ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1378

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/995006-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Krol
  • C.A.M. van Straalen
  • T. Reichardt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk in IJsselstein

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 2 december 2011 in IJsselstein ongeveer 277 kilogram professioneel vuurwerk voorhanden had, heeft de rechtbank Utrecht op 12 juni 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opslaan en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk, dat niet voldeed aan de Nederlandse voorschriften. Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij het vuurwerk in ontvangst had genomen bij een bedrijf in IJsselstein en dit had opgeslagen in een loods van een suikerwerkfabriek. De politie had geconstateerd dat de verdachte op de genoemde datum dozen met vuurwerk vanuit een Mercedes bus het pand van het bedrijf inbracht.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk het vuurwerk voorhanden had, terwijl dit niet was voorzien van de vereiste vermeldingen en afbeeldingen. De rechtbank concludeerde dat het vuurwerk was aangetroffen in een ruimte die niet geschikt was voor de opslag ervan, aangezien er geen omgevingsvergunning was afgegeven voor de opslag van vuurwerk in de suikerwerkfabriek. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij van andere beschuldigingen.

De rechtbank legde een werkstraf van 240 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 120 dagen indien de verdachte de werkstraf niet naar behoren verrichtte. De beslissing was gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/995006-12 [P]
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 12 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
raadsman mr. C.W.W. Plaat, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: op of omstreeks 2 december 2011 in IJsselstein opzettelijk ongeveer 277 kilogram, althans een grote hoeveelheid, professioneel vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en/of voorhanden gehad;
feit 2: op of omstreeks 2 december 2012 in IJsselstein opzettelijk ongeveer 277 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad terwijl dit vuurwerk niet was voorzien van de vereiste vermelding en/of afbeelding van de soort van het artikel waaruit blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren waren en/of de naam en/of handelsnaam en/of handelsmerk en/of plaats van vestiging van de fabrikant en/of de categorie waartoe het artikel behoorde;
feit 3: op of omstreeks 2 december 2011 in IJsselstein opzettelijk ongeveer 277 kilogram
vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voorhanden heeft gehad in een ruimte van de suikerwerkfabriek [bedrijf 1], althans buiten een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning is verleend of melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 van het Vuurwerkbesluit.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde tot een bewezenverklaring kan komen. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde is de verdediging van mening dat de verdachte niet bewust de grenzen van het aanvaardbare heeft overschreden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten het volgende .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 december 2011 bij de [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) in IJsselstein dozen met professioneel vuurwerk, als in de tenlastelegging genoemd, in ontvangst heeft genomen en dat hij deze in de fabriek heeft opgeslagen.
Door het observatieteam van de politie is gezien dat op 2 december 2011 diverse dozen vanuit een Mercedes bus het pand van [bedrijf 1] werden ingedragen. In het bedrijfspand van [bedrijf 1] werd verdachte aangetroffen nabij een aantal dozen met illegaal vuurwerk .
Het vuurwerk dat in het bedrijfspand van [bedrijf 1] werd aangetroffen is onderzocht. Het bleek te gaan om:
- 50 stuks knalvuurwerk met lont, te weten nitraatklappers;
- 2 flowerbeds;
- 1 Chinese rol T809;
- 1 liniaal R502;
- 36 mortierbommen.
Het transportgewicht betrof in totaal 277 kilogram.
Het onderzochte vuurwerk voldoet niet aan de omschrijving van consumentenvuurwerk.
Voormeld vuurwerk was niet voorzien van:
- een vermelding of afbeelding van het te verwachten effect met betrekking tot het onderzocht vuurwerk;
- de handelsnaam/fabrikant/importeur .
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte op 2 december 2011 in IJsselstein 277 kilogram professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad, welk vuurwerk niet was voorzien van een vermelding of afbeelding met betrekking tot het te verwachten effect en evenmin van de gegevens van de fabrikant.
Bewijsoverwegingen
Uit het feit dat het vuurwerk is aangetroffen in een loods van een suikerwerkfabriek, de verdachte de levering heeft laten plaatsvinden na sluitingstijd, zodat er niemand meer zou zijn, alsmede uit de verklaring van de verdachte dat niemand in de loods komt en in de loods alleen oude machines, oude kasten en spullen voor beurzen staan , leidt de rechtbank af dat het om een ruimte gaat die niet bestemd is voor de opslag van vuurwerk. Evident is dat voor een suikerwerkfabriek (in beginsel) geen omgevingsvergunning is afgegeven of een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.2.4 van het Vuurwerkbesluit. Nu voorts ook niet is gesteld of gebleken is dat dat voor de onderhavige ruimte het geval was, stelt de rechtbank vast dat verdachte het vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een daarvoor geschikte inrichting. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde dan ook bewezen.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewust de grenzen van het aanvaardbare heeft overschreden, overweegt de rechtbank dat er bij de onderhavige feiten bij de invulling van de opzet uitgegaan dient te worden van kleurloos opzet. De opzet hoeft zodoende niet gericht te zijn op het naleven van de van toepassing zijnde wettelijke verplichtingen.
Samenloop
De rechtbank constateert dat hetgeen onder 1, 2 en 3 bewezen wordt geacht betrekking heeft op dezelfde partij vuurwerk, die is aangetroffen in het bedrijfspand waar de verdachte werkzaam is. Daarbij is niet alleen sprake van gelijktijdigheid van handelen, ook wat betreft de strekking van het te beschermen rechtsbelang komt hetgeen onder 1, 2 en 3 bewezen wordt geacht overeen. De eerste drie leden van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit beogen immers alle, dat handhavend kan worden opgetreden tegen degenen die professioneel vuurwerk (of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) in strijd met het besluit hebben bestemd voor gebruik door particulieren. De rechtbank acht dan ook artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en concludeert tot eendaadse samenloop.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
op 2 december 2011 te IJsselstein, opzettelijk, 277 kilogram, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad in het pand van de suikerfabriek [bedrijf 1], immers had hij voorhanden:
50 stuks knalvuurwerk met lont, nitraatklappers en
2 flowerbeds en
1 Chinese rol T809 en
1 liniaal R502 en
36 mortierbommen;
2.
op 2 december 2011 te IJsselstein, opzettelijk ongeveer 277 kilogram vuurwerk voorhanden heeft gehad terwijl dit vuurwerk niet voldeed aan het bij of krachtens het Vuurwerkbesluit bepaalde,
immers was het vuurwerk niet voorzien van:
- een vermelding of afbeelding van de soort van het artikel waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren waren en
- de naam of handelsnaam of handelsmerk of plaats van vestiging van de fabrikant;
3.
op 2 december 2011 te IJsselstein, opzettelijk ongeveer 277 kilogram vuurwerk, voor handen heeft gehad, buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit of in artikel 2.2.2, 3.2.1 of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feiten 1, 2 en 3:
Telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan,
in eendaadse samenloop gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, als de rechtbank tot een veroordeling komt voor het ten laste gelegde, de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is en dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging is, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, primair van mening dat aan de verdachte een geldboete dient te worden opgelegd en subsidiair een werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft een partij professioneel vuurwerk dat niet voldeed aan de Nederlandse voorschriften voorhanden gehad in een ruimte die daarvoor niet geschikt was. Dergelijk vuurwerk in handen van consumenten is gevaarlijk en veroorzaakt niet zelden letsel en schade. Door aldus te handelen heeft de verdachte een onverantwoord risico in het leven geroepen voor de veiligheid en gezondheid van personen en hun omgeving. Van dit risico was hij, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard, gelet op de jaarlijkse berichtgeving van overheidswege over het gevaar van vuurwerk in het algemeen en van illegaal vuurwerk in het bijzonder, op de hoogte. Door illegaal vuurwerk af te nemen houdt de verdachte bovendien de handel in dergelijk vuurwerk in stand.
De rechtbank oordeelt dat, mede gelet op het ontbreken van relevante justitiële documentatie van de verdachte, de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1.2.2, 1.2.4, 3.1.1 en 3A.1.1 van het Vuurwerkbesluit zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feiten 1, 2 en 3:
Telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan,
in eendaadse samenloop gepleegd;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. T. Reichardt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juni 2012.
Mr. T. Reichardt is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.