ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1290

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655513-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, vernieling en oplichting met bijzondere voorwaarden voor behandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 juni 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn moeder, vernieling van de brievenbus van zijn ex-vriendin en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder opzettelijk heeft mishandeld door een met verbandmiddelen gevulde kartonnen doos tegen haar borst te gooien, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Daarnaast heeft hij de brievenbus van zijn ex-vriendin vernield en op meerdere momenten goederen op naam van zijn moeder besteld, waardoor hij haar heeft opgelicht. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn psychische problemen en cocaïneverslaving, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting in een forensische kliniek, om de kans op recidive te verkleinen. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte € 200,-- moet betalen aan zijn moeder, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proeftijd met één jaar verlengd en de voorwaarden voor reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/655513-12; 16/652413-12; 16/504204-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te P.I. Utrecht – HvB Nieuwegein,
raadsman mr. S.D. Kurz, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
Op vordering van de officier van justitie en met goedvinden van de verdachte en de raadsman heeft de rechtbank de voeging van de beide afzonderlijk aangebrachte zaken bevolen.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/655513-12
zijn moeder heeft mishandeld;
Parketnummer 16/652413-12
Feit 1: een brievenbus heeft vernield en een slot onbruikbaar heeft gemaakt;
Feit 2: [bedrijf 1] heeft opgelicht door op de naam van zijn moeder goederen te bestellen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 16/655513-12
Het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Aangezien verdachte deze feiten heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte, gedaan door [aangever 1] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2012.
Ten aanzien van parketnummer 16/652413-12
Het bewijs ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Aangezien verdachte deze feiten heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte, gedaan door [aangever 2], mede namens [bedrijf 2] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2012.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Aangezien verdachte deze feiten heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte, gedaan door [aangever 1] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2012.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 16/655513-12
op 21 februari 2012 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [aangever 1], een met verbandmiddelen gevulde kartonnen doos tegen haar borst heeft gegooid,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Parketnummer 16/652413-12
1.
op of omstreeks 03 maart 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een voordeur en een brievenbus, toebehorende aan [bedrijf 2], heeft vernield en onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk de klep van genoemde brievenbus kapot te trekken en lijm in genoemd slot te doen;
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 08 december 2011 tot en met 10 maart 2012 te Utrecht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van drie mobiele telefoons en een tablet pc en een horloge, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk op naam van [aangever 1] en met gebruikmaking van het klantnummer van die [aangever 1] genoemde goederen besteld, waardoor [bedrijf 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Parketnummer 16/655513-12
Mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Parketnummer 16/652413-12
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
Feit 2: oplichting, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
In het de verdachte betreffende pro justitia rapport, opgemaakt door mw. drs. S.F. Lotgering, psychiater in opleiding, in samenwerking met dhr. drs. T.A. Wouters, psychiater, d.d. 12 juni 2012 wordt verdachte beschreven als een man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis die gepaard gaat met verhoogde krenkbaarheid en beperktere coping om te gaan met frustraties ten gevolge van verlating en afwijzing. Daarnaast is er sprake van cocaïneverslaving die de impulsregulatie, empathie en agressieregulatie ondermijnen. Het ten laste gelegde is in zekere mate hierdoor bepaald, omdat verdachte tijdens het tenlastegelegde onder invloed is geweest van cocaïne. Bij het gebruik van middelen lijkt er een zeer beperkte frustratietolerantie en agressieregulatie plaats te kunnen vinden. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies uit bovengenoemd rapport over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal verdachte derhalve verminderd toerekeningsvatbaar achten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van zijn moeder op ernstige wijze aangetast. Bovendien heeft verdachte ervoor gezorgd dat het gevoel van veiligheid van zijn moeder in haar eigen woning is verminderd, terwijl dit juist de plek is waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen daar nog lange tijd gevolgen, zoals gevoelens van onveiligheid en angst, van ondervinden. Tevens heeft verdachte zijn moeder opgelicht. Verdachte heeft hierbij enkel gedacht aan zijn eigen financieel gewin en op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen voor zijn moeder. Ook heeft verdachte de brievenbus van zijn ex-vriendin vernield en het slot van de deur van zijn ex-vriendin onbruikbaar gemaakt. Dergelijke feiten zorgen voor veel schade en overlast. Ook zorgen deze feiten voor angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de ex-vriendin van verdachte. Verdachte heeft zich agressief geuit bij de woning van zijn ex-vriendin, de plek waar zij zich juist veilig moet kunnen voelen.
Wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met:
- het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 mei 2012;
- het de verdachte betreffende pro justitia rapport, opgemaakt door mw. drs. S.F. Lotgering, psychiater in opleiding, in samenwerking met dhr. drs. T.A. Wouters, psychiater, d.d. 12 juni 2012;
- het de verdachte betreffend rapport van de reclassering, opgemaakt door E. Symons, d.d. 5 juni 2012.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij direct openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld.
In het de verdachte betreffende pro justitia rapport, opgemaakt door mw. drs. S.F. Lotgering, psychiater in opleiding, in samenwerking met dhr. drs. T.A. Wouters, psychiater, d.d. 12 juni 2012, wordt geadviseerd verdachte langdurig klinisch te behandelen op een opnameafdeling op vrijwillige basis. Volgens de deskundigen maken de beperkte frustratietolerantie, agressieregulatie, impulsregulatie, zelfinzicht, zelfreflectie de kans op herhaling groot. Dit verslechtert verder onder middelengebruik, waardoor stoppen met het middelengebruik van groot belang is om de kans op recidive te verkleinen. Voor een effectieve klinische behandeling is één tot twee jaar nodig. Om verdachte te motiveren, is een voorwaardelijk strafkader onmisbaar, aldus de onderzoekers.
De reclassering heeft geadviseerd een forse voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting in een forensische kliniek en het meewerken aan blaastesten en urinecontroles.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank zal dan ook, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opleggen met aftrek van de duur van het voorarrest.
De rechtbank overweegt dat het geen recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van voormelde duur tevens nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte zich gaat houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en zal dit daarom in het kader van de vordering tot tenuitvoerlegging mogelijk maken.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 200,--, vermeerder met de wettelijke rente, voor het feit dat ten laste is gelegd onder parketnummer 16/655513-12.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 16/655513-12 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en niet weersproken, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd van de aan verdachte op 25 augustus 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met één jaar zal worden verlengd en dat de bijzondere voorwaarden in die zin worden gewijzigd dat verdachte
- zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
- mee moet werken aan een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden of zo veel korter als die instelling of de reclassering nodig acht;
- mee moet werken aan een intake voor een klinische opname;
- geen contact mag hebben met zijn moeder, zo lang de reclassering dat nodig acht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij het van belang acht dat verdachte zich dient te houden aan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden. Door de proeftijd met één jaar te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen, wordt dit mogelijk gemaakt.
De rechtbank acht het, gelet op voornoemd pro justitia rapport en het rapport van de reclassering, van belang dat verdachte spoedig wordt behandeld voor zijn voormelde problematiek, opdat herhaling van strafbare feiten wordt voorkomen. Daarom zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden wijzigen in die zin dat verdachte
- zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
- mee moet werken aan een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden of zo veel korter als die instelling of de reclassering nodig acht;
- mee moet werken aan een intake voor een klinische opname;
- geen contact mag hebben met zijn moeder, zo lang de reclassering dat nodig acht.
De rechtbank zal op de voet van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Weliswaar was de mogelijkheid deze dadelijke uitvoerbaarheid te gelasten ten tijde van het opleggen van de voorwaardelijke straf nog niet in de wet opgenomen; zulks laat onverlet dat de rechtbank thans nu de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf aan de rechtbank is voorgelegd deze dadelijke uitvoerbaarheid - welke inmiddels in de wet is opgenomen - kan gelasten. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op hetgeen de deskundigen over verdachtes persoonlijkheid hebben overwogen en op hun conclusie dat het gevaar op herhaling groot is en zonder adequate behandeling niet is uit te sluiten.
Tevens heeft de rechtbank uitdrukkelijk in haar beschouwingen betrokken de door verdachte zelf ter zitting herhaaldelijk naar voren gebrachte wens om - aansluitend aan zijn detentie - behandeld te kunnen worden.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14e, 14f, 24c, 36f, 57, 300, 304, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 16/655513-12
Mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Parketnummer 16/652413-12
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
Feit 2: oplichting, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
-wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat de verdachte
- zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Centrum Maliebaan, zolang die instelling dat nodig vindt, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling en het meewerken aan blaastesten en urinecontroles;
- zich gedurende maximaal 12 maanden van de proeftijd zal laten opnemen in een forensische verslavingskliniek, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- mee moet werken aan een intake voor een klinische opname;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verlengt de proeftijd met één jaar;
- beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 200,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 200,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en mr. R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juni 2012.
Mr. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.