ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1227

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/441039-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking door ex-echtgenoot met langdurige belaging en contactverbod

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 juli 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zijn ex-echtgenote en hun twee zoons gedurende een lange periode heeft gestalkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 23 juni 2005 tot en met 14 april 2011, veelvuldig sms-berichten en e-mails heeft gestuurd naar zijn ex-echtgenote en zijn kinderen, met grievende, beledigende, dreigende en intimiderende teksten. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit gedrag stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De verdachte heeft geen rekenschap gegeven van de impact van zijn gedrag op zijn ex-echtgenote en kinderen, en heeft verklaard dat hij hen ook slecht wilde laten voelen uit wrok en frustratie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met betrekking tot zijn ex-partner en kinderen, tenzij zij zelf contact met hem willen opnemen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen tot een bedrag van € 200,00 per persoon toegewezen, en heeft de overige vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de verdachte een aanzienlijke impact heeft gehad op de slachtoffers, die psychische en emotionele schade hebben geleden als gevolg van de stalking. De rechtbank heeft ook gekeken naar de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn houding ten opzichte van het tenlastegelegde feit, en heeft geoordeeld dat er een hoog risico op herhaling bestaat. Daarom zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd om te voorkomen dat de slachtoffers ongewenst met de verdachte worden geconfronteerd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/441039-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juli 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1962] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. S. Arts, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak heeft eerder op zitting gestaan, namelijk op 2 maart 2012, waarbij geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Het onderzoek ter terechtzitting is op die datum aangehouden tot 22 juni 2012.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de periode van 23 juni 2005 tot en met 14 april 2011 [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gestalkt door hen veelvuldig sms-berichten en e-mails te sturen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat het Openbaar Ministerie deels niet- ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het feit voor wat betreft de periode 23 juni 2005 tot 2 maart 2006 is verjaard.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 70, eerste lid onder 2 Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvordering door verjaring in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld.
Het strafmaximum voor het tenlastegelegde feit, strafbaar gesteld in artikel 285b Wetboek van Strafrecht is een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Dit betekent dat het recht tot strafvordering voor de periode gelegen vóór 2 maart 2006 is vervallen en dat het Openbaar Ministerie wat betreft die periode niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te rekenen vanaf 2 maart 2006 en baseert zich daarbij op aangifte door [slachtoffer 1], de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], de inhoud van de door verdachte verzonden e-mailberichten en de verklaring van verdachte zelf.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het ontbreken van berichten van de zijde van mevrouw [slachtoffer 1], de zoons van verdachte en de heer [slachtoffer 4], waarin zij verdachte duidelijk maken dat zij willen dat hij stopt met zijn gedrag jegens hen. Om deze reden kan stalking niet bewezen worden verklaard en dient vrijspraak te volgen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 13 november 2009 heeft [slachtoffer 1], wonende te Rhenen, aangifte gedaan van belaging door haar ex-echtgenoot [verdachte], verder te noemen verdachte. Zij is van 1987 tot 2004 gehuwd geweest met verdachte en hebben samen twee kinderen, [slachtoffer 3], geboren in 1993 en [slachtoffer 2], geboren in 1996.
Vanaf 1998 is het mis gelopen met het huwelijk. Verdachte kreeg problemen op het werk, waaruit psychische problemen zijn ontstaan en hij ontwikkelde een alcoholprobleem.
Vanwege het alcoholprobleem werd verdachte ontslagen bij meerdere werkgevers. Hierdoor verslechterde de situatie binnen het huwelijk. Omdat verdachte veelvuldig dronken was en hij niet wilde meewerken aan hulpverlening is de relatie met [slachtoffer 1] uiteindelijk beëindigd.
Begin 2003 heeft verdachte het gezin verlaten en is hij begonnen met het sturen van berichten aan [slachtoffer 1]. Dit waren dan weer zielige berichten, dan weer dreigende berichten. Verdachte stuurde deze berichten in het begin via de telefoon, sms en per brief. Deze waren zeer frequent en de toon wisselde van vriendelijk tot dreigend.
In 2004 is de scheiding tussen [slachtoffer 1] en verdachte uitgesproken.
Inmiddels willen de twee zoons niet meer naar verdachte. Dat hebben zij in een e-mail aan hem geschreven . Daarop heeft verdachte gereageerd door het sturen van e-mails naar [slachtoffer 1] en hun twee kinderen waarin hij dreigende en intimiderende taal gebruikte.
[slachtoffer 1] heeft op 20 januari 2010 klacht gedaan van stalking/belaging en wenst daarmee een strafrechtelijk onderzoek en vervolging van verdachte.
In een aanvullende verklaring van 1 februari 2011heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij herhaaldelijk via de mail en mondeling aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat hij moest stoppen met de manier waarop hij haar en de kinderen benaderde.
Verdachte is vervolgens vanaf 2 september 2010, na een contactverbod van bijna drie maanden, weer begonnen met het sturen van sms-berichten naar zijn kinderen[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Hierin maakte hij hen onder meer uit voor laffe honden.
[slachtoffer 1] is in 2010 met haar (tevens verdachte’s) kinderen verhuisd naar Dronten .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de afgelopen jaren veel sms-berichten en e-mails aan zijn ex-echtgenote en zijn twee zoons heeft gestuurd.
De rechtbank is uit de inhoud van de verklaring van [slachtoffer 1] en de als bijlage toegevoegde brieven en e-mail berichten gebleken dat verdachte in de periode vanaf 2004 tot en met maart 2011 veelvuldig berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 1], zijn twee zoons [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De inhoud van deze berichten is over het algemeen als beledigend, intimiderend en bedreigen te omschrijven. De rechtbank heeft een aantal van deze berichten als bewijs gebruikt, waarbij zij de berichten uit de periode gelegen vóór 2 maart 2006 buiten beschouwing heeft gelaten.
Uit de inhoud van deze berichten en de frequentie daarvan is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-echtgenote , haar nieuwe partner en zijn twee zoons.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 2 maart 2006 tot en met 14 maart 2011
- te Rhenen en
- te Dronten en
- te Tiel
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levensfeer van
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4],
Met het oogmerk
- die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 4],
te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte
veelvuldig opzettelijk sms-berichten en e-mails met dreigende en/of intimiderende en/of beledigende teksten
te weten onder meer de teksten: “Goed voor elkaar! Hits mijn kinderen nog verder op! Sterf kutwijf! Maar ik mis jullie wel!” en “Voor mij zijn jullie DOOD”
gestuurd naar
- die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 4];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Belaging
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met ene proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met zijn ex-vrouw, zijn twee zoons en de partner van zijn ex-vrouw en een straatverbod voor de straat [adres] te [woonplaats].
Verder heeft de officier van justitie de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit frustratie. De berichten die verdachte heeft verstuurd aan zijn ex-echtgenote, zijn zoons en de nieuwe partner van zijn ex, zijn door hen bewaard en worden nu tegen verdachte gebruikt. Verdachte heeft sterk de indruk dat het zijn ex-echtgenote voornamelijk om geld te doen was, reden waarom zijn zoons bij hem werden weggehouden. Geld speelt in deze zaak een voorname rol, hetgeen ook in de vorderingen benadeelde partij is terug te zien.
In het dossier zitten een aantal zogeheten reply-berichten, afkomstig van verdachte. Echter de aan deze reply-berichten ten grondslag liggende berichten zitten niet in het dossier. Dat is vreemd. Hieruit blijkt echter wel dat er sprake is geweest van interactie tussen verdachte en de slachtoffers.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de eis van 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk te hoog is. Meer passend zou zijn een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met ene proeftijd van 2 jaar. Verdachte heeft geen bezwaar gemaakt tegen een contactverbod en een straatverbod, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-echtgenote, zijn twee zoons en de nieuwe partner van zijn ex-echtgenote. Daartoe stuurde hij hen gedurende een periode van een aantal jaren veelvuldig met wisselende frequentie e-mailberichten met grievende, beledigende, dreigende en intimiderende teksten. Verdachte heeft daarmee stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van deze personen.
Het handelen van verdachte heeft enorm veel impact gehad en heeft dat nog steeds op [slachtoffer 1], zijn twee zoons en [slachtoffer 4].
Dit uitte zich bij mevrouw [slachtoffer 1] in lichamelijke en psychische klachten gedurende een lange periode, waarvoor zij onder behandeling is geweest bij huisartsen en specialisten. Voor de psychische klachten is zij thans nog onder behandeling van een psycholoog.
Zelfs op dit moment veroorzaken brieven van justitie gevoelens van angst en onrust bij mevrouw [slachtoffer 1].
Ook de twee zoons, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], hebben veel geleden onder de aanhoudende berichten van verdachte. Voor de verhuizing naar Dronten waren zij angstig en onrustig. Ze waren bang om hun vader tegen te komen. Ook hadden zij vaak verdriet over de inhoud van de mails die verdachte hen stuurde, maar ook was sprake van boosheid jegens hem. De twee jongens trokken zich terug in zichzelf en waren humeurig. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat zij verdachte niet meer wilden zien. Na de verhuizing naar Dronten zijn de twee jongens opgebloeid. Zij zijn minder angstig omdat de kans op een ontmoeting met verdachte een stuk kleiner is geworden dan voor de verhuizing. Ook de schoolresultaten zijn verbeterd.
De nieuwe partner van mevrouw [slachtoffer 1], de heer [slachtoffer 4], heeft ook last gehad van de stalking door verdachte. Hij werd immers geconfronteerd met de lasten die mevrouw [slachtoffer 1] en haar zoons met zich droegen als gevolg van het handelen van verdachte. De heer [slachtoffer 4] heeft aangegeven dat hij slechts rust en gerechtigdheid wenst voor hem en zijn gezin. Ze willen een normaal leven kunnen leiden.
Verdachte heeft zich totaal geen rekenschap gegeven van wat hij met zijn gedrag bij mevrouw [slachtoffer 1], haar partner de heer [slachtoffer 4] en zijn zoons heeft veroorzaakt. Hij heeft enkel oog gehad voor zijn eigen problemen en reageerde die af op zijn ex-echtgenote en zijn zoons. Verdachte heeft op geen enkel moment stilgestaan bij wat zijn gedrag met de kinderen en zijn ex-echtgenote deed. Het kon hem op dat moment ook niets schelen, zoals hij ter zitting heeft verklaard. Verdachte voelde zich slecht en wilde dat [slachtoffer 1] en zijn zoons zich ook slecht zouden voelen. Hij heeft gehandeld uit wrok en frustratie, zoals hij heeft verklaard.
De rechtbank neemt verdachte zijn gedrag zeer kwalijk.
De rechtbank heeft gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 14 mei 2012, waaruit blijkt dat in 2003 en 2005 is veroordeeld ter zake van rijden onder invloed.
De rechtbank heeft voorts gelet op een reclasseringsadvies van GGZ Iriszorg unit Nijmegen van 4 juni 2006. Daarin wordt vermeld dat verdachte adequate hulp heeft gezocht voor zijn alcoholverslaving en inmiddels zijn alcoholgebruik al jaren onder controle heeft. Verdachte slikt medicijnen tegen zijn depressie, zit in de schuldhulpverlening en de huisvestingssituatie is stabiel.
De houding van verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde getuigt niet van inlevingsvermogen of berouw. Verdachte heeft geen hulpvraag en de motivatie tot gedragsverandering lijkt zeer gering.
Een reclasseringstoezicht is geïndiceerd om invloed te kunnen uitoefenen op de criminogene factoren als denkpatronen, houding en vaardigheden.
Het risico op onttrekking aan de te stellen voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Verdachte is namelijk overtuigd van zijn eigen visie en vindt niet dat hij bestraft moet worden.
Verdachte is niet bereid mee te werken aan de uitvoering van een werkstraf, reden waarom geadviseerd wordt een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact, inhoudende een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte jegens de slachtoffers moet stoppen. Daartoe zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur.
Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank geen verplicht reclasseringstoezicht verbinden omdat zij daarin geen meerwaarde ziet.
Wel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een straat- en contactverbod opleggen, teneinde daarmee te voorkomen dat de slachtoffers in de komende twee jaar ongewenst met verdachte worden geconfronteerd. Het straatverbod zal gelden voor [adres] in [woonplaats]en het contactverbod zal inhouden dat verdachte op geen enkele wijze uit eigener beweging contact zal opnemen met de slachtoffers.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 7.877,99 voor het tenlasteglegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 200,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank merkt daarbij nog op ten aanzien van de kosten van het door de benadeelde partij aangespannen kort geding reeds in rechte een beslissing is gegeven, te weten compensatie van de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vorderen een schadevergoeding van elk € 2.000,00 voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 200,00 in elke vordering een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vorderingen tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen omdat de behandeling van de vorderingen in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kunnen de benadeelde partijen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 100,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens bij elk van de toegewezen vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 285b@ van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor zover het betreft de periode gelegen vóór 2 maart 2006 in het tenlastegelegde feit;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Belaging
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van VIER (4) MAANDEN, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde
-dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd na te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, uit eigener beweging, contact zal opnemen met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], ook niet door middel van sociale media als bijvoorbeeld Facebook en/of Hyves;
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal begeven op [adres] te [woonplaats];
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van elk € 200,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 100,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partijen in het overige gedeelte van hun vorderingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [slachtoffer 1], € 200,00, 4 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 2], € 200,00, 4 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 3], € 200,00, 4 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 4], € 100,00, 2 dagen,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 juli 2012.
Mr. M.A.A.T. Engbers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.