ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9967

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/654299-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende woninginbraken en opzetheling met gebruik van een gestolen auto

In deze jeugdzaak heeft de rechtbank Utrecht op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1997, die samen met anderen woninginbraken heeft gepleegd. De verdachte maakte gebruik van een gestolen Volkswagen Passat tijdens deze inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 januari 2012 en 22 januari 2012 in Amersfoort en Almere heeft ingebroken, waarbij hij onder andere sleutels en een laptop heeft gestolen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte een werkstraf van 160 uur zou krijgen, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een werkstraf van 100 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 50 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar hem wel schuldig bevonden aan opzetheling en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn goede gedrag na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft ook een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar, en bijzondere voorwaarden verbonden aan de jeugddetentie, waaronder deelname aan Multi Systeem Therapie. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de verdachte moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/654299-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1997] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 14 januari 2012 heeft ingebroken in een woning te Amersfoort en daarbij onder meer een Volkswagen Passat heeft gestolen,
subsidiair die Volkswagen Passat heeft geheeld;
Feit 2: op 22 januari 2012 heeft ingebroken in een woning te Amersfoort en daarbij sleutels heeft weggenomen;
Feit 3: op 22 januari 2012 heeft ingebroken in een woning te Almere en daarbij een laptop heeft weggenomen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 subsidiair en de feiten 2 en 3 heeft begaan en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van politie, de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
De verdediging is van mening dat het evenmin tot een bewezenverklaring kan komen voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, de heling van de auto, nu verdachte pas toen hij in de auto zat te horen kreeg dat de auto gestolen was en hij niet de bestuurder van de auto is geweest. Daarmee heeft verdachte de auto niet voorhanden gehad en dient hij te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, aldus de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Ten aanzien van 1 primair
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit, de inbraak in de woning op 14 januari 2012, heeft begaan vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank zal derhalve verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2 Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Op 22 januari 2012 zagen verbalisanten om 8.00 uur een VW Passat met kenteken [kenteken] rijden zonder verlichting. Er zaten drie personen in de auto. De bestuurder reageerde niet op het stopteken. Na een korte achtervolging en een achtervolging te voet is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] aangehouden. De derde inzittende, medeverdachte Snel, wist te ontsnappen, maar werd later aangehouden.
De genoemde VW Passat was op 14 januari 2012 gestolen bij een woninginbraak in Amersfoort.
Verdachte heeft verklaard dat hij toen hij in de nacht van 21 op 22 januari 2012 in de auto zat te horen kreeg dat de auto gestolen was. Deze verklaring wordt bevestigd door medeverdachte Snel. Snel verklaarde bij de politie dat hij in de avond van 21 januari 2012 samen met verdachte bij [medeverdachte] in de auto is gestapt en dat [medeverdachte] vertelde dat de auto gestolen was.
Uit voornoemde verklaringen concludeert de rechtbank dat verdachte op het moment dat hij werd aangehouden wist dat hij zich in een gestolen auto bevond. Verdachte heeft gedurende meerdere momenten in de avond/nacht voordat hij werd aangehouden de gelegenheid gehad uit de auto te stappen en zich daarmee te distantiëren van het gebruikmaken van die gestolen auto. Dat heeft hij echter niet gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermede wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan opzetheling, het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit.
4.3.3 Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 1 mei 2012 ;
- de aangifte van [benadeelde 1] (feit 2) ;
- de aangifte van [benadeelde 2] (feit 3) .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
hij in de periode van 21 januari 2012 tot en met 22 januari 2012
te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen een personenauto
(merk Volkswagen, type Passat, met kenteken [kenteken]) voorhanden
heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het het voorhanden krijgen van die
personenauto wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 22 januari 2012 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen
op/aan [adres]) heeft weggenomen een huissleutel en een autosleutel,
toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak
op een keukenraam van die woning;
3.
hij op 22 januari 2012 te Almere tezamen en in vereniging met anderen met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen op/aan de
[adres]) heeft weggenomen een laptop (merk Toshiba) toebehorende
aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een keukenraam van die woning;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling
Feit 2 en 3 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 160 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, ook als dit inhoudt het volgen van Multi Systeem Therapie.
De officier van justitie heeft voorts aangegeven dat hij voornemens is de overige strafbare feiten die in het dossier naar voren komen voorwaardelijk te seponeren, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de gevorderde werkstraf te matigen en heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
Na de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte door de rechter-commissaris heeft de officier van justitie opnieuw de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte bevolen voor feiten die reeds uit het proces-verbaal van politie naar voren kwamen, maar die niet genoemd werden op de vordering inbewaringstelling. Vervolgens is verdachte tijdens zijn drie dagen durende inverzekeringstelling slechts gehoord over feit 1 van het
-geschorste- bevel bewaring. De officier van justitie heeft hiermee -aldus de verdediging- misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid, zeker gelet op de zeer jeugdige leeftijd van verdachte. Dit misbruik dient gecompenseerd te worden door matiging van de op te leggen onvoorwaardelijke werkstraf. Voorts heeft de verdediging bepleit een groter deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen een woninginbraak in Amersfoort en een woninginbraak in Almere gepleegd. Ze maakten daarbij gebruik van een gestolen auto.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen zijn doorzocht.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden merkt de rechtbank op dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten slechts 14 jaar oud was. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden samen met anderen gedurende een gehele nacht op strooptocht te gaan, ramen van woningen open te breken en waardevolle spullen te stelen .
Hoewel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2012 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en ook zeer sporadisch met politie en/of justitie in aanraking is geweest, baren voornoemde handelingen de rechtbank ernstige zorgen.
Uit de opgemaakte rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming volgt dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bij zijn vader woonde en er onvoldoende toezicht en controle op hem werd gehouden. Na de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte weer bij zijn moeder gaan wonen en diende hij zich te houden aan de aanwijzingen van de Raad van de Kinderbescherming en/of het Bureau Jeugdzorg, in het kader van een maatregel Hulp en Steun. Mevrouw Bijl, medewerker Bureau Jeugdzorg, heeft ter zitting aangegeven dat verdachte zich goed aan de gemaakte afspraken heeft gehouden en zich begeleidbaar heeft opgesteld. Hij heeft de laatste weken meer vrijheden gekregen. Verdachte staat op een wachtlijst bij De Waag voor een Multi Systeem Therapie. Gelet op de goede ontwikkelingen kan die therapie mogelijk poliklinisch plaatsvinden.
Mevrouw Bijl sluit zich aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van een maatregel Hulp en Steun.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Indien verdachte meerderjarig zou zijn, zou voor deze feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden worden opgelegd. Nu verdachte minderjarig is en niet eerder is veroordeeld, acht de rechtbank passend en geboden aan verdachte, naast de hierna te noemen werkstraf, ook een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze voorwaardelijke straf wordt de bijzondere voorwaarde van de maatregel Hulp en Steun gekoppeld, ook als dit inhoudt deelname aan Multi Systeem Therapie.
Ten aanzien van de op te leggen werkstraf overweegt de rechtbank als volgt.
De verdediging heeft aangevoerd dat strafvermindering dient plaats te vinden in verband met de tweede inverzekeringstelling, na de schorsing van de voorlopige hechtenis door de rechter-commissaris. De rechtbank constateert dat de weergave van de door de verdediging geschetste gang van zaken juist is en is van oordeel dat hiermee sprake is van een vormverzuim dat tot een strafvermindering van 20 uur dient te leiden.
Hiermede rekening gehouden, wordt aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke werkstraf opgelegd van 100 uur, met aftrek van het voorarrest.
7 De benadeelde partij
7.1 [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 599,60 ter zake materiële schade voor feit 2, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen.
De verdediging heeft aangevoerd dat benadeelde waarschijnlijk verzekerd is voor de geleden schade en daarom zijn rekeningen bij de verzekering zou moeten indienen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Er is dan ook geen reden de schade op de verzekering van de benadeelde partij af te wentelen.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, hetgeen inhoudt dat verdachte van zijn verplichting tot betaling van de schade zal zijn bevrijd voor zover hij of zijn mededader(s) aan zijn betalingsverplichting heeft/hebben voldaan.
7.2 [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 696,32 ter zake materiële schade en van € 250,-- ter zake immateriële schade voor feit 3.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering voor wat betreft het materiële deel dient te worden toegewezen, met uitzondering van de € 160,--. Het is onvoldoende duidelijk geworden dat dit geldbedrag zich in de jas van de benadeelde partij bevond. Ten aanzien van het immateriële deel is de officier van justitie van oordeel dat deze dient te worden gematigd tot € 150,-- .
De verdediging heeft aangevoerd dat benadeelde waarschijnlijk verzekerd is voor de geleden schade en daarom zijn rekeningen bij de verzekering zou moeten indienen.
Daarnaast zou de vervanging van de autosleutels niet voor de rekening van verdachte moeten komen, nu de politie deze sleutels na de aanhouding van verdachte heeft aangetroffen en direct had kunnen teruggeven aan de benadeelde partij.
Voor wat betreft het immateriële deel heet de verdediging bepleit dit te matigen, gelet op de beperkte financiële mogelijkheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Er is dan ook geen reden de schade op de verzekering van de benadeelde partij af te wentelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever dat zich in zijn jaszak een geldbedrag van € 160,- bevond. De vordering zal dan ook ten aanzien van dit bedrag worden toegewezen. Ook de kosten van de vervanging van de autosleutels komen voor rekening van verdachte, nu het niet aan de benadeelde partij te wijten is dat hij deze sleutels niet heeft terug gekregen. Verdachte kan zonodig trachten deze schade te verhalen op het OM.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de tijdstippen waarop de successievelijke feiten werden gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, hetgeen inhoudt dat verdachte van zijn verplichting tot betaling van de schade zal zijn bevrijd voor zover hij of zijn mededader(s) aan zijn betalingsverplichting heeft/hebben voldaan.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
8.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De verdediging heeft aangegeven dat tevens beslag is gelegd op de mobiele telefoon van verdachte.
De rechtbank constateert dat in het proces-verbaal van bevindingen in de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen een blackberry wordt genoemd. Deze blackberry staat echter niet vermeld op de beslaglijst.
De rechtbank bepaalt dat voor zover de mobiele telefoon van verdachte in beslag is genomen en nog niet aan verdachte terug is gegeven, deze aan verdachte dient te worden teruggegeven.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling
feit 2 en 3: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering (Bureau Jeugdzorg Gelderland) in het kader van een maatregel Hulp en Steun, ook indien dit inhoudt deelname aan Multi Systeem Therapie;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het moment waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 3 en 4;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2 en 5;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 599,60, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 599,60 vermeerderd met de wettelijke rente te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 946,32, waarvan € 696,32 ter zake van materiële schade en € 250,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] € 946,32 vermeerderd met de wettelijke rente te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. Y.M. Vanwersch en mr. J.P.M. Schwillens, rechters, in tegenwoordigheid van
D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
15 mei 2012.
Mr. Schwillens is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.