parketnummer: 16/654298-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 mei 2012
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 14 januari 2012 heeft ingebroken in een woning te Amersfoort en daarbij onder meer een Volkswagen Passat heeft gestolen,
subsidiair die Volkswagen Passat heeft geheeld;
Feit 2: op 22 januari 2012 heeft ingebroken in een woning te Amersfoort en daarbij sleutels heeft weggenomen;
Feit 3: op 22 januari 2012 heeft ingebroken in een woning te Almere en daarbij een laptop heeft weggenomen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 subsidiair en de feiten 2 en 3 heeft begaan en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van politie, de aangiftes en de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank bij geen van de feiten tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Ten aanzien van feit 1 primair is geen bewijs voorhanden dat verdachte betrokken is bij de inbraak in de woning aan de [adres] te[woonplaats] op 14 januari 2012. Het enkele feit dat bij verdachte een harde schijf is aangetroffen die is weggenomen bij die inbraak, is onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij die inbraak.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair is de verdediging van mening dat moet worden uitgegaan van de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij op het moment dat hij in de auto stapte niet wist dat die auto gestolen was en in de auto door de medeverdachten ook niet is gesproken over de herkomst van de auto. Het was voor verdachte niet zichtbaar dat de auto gestolen was, want er was geen sprake van loshangende draden en de medeverdachte beschikte over een sleutel van het portier en het contactslot. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Dit alles, aldus de raadsvrouwe.
Verdachte heeft weliswaar bekend aanwezig te zijn geweest bij de inbraken op 22 januari 2012, maar er was geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Verdachte is beide keren in de auto blijven zitten en heeft slechts enkele voorwerpen die hem aangereikt werden weggestopt, zonder daarmee de intentie te hebben mee te delen in de buit. Deze handeling zijn onvoldoende om te komen tot medeplegen van de inbraken, zodat verdachte van de feiten 2 en 3 dient te worden vrijgesproken, alles aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Ten aanzien van 1 primair
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit, de inbraak in de woning op 14 januari 2012, heeft begaan vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank zal derhalve verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2 Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Op 22 januari 2012 zagen verbalisanten om 8.00 uur een VW Passat met kenteken [kenteken] rijden zonder verlichting. Er zaten drie personen in de auto. De bestuurder reageerde niet op het stopteken. Na een korte achtervolging en een achtervolging te voet is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden. De derde inzittende, medeverdachte [medeverdachte 1], wist te ontsnappen, maar werd later aangehouden.
De genoemde VW Passat was op 14 januari 2012 gestolen bij een woninginbraak in Amersfoort.
4.3.3 Ten aanzien van feit 2
Op 22 januari 2012 is tussen 05.35 uur en 05.55 uur in de woning van [benadeelde 1] aan [adres] te [woonplaats] ingebroken. Daarbij is een keukenraam geforceerd. Er zijn huissleutels en autosleutels weggenomen. Deze sleutels werden na zijn aanhouding bij verdachte aangetroffen.
4.3.4 Ten aanzien van feit 3
Op 22 januari 2012 is tussen 01.30 uur en 05.00 uur ingebroken in de woning van [benadeelde 2] aan de [adres] te [woonplaats], waarbij een keukenraam is geforceerd. Er is een laptop van het merk Toshiba weggenomen. Genoemde laptop is aangetroffen in de auto waarin verdachte zich op 22 januari 2012 bevond.
4.3.5 Voorts ten aanzien van feit 1 subsidiair en de feiten 2 en 3
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben ter terechtzitting een getuigenverklaring afgelegd in de zaak tegen verdachte.
[medeverdachte 1] verklaarde dat hij in de avond van 21 januari 2012 samen met [medeverdachte 2] bij verdachte in de auto is gestapt. Dat was de VW Passat waaruit hij de volgende ochtend is uitgestapt en weggerend, om te voorkomen dat hij zou worden aangehouden door de politie. Verdachte bestuurde de auto en bleef dat gedurende de hele nacht doen. Op het moment dat hij, [medeverdachte 1], nstapte wist hij dat de auto gestolen was. Hij wist ook dat het de bedoeling was om te gaan inbreken. Dat had hij eerder die avond van een andere vriend gehoord. In de auto is door de inzittenden gesproken over het plegen van woninginbraken. In de wijk [wijk] te Amersfoort werd de auto geparkeerd, dichtbij een woning. Hij, [medeverdachte 2] en verdachte stapten uit en liepen naar een raam van die woning. Verdachte en [medeverdachte 2] braken het raam met een koevoet open en [medeverdachte 1] ging de woning in. [medeverdachte 1] pakte spullen uit de woning en gaf die door het geopende raam aan [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] verliet via de voordeur de woning.
Vervolgens zijn ze met zijn drieën met de auto naar Almere gereden, om daar woningen te zoeken die geschikt waren om in te breken. Nadat de auto geparkeerd was zijn ze weer alle drie uitgestapt en werd het raam van een woning met de koevoet open gebroken. Ze zijn die woning ook ingegaan en hij, [medeverdachte 1], heeft sleutels uit die woning aan verdachte gegeven.
[medeverdachte 2] heeft een nagenoeg gelijkluidende verklaring afgelegd, inhoudende dat verdachte in de avond voordat hij werd aangehouden volgens afspraak de auto ging halen omdat ze van plan waren wat te gaan rondrijden. [medeverdachte 2] wist toen al dat de auto gestolen was. Hij, [medeverdachte 2], stapte samen met [medeverdachte 1] in de auto, waarvan verdachte de bestuurder was. . Daarna parkeerden ze de auto in de buurt van de eerste woning en zijn ze met zijn drieën naar de woning gelopen. Het keukenraam is open gebroken en [medeverdachte 1] is de woning ingegaan. Hij, [medeverdachte 2], en verdachte zijn buiten gebleven.
Daarna stelde verdachte voor om, met behulp van het navigatiesysteem op zijn mobiele telefoon, naar Almere te rijden. In Almere werd de auto geparkeerd bij een woning waarvan het raam op een kier stond. Ze stapten uit en verdachte maakte met een breekijzer het raam open. Hij stond erbij en [medeverdachte 1] stond op enige afstand. Nadat het raam open was gebroken ging [medeverdachte 1] naar binnen en opende de voordeur. Ze zijn daarna even met z’n drieën in de woning gegaan. Hij, [medeverdachte 2], bleef in de deuropening en staan om de spullen van [medeverdachte 1] aan te pakken. [medeverdachte 1] of verdachte heeft de laptop meegenomen. Alles aldus getuige – medeverdachte- [medeverdachte 2].
Op grond van deze getuigenverklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar, omdat ze in grote mate overeenstemmen, de getuigen hun eigen rol niet bagatelliseren en de rol van verdachte niet extra zwaar aanzetten. Uit deze verklaringen volgt dat verdachte als bestuurder van de auto fungeerde en samen met de medeverdachten zocht naar geschikte woningen om in te breken. Verdachte brak bij de eerste woning samen met een medeverdachte het raam open en bleef, toen een medeverdachte in de woning was, buiten staan. Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten naar Almere gereden en hebben ook daar in een woning ingebroken. Verdachte is ook kort in deze woning geweest.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank de gevoerde bewijsverweren.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
hij in de periode van 21 januari 2012 tot en met 22 januari 2012 te Amersfoort,
tezamen en in vereniging met anderen een personenauto (merk Volkswagen,
type Passat, met kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van
het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het (een) door misdrijf verkregen
goed betrof;
2.
hij op 22 januari 2012 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen
op/aan [adres]) heeft weggenomen een huissleutel en een autosleutel,
toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak
op een keukenraam van die woning;
3.
hij op 22 januari 2012 te Almere tezamen en in vereniging met anderen met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen op/aan de
[adres]) heeft weggenomen een laptop (merk Toshiba) toebehorende
aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een keukenraam van die woning;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling
Feit 2 en 3 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken, met als bijzonder voorwaarden de maatregel Hulp en Steun en voorts een werkstraf voor de duur van 180 uur, met aftrekt van het voorarrest. De officier van justitie heeft voorts aangegeven dat hij voornemens is de overige strafbare feiten die in het dossier naar voren komen voorwaardelijk te seponeren, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven –mocht verdachte niet worden vrijgesproken- zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen een woninginbraak in Amersfoort en een woninginbraak in Almere gepleegd. Ze maakten daarbij gebruik van een gestolen auto, die door verdachte werd bestuurd, hoewel hij niet beschikt over een rijbewijs.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen zijn doorzocht.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden merkt de rechtbank op dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten nog minderjarig was. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden samen met anderen met een gestolen auto gedurende een gehele nacht op strooptocht te gaan, ramen van woningen open te breken en waardevolle spullen te stelen. Verdachte was ook degene die zou zorgen voor de afzet van de gestolen goederen.
Voor deze feiten heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen; hij bleef ook ter zitting verklaren dat hij er alleen bij aanwezig was, maar niet meedeed. Deze proceshouding werkt niet ten voordele van verdachte. Hoewel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2012 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en ook zeer sporadisch met politie en/of justitie in aanraking is geweest, baren voornoemde handelingen en houding van verdachte de rechtbank ernstige zorgen.
Uit de opgemaakte rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en het Bureau Jeugdzorg blijkt dat verdachte herstellende is van een scooterongeluk en niet naar school gaat en/of werkt. Verdachte is geschorst uit de voorlopige hechtenis met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun. De heer Benzidane, medewerker Bureau Jeugdzorg, heeft ter zitting aangegeven dat verdachte zich goed aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. Er wordt geprobeerd meer structuur in het leven van verdachte aan te brengen. Ook is het van belang dat verdachte training krijgt in het vergroten van zijn sociale vaardigheden. Bureau Jeugdzorg adviseert verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van een maatregel Hulp en Steun.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Indien verdachte deze feiten zou hebben begaan als meerderjarige zou zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden worden opgelegd. Nu verdachte minderjarig was tijdens het plegen van de delicten en een nagenoeg blanco strafblad heeft, acht de rechtbank passend en geboden aan verdachte, naast de hierna te noemen werkstraf, ook een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze voorwaardelijke straf wordt de bijzondere voorwaarde van de maatregel Hulp en Steun gekoppeld.
Voorts wordt aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 160 uur opgelegd, met aftrek van het voorarrest.
7.1 [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 599,60 ter zake materiële schade voor feit 2, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen.
De verdediging heeft aangevoerd dat vordering voor wat betreft de werkzaamheden van [A] niet onderbouwd is en om die reden dient te worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde, ook de herstelwerkzaamheden aan het raam door [A], is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, hetgeen inhoudt dat verdachte van zijn verplichting tot betaling van de schade zal zijn bevrijd voor zover hij of zijn mededader(s) aan zijn betalingsverplichting heeft/hebben voldaan.
7.2 [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 696,32 ter zake materiële schade en van € 250,-- ter zake immateriële schade voor feit 3.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering voor wat betreft het materiële deel dient te worden toegewezen, met uitzondering van de € 160,--. Het is –aldus de officier- onvoldoende duidelijk geworden dat dit geldbedrag zich in de jas van de benadeelde partij bevond. Ten aanzien van het immateriële deel is de officier van justitie van oordeel dat dit dient te worden gematigd tot € 150,-- .
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering niet eenvoudig is en dan ook niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair is de verdediging van mening dat het geldbedrag uit de jas, te weten € 160,-, dient te worden afgewezen. Tevens dienen de kosten die zien op de vervanging van de Volkswagensleutels te worden afgewezen, nu niet is onderbouwd dat deze sleutels zijn weggenomen aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Er is dan ook geen reden de schade op de verzekering van de benadeelde partij af te wentelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever dat zich in zijn jaszak een geldbedrag van € 160,- bevond. De vordering zal dan ook ten aanzien van dit bedrag worden toegewezen. Ook de kosten van de vervanging van beide autosleutels kunnen worden toegewezen, nu benadeelde partij ter zitting heeft aangegeven dat beide autosleutels zich aan één bos bevonden en deze bos is weggenomen. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, hetgeen inhoudt dat verdachte van zijn verplichting tot betaling van de schade zal zijn bevrijd voor zover hij of zijn mededader(s) aan zijn betalingsverplichting heeft/hebben voldaan.
8.1 De verbeurdverklaring
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen bivakmuts verbeurd te verklaren. De verdediging heeft zich hiertegen verzet omdat verdachte deze muts slechts bij zich had tegen de kou op de bromfiets en niet in verband met de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de stukken blijkt niet dat verdachte in de avond van de bewezen verklaarde feiten gebruik maakte van een bromfiets, terwijl medeverdachten wel verklaren dat verdachte een bivakmuts bij zich had, die hij over zijn gezicht zou trekken, als daartoe aanleiding zou zijn.
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
8.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling
feit 2 en 3: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering (Bureau Jeugdzorg Gelderland) in het kader van een maatregel Hulp en Steun;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 80 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het moment waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 4;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2, 3, 5, 6 en 7;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 599,60, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 599,60 vermeerderd met de wettelijke rente te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 946,32, waarvan € 696,32 ter zake van materiële schade en € 250,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] € 946,32 vermeerderd met de wettelijke rente te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. Y.M. Vanwersch en mr. J.P.M. Schwillens, rechters, in tegenwoordigheid van
D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
15 mei 2012.
Mr. Schwillens is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.