ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0040

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601097-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een alleenstaande moeder door een buurman met geweld en bedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 7 mei 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een alleenstaande moeder. De verdachte heeft in de nacht van 11 november 2011 de woning van de aangeefster in Veenendaal binnengedrongen, gewapend met een mes en vermomd met een bivakmuts. Hij heeft de aangeefster bedreigd en met geweld gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij haar letsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als geloofwaardig en consistent beoordeeld, en heeft de verdediging van de verdachte verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol en cocaïne, de aangeefster heeft verkracht en haar heeft bedreigd met geweld tegen haar en haar dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft hem aansprakelijk gesteld voor de schade die de aangeefster heeft geleden, tot een bedrag van € 14.469,93, inclusief immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de wettelijke rente toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601097-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1982] te [geboorteplaats]
thans verblijvende in de PI Utrecht, Huis van Bewaring Nieuwegein, te Nieuwegein
raadsman mr. J. Bredius, advocaat te Zeist
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 april 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
[slachtoffer] heeft verkracht.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen met uitzondering van onderdelen van de tenlastelegging waarvoor hij partiële vrijspraak heeft bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het navolgende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht op de wijze zoals ten laste is gelegd.
Bewijs
Bewijsmiddelen
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op 11 november 2011 de slaapkamer van aangeefster is binnen gekomen en heeft een mes op haar keel heeft gezet. Aangeefster hoorde dat verdachte tegen haar zei: “Als je niets tegen je familie of je vrienden vertelt en als je meewerkt dan zou jou en jouw dochter niets overkomen en dan zou hij als hij klaar was weer weg gaan”. Verdachte bleef dit maar herhalen. Aangeefster voelde dat verdachte op haar ging zitten en zijn hand op haar mond hield. Aangeefster heeft zich verzet en verdachte in zijn gezicht geslagen. Vervolgens begon verdachte op aangeefster in te slaan. Eerst sloeg verdachte aangeefster in haar gezicht en vervolgens tegen de zijkant van haar hoofd.
Verder heeft aangeefster verklaard dat verdachte aan haar haren trok, haar boxershort heeft uitgedaan en haar een hele tijd heeft gevingerd. Aangeefster moest van verdachte met hem tongzoenen en vervolgens op haar buik gaan liggen. Verdachte heeft aangeefster over haar hele lijf gezoend. Verdachte bleef haar ook vingeren. Op een gegeven moment heeft verdachte cocaïne op de billen van aangeefster gelegd, die hij vervolgens heeft opgesnoven.
Verdachte heeft tegen aangeefster gezegd: “Als je niet wilt dat je dochter iets overkomt dan ben je heel lief voor mij.” Als aangeefster niet reageerde op wat verdachte haar vroeg, dan trok hij aan haar haren.
Verdachte heeft de borsten van aangeefster gezoend en in haar borsten geknepen. Vervolgens ging hij aangeefster beffen. Aangeefster moest van verdachte klaarkomen want anders kreeg zij weer het mes op haar keel. Aangeefster moest verdachte (de rechtbank begrijpt: zijn penis) vervolgens in haar mond nemen en hem pijpen.
Op het volgende moment moest aangeefster van verdachte een slipje, een jurk en hoge laarzen aantrekken. Verdachte pakte een touw en bond de handen van aangeefster op haar rug vast. Ook bond hij het touw twee keer om haar nek en ging aangeefster weer vingeren.
Ten slotte moest aangeefster van verdachte op hem gaan zitten en schoof hij zijn penis in haar vagina.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 11 november 2011 rond 04:00 uur ‘s nachts de woning van aangeefster in Veenendaal binnen is gegaan door middel van het inslaan van het glas van een ruitje bij de voordeur. Verdachte was onder invloed van alcohol en cocaïne en hij had een bivakmuts op om niet herkend te worden. Verdachte is vervolgens de slaapkamer van aangeefster binnen gegaan waarna seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden. Deze seksuele handelingen bestonden onder meer uit: vingeren, tongzoenen en orale seks over en weer. Verdachte heeft tussen de seksuele handelingen door cocaïne gebruikt. Ook moest aangeefster van verdachte laarzen aan doen en heeft aangeefster een jurkje aangedaan. Op het moment dat aangeefster verdachte herkende en zijn naam riep, stopte hij met waar hij mee bezig was.
Bij aangeefster is onder meer als letsel een bloeduitstorting bij haar oogkas geconstateerd. Op 11 november 2011 zijn er foto’s gemaakt van het letsel bij aangeefster. Op deze foto’s is buiten het letsel aan het linkeroog, letsel te zien aan de (buiten- en binnenkant van de) bovenlip, letsel achter het rechteroor en letsel in de nek van aangeefster.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de handen van aangeefster had vastgebonden. Nadat de verbalisanten aan verdachte een citaat uit de aangifte hadden voorgehouden over een touw dat hij om de handen van aangeefster en om haar nek zou hebben gebonden, heeft verdachte verklaard dat hij zich iets kan herinneren van een veter of een touw. Een veter is later door de politie op de salontafel in de woning van verdachte aangetroffen samen met een groene bivakmuts, een handgeschreven brief aan aangeefster, een zwart slipje en een vlindermes.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is geweest van het gebruik van een mes, dat verdachte bedreigingen heeft geuit, dat hij geweld heeft toegepast en dat hij aangeefster gepenetreerd heeft met zijn penis. Ook betwist de verdediging dat verdachte een touw om de nek van aangeefster heeft gebonden.
Met betrekking tot bovengenoemde handelingen komen de verklaringen van aangeefster en verdachte niet overeen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar heeft gedwongen tot de seksuele handelingen door middel van geweld en bedreigingen. Het standpunt van de verdediging in deze is dat verdachte zich het gebeurde niet meer kan herinneren door de roes waarin hij verkeerde als gevolg van de inname van alcohol en cocaïne. Het penetreren van de vagina van aangeefster met zijn penis wordt door verdachte stellig ontkend; hij acht dit onmogelijk gezien de hoeveelheid cocaïne die hij op had.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van aangeefster. Zij heeft open, gedetailleerd en consistent verklaard en haar verklaring wordt op cruciale punten ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank kent dan ook meer waarde toe aan haar verklaring, dan aan de verklaring van verdachte die, zoals hij ook zelf erkend, in een roes verkeerde ten gevolge van alcohol en cocaïnegebruik.
Uit het bij verdachte geconstateerde letsel leidt de rechtbank af dat verdachte aangeefster met kracht heeft geslagen.
Tot slot merkt de rechtbank op dat een veter ook kan worden aangemerkt als een touw, zodat op dat punt geen verschil bestaat tussen de verklaring van aangeefster, de verklaring van verdachte en hetgeen in de woning van verdachte is aangetroffen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 november 2011 te Veenendaal door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- een mes op de keel van die [slachtoffer] gezet en
- vervolgens meermalen die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: als je niets tegen je familie of je vrienden vertelt en meewerkt, dan zal jou of je dochter niets overkomen. Als ik klaar ben zal ik weggaan"althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen in het gezicht geslagen en
- vervolgens die [slachtoffer] met kracht tegen de zijkant van haar hoofd geslagen en
- vervolgens die [slachtoffer] aan haar haren getrokken en
- vervolgens de boxershort van die [slachtoffer] uitgetrokken en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen gevingerd
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen met hem te tongzoenen en
- vervolgens die [slachtoffer] over haar hele lichaam gezoend en
- vervolgens cocaïne gesnoven vanaf de billen van die [slachtoffer] en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Als je niet wilt dat je dochter iets overkomt, dan ben je heel lief voor mij" en
- vervolgens de borsten van die [slachtoffer] gezoend en in de borsten van
die [slachtoffer] geknepen en
- vervolgens de vagina/clitoris van die [slachtoffer] gelikt en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen hem te pijpen en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen zich te kleden in een slipje en een jurkje en hoge laarzen en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen op haar buik op haar bed te gaan liggen en
- vervolgens de handen van die [slachtoffer] met een veter achter haar rug vastgebonden en de veter daarna om haar nek gebonden en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen bovenop hem te gaan zitten en zijn penis in haar vagina gestopt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Verkrachting.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte is op 3 februari 2012 een Pro Justitia-rapport uitgebracht door mr. drs. R.A. Sterk naar aanleiding van psychologisch onderzoek bij verdachte.
In dit rapport wordt onder meer geconcludeerd dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte, in de vorm van een persoonlijkheid met narcistische trekken. Volgens de psycholoog moet verdachte in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde te kunnen inzien, maar kan hij als gevolg van de geconsteerde psychische problematiek, waaronder de narcistische problematiek en het misbruik van cocaïne, in beperkte mate in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig bovengenoemd inzicht geheel in vrijheid te kunnen bepalen. Als gevolg hiervan wordt geadviseerd om verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat -ondanks twijfels omtrent de onderbouwing van de conclusie- de conclusie van het rapport dient te worden overgenomen.
De rechtbank oordeelt anders.
Noch uit hetgeen in het rapport is weergegeven over de gesprekken met verdachte en met referenten, noch uit de testresultaten volgen aanknopingspunten voor de conclusie, dat er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheid met narcistische trekken. De rechtbank acht het mogelijk dat deze conclusie gebaseerd is op het soort feit waar het in deze zaak om gaat, maar dit alleen acht de rechtbank onvoldoende om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De ontstane ontremming als gevolg van het misbruik van cocaïne, valt immers onder de eigen verantwoordelijkheid van verdachte.
Op grond van bovenstaande zal de rechtbank de conclusie in het Pro Justitia-rapport niet overnemen en acht zij verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor het bewezenverklaarde.
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een alleenstaande moeder. Verdachte is ’s nachts de woning van zijn buurvrouw binnengedrongen door in te breken, vermomd met een bivakmuts en gewapend met een mes.
In haar eigen slaapkamer heeft verdachte door middel van geweld en bedreiging met geweld tegen haar wil gedurende geruime tijd seksuele handelingen met het slachtoffer verricht, waarbij het slachtoffer letsel is toegebracht aan haar hoofd en gezicht. Verdachte heeft zich onder invloed van alcohol en cocaïne louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftegevoelens en hij heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en gevoelens van het slachtoffer. Ten tijde van de verkrachting lag het 11 maanden oude dochtertje van het slachtoffer elders in de woning te slapen. Verdachte heeft het slachtoffer ook gedreigd met het feit hij haar dochter iets aan zou doen als zij niet meewerkte.
Verdachte heeft door het plegen van dit feit een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit heeft een grote impact gehad op het slachtoffer (en haar directe omgeving) zoals ook blijkt uit de ter zitting door haar zelf voorgelezen slachtofferverklaring. Haar leven is compleet veranderd en wordt door angst overheerst. Het gebeurde heeft grote impact op haar huidige relatie.
Het behoeft weinig betoog dat een feit als dit ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproept. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer in haar eigen huis, waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, op deze gewelddadige en brute wijze heeft verkracht.
De rechtbank heeft in het kader van de persoon van verdachte acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede de aard en ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
De verdediging heeft erop gewezen dat het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting 24 maanden gevangenisstraf bedraagt en heeft de rechtbank verzocht niet van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten van het LOVS een richtsnoer vormen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij het de rechter vrijstaat om van deze oriëntatiepunten af te wijken. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding een aanzienlijk hogere straf op te leggen. Gelet op de wijze waarop de verkrachting heeft plaatsgevonden, midden in de nacht in de eigen woning van aangeefster en door een met een mes bewapende indringer, heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat aan bij de LOVS mede aansluiting gezocht bij de uitgangspunten voor de overval in een woning waarbij meer dan licht geweld is gebruikt. Het LOVS uitgangspunt voor een hiervoor bedraagt een gevangenisstraf van vijf jaar. Verder houdt de rechtbank rekening met het strafmaximum van 12 jaar gevangenisstraf dat voor dit feit geldt.
Binnen dit kader oordelend en rekeninghoudend met soortgelijke zaken, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 14.469,93.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De schadeposten met betrekking tot de kleding (€ 485,35), de urgentieverklaring (€ 50,00), het beddengoed, de kussens en het matras (€ 2.416,94) zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit en kunnen worden toegewezen.
Ook verhuiskosten zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. Welke kosten noodzakelijk zijn bij een verhuizing (en daarmee een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit) en welke niet, is tot op zekere hoogte arbitrair. De rechtbank kiest er daarom voor niet de afzonderlijke posten te beoordelen, maar het gevorderde bedrag op zichzelf te beoordelen. Voor de vraag of de hoogte van deze verhuisvergoeding redelijk is, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de (minimum) verhuiskostenvergoeding zoals bedoeld in artikel 7:275, vierde lid, BW bij gedwongen verhuizing in een verhuursituatie. In het geval van een zelfstandige woning bedraagt deze tegemoetkoming in de verhuiskosten en inrichtingskosten € 5.520,00. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag ligt enigszins hoger, maar valt wel binnen de grenzen van een redelijke verhuiskostenvergoeding. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
De immateriële schadepost (€ 5.500,00) voldoet tevens aan bovengenoemd criterium en komt qua omvang voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schade tot een totaalbedrag van € 14.469,93 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 8.969,93 ter zake van materiële schade en € 5.500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank de wettelijke rente toekennen en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 14.469,93, waarvan € 8.969,93 ter zake van materiële schade en € 5.500,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], € 14.469,93 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 107 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 mei 2012.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.