ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9599

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/40 R
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens ernstige verzuimen door de schuldenares

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 juni 2012 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die in ernstige mate haar verplichtingen niet is nagekomen. De schuldenares had gedurende de schuldsaneringsregeling een hennepkwekerij in haar woning toegestaan, wat leidde tot een aanzienlijke schuld van € 5.730,81 aan Stedin. Ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder om de situatie op te lossen, heeft de schuldenares nagelaten om adequate informatie te verstrekken en de nodige stappen te ondernemen om haar schulden te verlagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet alleen haar verplichtingen niet is nagekomen, maar ook niet tijdig heeft gecommuniceerd met haar bewindvoerder over de problemen die zij ondervond. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares in zeer ernstige mate heeft verzaakt en dat er geen zicht is op enige baten voor uitdeling aan de schuldeisers. De bewindvoerder had de schuldenares voldoende gelegenheid gegeven om de kwestie op te lossen, maar deze kans is onbenut gelaten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De beslissing houdt in dat de schuldenares niet in aanmerking komt voor verdere bescherming onder de schuldsaneringsregeling en dat de schuldsanering één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis eindigt. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 1.249,-, exclusief btw, en zijn de reiskosten vastgesteld op € 3,70. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.F. van Vugt en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
zaaknummer: 10/40 R
nummer verklaring: UTR0310901146
uitspraakdatum: 26 juni 2012
uitspraak op grond van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet
(“tussentijdse beëindiging schuldsanering”)
enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 2 februari 2010 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende [adres], [woonplaats],
hierna: de schuldenares.
De bewindvoerder heeft op 24 april 2012, binnengekomen ter griffie van deze rechtbank op 26 april 2012, verzocht om de toepassing van de schuldsanering te beëindigen. De rechter-commissaris heeft dit verzoek ondersteund.
De schuldenares en haar bewindvoerder zijn opgeroepen ten einde te worden gehoord ter terechtzitting van 19 juni 2012. Op deze terechtzitting zijn verschenen de schuldenares en mevrouw A.M.J.G. van der Westen, de bewindvoerder.
Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat de schuldenares een bovenmatige schuld heeft laten ontstaan en niet dan wel niet voldoende heeft voldaan aan haar informatieverplichting.
Op 20 december 2010 is er een hennepkwekerij ontdekt in de woning van de schuldenares en naar aanleiding van de hennepkwekerij is er een bovenmatige schuld van € 5.730,81 ontstaan bij Stedin.
De schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat zij verliefd was op een man en in oktober 2010 zich door hem heeft laten overhalen om een hennepkwekerij te plaatsen op de bovenste verdieping van haar woning. Toen zij aangaf dat ze geen hennepkwekerij meer in haar woning wilde, werd ze door deze man en twee andere mannen bedreigd. Omstreeks 12 december 2010 heeft een vriend van de schuldenares twee mannen uit de woning gegooid. Ze zijn niet meer teruggekeerd. De schuldenares heeft de hennepkwekerij niet weggehaald en de stroom aan laten staan. Pas op 20 december 2010 heeft de politie de hennepkwekerij naar aanleiding van een anonieme tip ontdekt en de schuldenares en haar vriend aangehouden. De schuldenares is hierna vrijwillig uit haar woning gegaan, omdat haar huurovereenkomst per 1 maart 2011 is ontbonden. Voorts heeft de schuldenares op 3 januari 2011 aangifte terzake van bedreiging gedaan tegen de drie mannen die de hennepkwekerij bij haar in de woning hebben geplaatst.
De bewindvoerder heeft de bovenstaande kwestie vernomen via een brief van Mitros die via de postblokkade is binnengekomen en heeft binnen een week contact gelegd met de schuldenares via haar maatschappelijke werkster. De schuldenars heeft de bewindvoerder toegezegd dat haar advocaat zou trachten de schuld aan Stedin te verlagen dan wel te schrappen en dat haar vrienden de schuld zouden betalen. Voorts heeft zij aangegeven dat haar advocaat zou pleiten voor niet-strafbaarheid van de schuldenares ten aanzien van vervolging wegens het houden van de hennepkwekerij in haar woning. De bewindvoerder heeft de schuldenares in de gelegenheid gesteld om de kwestie op te lossen en heeft verzocht om haar tussentijds te informeren over de ontwikkelingen. De schuldenares heeft dit nagelaten.
De schuldenares heeft op 21 december 2012 mondeling te kennen gegeven dat zij nog geen bericht had ontvangen van haar advocaat en op 23 april 2012 heeft zij schriftelijk mede gedeeld dat er geen procedure komt terzake de schuld aan Stedin en dat haar advocaat heeft aangegeven dat het bedrag van de schuld aan Stedin correct is, zodat het gehele bedrag aan Stedin betaald dient te worden. De inkomensbeheerder kan € 2.025,02 aan gespaard saldo op de beheerrekening en daarnaast de vrij te laten vakantiegeld van de schuldenares van ongeveer € 488,03 overmaken naar Stedin. Dan resteert er nog € 3.218,76. De bewindvoerder is van mening dat dit bedrag niet in te lopen is gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
Daarbij komt dat er sprake is van een boedelachterstand van € 313,-, die tevens ingelopen dient te worden.
De bewindvoerder is tevens na toelating tot de schuldsaneringsregeling gebleken dat de schuldenares is veroordeeld wegens winkeldiefstal in oktober dan wel november 2009 en dat zij een bedrag van € 470,- diende te betalen aan Stichting Overlastdonatie. Dit bedrag heeft zij na toelating tot de schuldsaneringsregeling betaald aan Stichting Overlastdonatie.
De schuldenares heeft ter zitting verklaard dat er geen andere kwesties bij justitie lopen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, leidt de rechtbank af dat de schuldenares een bovenmatige schuld van
€ 5.730,81 aan Stedin heeft laten ontstaan, doordat zij gedurende de schuldsaneringsregeling heeft toegestaan dat er een hennepkwekerij in haar woning werd gehouden. Dat die kwekerij een grotere omvang kreeg dan de schuldenares bij het verlenen van haar toestemming, naar haar zeggen, voor ogen stond, doet daar niet aan af. Daarbij komt dat de schuldenares de bewindvoerder niet dan wel niet tijdig en uit eigen beweging heeft geïnformeerd. Ze heeft de bewindvoerder niet op de hoogte gesteld van de beweerdelijke problemen met haar vriend en zijn companen, ook niet nadat de dreiging in december 2010 was weggenomen door haar toenmalige nieuwe vriend. De bewindvoerder moest via de postblokkade vernemen dat de huur wegens hennepteelt werd beëindigd. Ook nadat de bewindvoerder haar in de gelegenheid heeft gesteld om de schuld aan Stedin op te lossen en de zaak met haar advocaat zo goed mogelijk te regelen, heeft de schuldenares de bewindvoerder niet geïnformeerd. De schuldenares heeft ter zitting verklaard dat er geen procedure is opgestart voor de verlaging van de schuld aan Stedin en dat zij geen bericht heeft ontvangen van de officier van justitie terzake van een eventuele vervolging vanwege de hennepkwekerij die ontdekt is in haar woning. De bewindvoerder heeft de schuldenares ruim in de gelegenheid gesteld om de kwestie op te lossen en om haar hieromtrent te informeren. Deze kans heeft de schuldenares onbenut gelaten.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de schuldenares uit hoofde van de schuldsaneringsregeling in zeer ernstige mate heeft verzaakt.
Derhalve is er aanleiding de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c en d van de Faillissementswet.
Nu niet is gebleken dat er enige baten zijn voor uitdeling om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, blijft verificatie van vorderingen alsmede het opmaken van de uitdelingslijst achterwege en eindigt de schuldsanering één maand na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
Beslissing
De rechtbank:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling met ingang van één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis;
stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.249,-, exclusief btw, en de reiskosten op € 3,70, waarin begrepen hetgeen reeds bij voorschot is toegekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitge¬spro¬ken op 26 juni 2012.