ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9595
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens onterecht doorlaten lopen belastingteruggaven en instabiele financiële situatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker op 17 april 2012. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet het verzoek tot schuldsanering slechts kan worden toegewezen indien de verzoeker te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden in de vijf jaren voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De verzoeker heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 242.407,94, waarvan een deel bestaat uit belastingvorderingen en een vordering van zijn ex-partner inzake alimentatie. De rechtbank constateert dat de belastingvorderingen zijn ontstaan doordat de verzoeker onterecht belastingteruggaven heeft ontvangen, terwijl hij wist dat hij deze niet meer rechtmatig ontving na de verkoop van zijn woning in 2004. Dit heeft geleid tot een onterecht doorlopen van de teruggaven gedurende vijf jaar.
Daarnaast blijkt uit de stukken dat de verzoeker geen pogingen heeft ondernomen om zijn alimentatieverplichtingen te verminderen, terwijl de alimentatieschuld blijft oplopen. De rechtbank concludeert dat de verzoeker niet in staat is om de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling na te komen, en dat er onvoldoende bewijs is van goede trouw met betrekking tot de belastingvorderingen. Gezien deze omstandigheden wijst de rechtbank het verzoek tot schuldsanering af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, en dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.H.F. van Vugt.