning [adres] te Amersfoort. Zij verliet op 25 januari 2012 in de ochtend haar woning en zag een plank in de voortuin liggen. Zij werd later die dag gebeld door de politie dat er een gaatje in het kozijn aan de voorzijde van haar woning zat en dat er verse houtsnippers op het kozijn lagen. [aangever 3] heeft verklaard dat er geen goederen zijn weggenomen.
Uit sporenonderzoek aan de woning [adres] te Amersfoort is gebleken dat ter hoogte van de bovenste raamgrendel van het draairaam in de stijl een eerste aanzet was van een boor. Er was getracht een gat te boren in de stijl van het raam. Dit was niet gelukt.
Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals onder 4.4 bewezen zal worden verklaard. Hij heeft een bovenlicht geopend door vanaf de buitenzijde een gaatje te boren in het kozijn en middels het zogeheten “hengelen” goederen uit de woning naar buiten gehengeld.
Verdachte is door de bewoner op heterdaad betrapt, is door deze bewoner achtervolgd en is vervolgens op diens aanwijzingen door de politie aangehouden, terwijl hij in het bezit was van een rugzak met daarin onder meer een handboor en boortjes, van welke rugzak verdachte heeft verklaard dat deze zijn eigendom is.
Nadat verdachte op heterdaad was betrapt heeft hij geweld gebruikt tegen aangever door zich los te rukken en heeft hij aangever bedreigd door te zeggen dat hij een mes bij zich had.
Voor de bewezenverklaring van dit bestanddeel volstaat de aangifte als voldoende bewijs, nu niet elk bestanddeel van een delictsomschrijving met twee bewijsmiddelen gedekt behoeft te zijn. De rechtbank heeft geen enkele grond om te veronderstellen dat aangever wat betreft de bedreiging met een mes en het losrukken in strijd met de waarheid zou verklaren. Het verweer van de verdediging strekkende tot bewijsuitsluiting van de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij slechts gezegd heeft dat hij een mes had om aangever af te schrikken, kan om die reden niet tot de kennelijk beoogde partiële vrijspraak leiden.
In dezelfde straat is nog een woning aangetroffen waar is getracht middels het boren van een gaatje een achterdeur te openen. Uit deze woning zijn geen goederen weggenomen en is het bij een poging gebleven.
In een straat vlakbij de hiervoor genoemde woningen is ook getracht om door het boren van een gaatje in een kozijn van een raam in te breken. Ook hier is het bij een poging gebleven.
De rechtbank is van oordeel dat, alles in onderling verband en samenhang bezien, alle drie de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Er is sprake van dezelfde specifieke modus operandi terwijl de inbraak en de twee pogingen daartoe blijkens de aangiften zijn gepleegd in één en dezelfde nacht en de betreffende drie woningen zich vlak bij elkaar bevinden.
Het alternatieve scenario dat de verdediging heeft geschetst, namelijk dat mogelijk iemand anders de pogingen tot inbraak zoals ten laste gelegd onder feit 2 en feit 3 zou kunnen hebben gepleegd acht de rechtbank om bovenvermelde redenen niet aannemelijk, te meer nu uit niets blijkt dat nog een collega van verdachte in diezelfde nacht in dezelfde wijk actief is geweest volgens de door verdachte gebruikte specifieke modus operandi.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair:
Op 25 januari 2012 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning (gelegen aan de [adres]) twee handtassen met daarin onder meer een portemonnee en een sleutelbos en een rode muts, toebehorende aan [aangever 1] en/of [betrokkene 1], waarbij verdachte die goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, immers heeft verdachte
de achtertuin van de woning betreden en een ladder tegen die woning gezet en met een boor een gaatje geboord in het kozijn van het bovenlicht en een stuk hout geplaatst, waardoor het bovenraam open bleef staan en een zogenoemde hengel meegenomen en klaargezet en vervolgens met behulp van die hengel voornoemde goederen via dat raam naar buiten getrokken,
welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- terwijl voornoemde [aangever 1] hem, verdachte had vastgepakt bij zijn jas, zich steeds probeerde los te rukken en
- vervolgens daarbij zijn hand in zijn, verdachtes, jaszak heeft gestoken en tegen die [aangever 1] heeft gezegd: “Ik heb een mes”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
Op of omstreeks 25 januari 2012 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een andere of anderen dan aan verdachte en dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, immers heeft verdachte
met een boor meerdere gaatjes geboord in het kozijn ter hoogte van de espagnoletsluiting, waardoor de grendel werd ontsloten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
Op of omstreeks 25 januari 2012 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een andere of anderen dan aan verdachte en dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, immers heeft verdachte
met een boor een gaatje geboord in het kozijn, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen midsdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
Ten aanzien van feiten 2 en 3:
Telkens poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van veertien (14) maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraken dient ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten geen straf te worden opgelegd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van frequente recidive. Verdachte voldoet niet aan de daarvoor gestelde richtlijnen van vijf veroordelingen in de laatste twee jaar. Er is enkel sprake van gewone recidive.
Tot december 2008 kan gezegd worden dat er sprake was van een doorlopend plegen van inbraken. Nadien houdt dit op. Het is sindsdien een tijd lang rustig geweest omtrent verdachte. Daar moet de rechtbank rekening mee houden.
De inbraak zoals door verdachte gepleegd is niet de ergste soort inbraak. Het is minder erg dan wanneer het hele huis overhoop gehaald wordt. Ook het door verdachte gebruikte geweld en de eventuele bedreiging met geweld zijn van betrekkelijk geringe ernst.
De LOVS-richtlijnen geven een strafoplegging van vijf maanden aan. Daarmee kan wat de verdediging betreft worden volstaan. De verdediging heeft daartoe gewezen op een arrest van het Gerechtshof uit 1976, bekend onder nummer AC6634, in welk arrest het Gerechtshof een straf van 6 maanden gevangenisstraf heeft opgelegd ter zake van een diefstal met geweld, welk geweld bestond uit het steken met een steekvoorwerp.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een voltooide woninginbraak, waarbij hij door middel van het boren van een gaatje in het kozijn een raampje heeft geopend en middels het zogeheten hengelen goederen vanuit die woning zich heeft toegeëigend. Deze woninginbraak heeft verdachte laten volgen door geweld tegen de bewoner die hem op heterdaad had betrapt en door te dreigen dat hij een mes bij zich had.
Voorts heeft verdachte bij twee woningen geprobeerd in te breken door op dezelfde wijze als bij de voltooide inbraak de toegang tot de woning te verkrijgen, namelijk door het boren van een of meerdere gaatjes in het kozijn van die woningen.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Met name de voltooide woninginbraak waarbij verdachte geweld heeft gebruikt en heeft gedreigd met geweld rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Verdachte is enkel uit geweest op persoonlijk financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de mogelijke psychische gevolgen voor de slachtoffers van zijn handelen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 17 april 2012 waaruit blijkt dat verdachte sinds 1978 vele malen eerder is veroordeeld ter zake van onder meer soortgelijke misdrijven tot vrijheidsstraffen, laatstelijk door de politierechter te Haarlem op 27 februari 2009 ter zake van inbraak tot onder meer een gevangenisstraf van 47 dagen.
Voorts heeft de rechtbank gelet op een brief van Reclassering Nederland d.d. 6 maart 2012, waarin wordt vermeld dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsadvies.
De rechtbank is van oordeel dat, met name gelet op het uitvoerige strafblad van verdachte, alsmede gelet op de professionele manier waarop verdachte bij de bewezenverklaarde feiten te werk is gegaan, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te worden opgelegd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd passend is en zal dienovereenkomstig beslissen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
Ten aanzien van feiten 2 en 3:
Telkens poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van VEERTIEN (14) MAANDEN;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 mei 2012.
Mr. M.A.A.T. Engbers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.