2.5 Volgens [eiser sub 2] heeft hij in 2007, nadat hij in vakbladen had gelezen over de mogelijkheid van leverbotbesmetting, hierover gesproken met [betrokkene 2]. [eiser sub 2] verklaart hierover:
“(…) Zijn advies aan mij was om alvast risicogroepen te behandelen. Deze groepen waren de pinken en de droogstaande koeien. Deze dieren hadden het meest buiten gelopen, zodat daarbij de kans op een besmetting met leverbot het grootst was. In dit telefoongesprek adviseerde [betrokkene 2] om eventueel nog een bloedonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is er niet meer van gekomen omdat zich toen de verontreiniging van de melk al had voorgedaan. [betrokkene 2] heeft in dit gesprek aangegeven dat de vervolgstap zou kunnen zijn om ongeveer vijf melkgevende koeien per week te behandelen, eventueel aangevuld meet dieren die ziek zijn of werden behandeld met antibioticum. Het advies van [betrokkene 2] was om de behandeling te beginnen met de pinken en de droogstaande koeien en daarvoor het middel Tribex te gebruiken. (…) Ik heb het middel toegediend aan de pinken en de droogstaande koeien. Ik kan mij herinneren de gebruiksaanwijzing bij het middel Tribex te hebben gelezen. Daarop stond dat het niet aan melkgevend mee mocht worden gegeven. U vraagt mij hoe ik het eerder genoemde advies van [betrokkene 2] voor een vervolgbehandeling van melkgevende dieren kan rijmen met de voorschriften op het etiket. Ik kan dit niet rijmen, ik weet niet hoe hij dat bedoeld heeft. Ik heb hierover niet met hem gesproken. (…)
Hij heeft niet tegen mij gezegd dat Tribex uitsluitend gebruikt mocht worden voor koeien aan het begin van de droogstand.”
[eiser sub 1] heeft verklaard dat zijn dieren in 2007 gezondheidsproblemen hadden. Uit een onderzoek van de Gezondheidsdienst voor Dieren is vervolgens gebleken dat sprake was van een leverbotbesmetting. Deze uitslag was ook bekend bij de [dierenartsenpraktijk], aldus [eiser sub 1]. Hij verklaart als getuige verder:
“(…) Ik weet nog dat de heer [betrokkene 1] persoonlijk bij mij is langs geweest en met mij heeft besproken op welke wijze de leverbot bestreden moest worden. [betrokkene 1] adviseerde mij om met behulp van het middel Tribex een aantal melkgevende dieren per periode te behandelen. Ik weet niet meer precies hoe hij het letterlijk heeft gezegd, maar het kwam er op neer dat ik ongeveer tweemaal in de week circa vijf koeien met het middel moest behandelen. Ik weet niet meer precies welke aantallen en welke periode hij nou precies heeft genoemd. [betrokkene 1] gaf aan dat als je op die manier behandelt, hoor je er niets van. Ik heb daaruit begrepen dat er op die manier geen nadelige effecten voor de melkkwaliteit, mens en dier te verwachten waren vanwege de toediening van Tribex. (…) [betrokkene 1] heeft bij zijn behandeladvies niet tegen mij gezegd dat melkgevende dieren niet met Tribex behandeld mochten worden. Het ging bij mij juist om melkgevende dieren, daar zat mijn probleem. (…)
U houdt mij voor mijn verklaring dat [betrokkene 1] mij heeft geadviseerd over de behandeling van melkgevend vee. U vraagt mij of hij ook heeft geadviseerd over het niet melkgevend vee. Hij heeft mij daar niet concreet over geadviseerd. (…) [betrokkene 2] adviseerde mij om koeien waarvan de melk werd gesepareerd omdat ze voor een andere ziekte werden behandeld, bijvoorbeeld een uierontsteking waarbij penicilline werd toegediend, tevens te behandelen met Tribex voor leverbot. Hierbij is van belang dat penicilline na vijf dagen na einde van de behandeling uit de melk is verdwenen.“
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij in 2007 de bedrijven van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] regelmatig heeft bezocht voor advisering en het verrichten van de nodige werkzaamheden. Volgens [betrokkene 2] heeft hij destijds geen advies uitgebracht aan [eiser sub 1] in verband met de ziekte leverbot, maar heeft zijn collega [betrokkene 1] hier onderzoek naar gedaan op het bedrijf van [eiser sub 1]. Nadat uit dit onderzoek bleek dat sprake was van leverbot op het bedrijf van [eiser sub 1], heeft [betrokkene 2] om die reden contact opgenomen met [eiser sub 2], aldus [betrokkene 2]. [betrokkene 2] verklaart verder:
“Ik heb [eiser sub 2] geadviseerd om te gaan behandelen. Ik zal gezegd hebben dat hij moest gaan behandelen, daarmee bedoel ik dat het uitblijven van behandeling grote gevolgen zou kunnen hebben. Het gevolg van het uitblijven behandeling is een verminderde melkproductie en verminderde afweer. Door dit laatste zou een onbehandelde koe meer kans hebben op ziekte en chronische leverbeschadiging.
Ik heb tegen [eiser sub 2] gezegd: “je moet ze behandelen, maar eigenlijk kun je ze niet behandelen”. Er is voor de behandeling van leverbot namelijk alleen medicatie geregistreerd voor droogstaande koeien, aan het begin van de droogstand. Ik kan de letterlijke reactie van [eiser sub 2] mij niet meer herinneren, maar hij wees er op dat zijn andere koeien ook ziek konden zijn. Ik heb toen nog eens herhaald dat beschikbare medicatie alleen geschikt is voor droogstaande koeien. (…)
In oktober/november 2007, nadat de ziekte leverbot bij [eiser sub 1] was geconstateerd, waren de koeien van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] onbehandeld voor wat betreft leverbot. Ik heb toen tegen [eiser sub 2] gezegd om alle koeien te behandelen zodra de droogstand voor de betreffende koe zou beginnen, maar ook eenmalig bij wijze van inhaalslag de koeien waarvan de droogstandsperiode was begonnen tot halverwege de droogstandsperiode. Met halverwege de droogstandsperiode bedoel ik vier weken na aanvang van de droogstandsperiode. Ik heb het medicijn afgeleverd op het bedrijf van [eiser sub 2], waarna [eiser sub 2] is gaan behandelen. Op de verpakking van het leverbotmiddel staat uitdrukkelijk vermeld dat het niet geschikt is voor melkgevende koeien en dat het alleen toegediend mag worden aan het begin van de droogstand. (…)
Ik heb zojuist verklaard dat ik in oktober/november 2007 aan [eiser sub 2] heb gezegd om het middel toe te dienen aan dieren aan het begin van de droogstand. Ik wil benadrukken dat ik daarbij ook uitdrukkelijk aan [eiser sub 2] heb gezegd dat het middel niet aan melkgevende koeien mocht worden gegeven.”
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij zich herinnert dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in 2007 te kampen hadden met leverbot onder hun koeien. [betrokkene 1] heeft vervolgens bloed afgenomen van koeien op het bedrijf van [eiser sub 1]. Nadat gebleken was dat de koeien van [eiser sub 1] besmet waren met leverbot, heeft [betrokkene 1] contact opgenomen met [eiser sub 1]. [betrokkene 1] verklaart hierover:
“Ik kan het mij niet allemaal meer precies herinneren, maar volgens mij is er kort telefonisch contact geweest waarin wij vanzelfsprekend het advies hebben gegeven om te behandelen. Die behandeling houdt in dat het middel alleen mag worden toegediend aan droogstaande koeien aan het begin van de droogstand en dat het niet mag worden gebruikt voor melkgevende dieren. (…) Ik heb er geen concrete herinnering aan, maar ik ga er van uit dat destijds ook gesproken is over de wijze waarop het middel moet worden gebruikt. Naar mijn mening is het ook algemeen bekend onder melkveehouders dat uitsluitend droogstaande dieren aan het begin van de droogstand met Tribex behandeld mogen worden en geen melkgevende koeien. Volgens mij staat dat ook zo beschreven in vakbladen. Bovendien is Tribex al een vrij oud middel en waren er destijds geen alternatieve geneesmiddelen beschikbaar voor leverbot. Ik herinner mij dat ik in die tijd een bezoek bracht aan het bedrijf van [eiser sub 1] om een andere reden dan leverbotbesmetting. Bij het weggaan vroeg hij aan mij wat mag ik behandelen. Ik heb toen geantwoord de droogstaande koeien aan het begin van de droogstand. U vraagt mij of deze vraag van [eiser sub 1] mij destijds verbaasde. Een beetje wel, maar ik denk dat het meer een vraag van hem was voor de zekerheid en om bevestiging te zoeken. (…)”