parketnummer: 16/655796-12; 16/512426-10(tul); 16/5118550-10(tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juli 2012
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Zaïre)
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:
op 7 mei 2012 te Utrecht een winkeldiefstal heeft gepleegd, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1];
Subsidiair is dit tenlastegelegd als een winkeldiefstal en een mishandeling op genoemde datum en plaats.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangever 1], een proces-verbaal van bevindingen betrekking hebbend op het uitkijken van de camerabeelden met videoprints, de foto’s van het letsel van [aangever 1] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de winkeldiefstal en wijst daarbij op de verklaring van verdachte dat hij was vergeten om de twee appelflappen af te rekenen. Verdachte heeft geen opzet gehad om deze appelflappen weg te nemen. Nu het opzet ontbreekt, dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bij de worsteling, die is gevolgd nadat verdachte door de beveiliger was aangesproken en aangehouden, niet naar omstanders heeft geroepen dat ze hem moesten helpen en dat ze de beveiliger tegen het hoofd moesten schoppen. Van dit deel van de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het tenlastegelegde slaan/stompen heeft de raadsman eveneens partiële vrijspraak bepleit. Naar zijn mening is hiervoor onvoldoende bewijs in het dossier en uit de foto’s van het letsel van verdachte is ook niet op te maken dat sprake is geweest van slaan en stompen tegen het hoofd van de beveiliger [aangever 1].
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Op 7 mei 2012 heeft [aangever 1], namens [bedrijf 1], gevestigd te Utrecht, aangifte gedaan van winkeldiefstal van appelflappen op 7 mei 2012 in de [bedrijf 1] aan de [adres] te Utrecht. [aangever 1] was aldaar werkzaam als beveiliger. Hij zag via de monitor van de bewakingscamera verdachte de supermarkt binnenkomen. Hij zag dat verdachte naar de broodafdeling liep en met een plastic bakje met appelflappen verder door de winkel liep. Vervolgens zag hij dat verdachte deze appelflappen in zijn tas stopte.
Nadat verdachte de kassa was gepasseerd zonder de appelflappen ter betaling aan te bieden, heeft [aangever 1] verdachte aangesproken en gevraagd of hij mee wilde lopen. [aangever 1] zei dat verdachte was aangehouden en pakte verdachte vast .
Vervolgens voelde [aangever 1] dat verdachte zich hiertegen verzette en is een worsteling ontstaan, waarbij zij beide op de grond zijn gevallen. [aangever 1] hoorde dat verdachte tegen omstanders zei: “Haal die man van me af. Schop hem tegen zijn hoofd.” [aangever 1] voelde dat verdachte zich probeerde los te rukken en zag dat verdachte hem met de elleboog krachtig tegen het hoofd raakte. Omdat een omstander [aangever 1] vervolgens belette verdachte opnieuw vast te pakken, kon verdachte uit zijn greep komen en wegrennen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de appelflappen in de winkel in zijn tas heeft gestopt en vervolgens vergeten is de appelflappen af te rekenen en pas toen hij de beveiliger bij de [bedrijf 1] zag, bedacht dat hij dit nog moest doen. Hij was inmiddels de kassa al gepasseerd. Nadat hij door de beveiliger was aangehouden en vastgepakt, heeft hij zich verzet. Hij heeft op de handen van de beveiliger geslagen en heeft zich losgerukt. Vervolgens is hij weggerend .
Ter zitting heeft verdachte nogmaals verklaard dat hij zich heeft verzet tegen zijn aanhouding door de beveiliger van de [bedrijf 1].
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door het in zijn tas stoppen van het doosje met appelflappen en het passeren van de kassa zonder de appelflappen af te rekenen, deze uit de macht van de rechthebbende heeft gehaald, zodat sprake is van een voltooide diefstal. Dat verdachte bij het zien van de beveiliger bedacht dat hij nog moest betalen, doet daar niets aan af. Overigens acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig.
Met betrekking tot het tenlastegelegde slaan/stompen tegen het hoofd van [aangever 1] heeft de rechtbank overwogen dat verdachte tijdens de worsteling met [aangever 1] heeft geprobeerd zich los te rukken en daarbij heftig met zijn armen heeft bewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij degene die hem vast had gepakt, [aangever 1], tegen het hoofd of gezicht zou kunnen raken, hetgeen ook is gebeurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het slaan/stompen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Wat betreft de bedreiging met geweld tegen [aangever 1] heeft de rechtbank overwogen dat [aangever 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft horen zeggen tegen omstanders: “Haal die man van me af. Schop hem tegen zijn hoofd.” De rechtbank acht de verklaring van [aangever 1] geloofwaardig, nu deze verklaring zeer kort na het incident is afgelegd en de processtukken en het verhandelde ter zitting geen aanwijzingen bieden die de verklaring van aangever op dit punt ongeloofwaardig maken. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken het feit dat op de videoprints die in het proces-verbaal zijn opgenomen te zien is dat een omstander zich ook bemoeit met de worsteling.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank ook de bedreiging met geweld jegens [aangever 1] wettig en overtuigend bewezen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
Op 7 mei 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen appelflappen, toebehorende aan [bedrijf 1], welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1], beveiligingsmedewerker, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, toen die [aangever 1] hem vastpakte, zich heeft proberen los te rukken uit de greep van die [aangever 1] en vervolgens tegen omstanders de woorden heeft toegevoegd “Haal die man van me af. Schop hem tegen zijn hoofd” en tegen het gezicht van die [aangever 1] heeft geslagen/gestompt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringcontact, het meewerken aan het project Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT) en het realiseren van een zinvolle dagbesteding.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de twee vorderingen na voorwaardelijke veroordeling worden toegewezen.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 516,00, niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tenslotte heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de bewaring gevorderd met ingang van de datum van deze uitspraak en een bevel gevangenneming ter terechtzitting op de dag van de uitspraak.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het na de laatste veroordeling in 2010 goed is gegaan met verdachte. Hij heeft in mei van dit jaar een teugval gehad, hetgeen heeft geleid tot het onderhavige feit. Verdachte is na zijn schorsing door de rechter-commissaris op zoek gegaan naar werk en een opleiding. Dit heeft geresulteerd in het feit dat verdachte thans werkzaam is bij de [naam] in Utrecht. Verdachte heeft ook een intake gehad bij het ROC voor een opleiding, en hoort binnenkort of hij daarmee in september kan aanvangen. Het Traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer was op dat moment nog niet aan de orde. Dat is pas later opgestart en zit momenteel nog in een opstartfase.
De vordering van de officier van justitie acht de raadsman aan de forse kant. Wanneer verdachte opnieuw vast komt te zitten wordt de hulpverlening en begeleiding van verdachte doorkruist.
Ten aanzien van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling heeft de raadsman verzocht om verlenging van de proeftijd met wijziging van de bijzondere voorwaarden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal van twee appelflappen. Na door de beveiliger van de desbetreffende supermarkt te zijn aangehouden, heeft verdachte zich met geweld verzet, waarbij verdachte ook heeft gedreigd met geweld. Op de beschikbare beelden van de bewakingscamera’s en de videoprints in het dossier is te zien dat tussen verdachte en de beveiliger een worsteling is ontstaan, waarbij verdachte zich dermate agressief heeft gedragen, dat beiden zowel in de winkel als buiten op straat op de grond zijn gevallen. Verdachte heeft zelfs de hulp ingeroepen van omstanders door hen toe te roepen om de beveiliger te schoppen, opdat hij zelf kon vluchten.
Verdachte heeft enkel zijn eigenbelang voor ogen gehad. Hij wilde niet aan de politie worden overgedragen en door de politie worden meegenomen naar het politiebureau en heeft zich enkel om die reden fors verzet tegen zijn aanhouding door de beveiliger.
De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Winkeldiefstal is voor de betrokken ondernemer een feit dat zorgt voor overlast en financiële schade.
Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven dat hij door zijn handelen voorbijgangers heeft geconfronteerd met geweld en dat hij daarmee heeft bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van delicten waarbij geweld wordt gebruikt, nog lange tijd na een dergelijk gebeuren psychische gevolgen daarvan kunnen onder¬vinden
De rechtbank heeft gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 14 mei 2012, waaruit blijkt dat hij in 2010 twee maal eerder is veroordeeld ter zake van diefstal, heling en openlijke geweldpleging tot een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf en een voorwaardelijke werkstraf. Van deze voorwaardelijk opgelegde straffen vordert de officier van justitie thans de tenuitvoerlegging.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een reclasseringsadvies van [bedrijf 1] van 9 mei 2012 en een aanvullende brief van 31 mei 2012. Daarin wordt geadviseerd tot een voorwaardelijke veroordeling met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringstoezicht met een meldingsgebod en het meewerken aan de realisering van een zinvolle dagbesteding als scholing en werk.
Tenslotte heeft de rechtbank acht geslagen op de verklaring van de deskundige ter zitting, de heer A. de Jong, werkzaam bij het project Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT), die heeft verklaard dat het NPT hulp en ondersteuning biedt bij praktische zaken als scholing, werk en eventuele gedragsinterventies. Op dit moment verkeert dit traject nog in de kennismakingsfase.
De rechtbank is van oordeel dat winkeldiefstal een vervelend en overlastgevend delict is, maar dat vooral het nadien door verdachte gepleegde geweld het tot een ernstig delict maakt. Om die reden acht de rechtbank, mede gelet op het strafblad van verdachte en het feit dat verdachte zeer kort na zijn terugkeer uit Frankrijk, waar hij na zijn laatste veroordeling in 2010 bij familie heeft verbleven, weer tot het bewezenverklaarde feit is gekomen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, moet deelnemen aan het traject Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer en zal meewerken aan het realiseren van een zinvolle dagbesteding als scholing en werk.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 816,00.
De raadsman heeft aangevoerd dat het gevorderde bedrag betrekking hebbend op schade aan de werktelefoon en werkkleding, een gilet, kosten zijn die voor rekening van de werkgever komen en niet voor de benadeelde partij. Die kosten kunnen dan ook niet worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsman aangevoerd dat deze niet zijn onderbouwd door een medische verklaring of andere verklaring. De raadsman heeft verzocht tot matiging van de vordering tot een symbolishc bedrag van 1 euro.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 416,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 16,00 ter zake van materiële schade (verbandmateriaal) en € 400,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 7 mei 2012.
Voor het overige acht de rechtbank, mede gelet op het gevoerde verweer, tussen partijen vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de kosten ten laste van de benadeelde partij persoonlijk zijn gekomen en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 40 uur werkstraf subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Utrecht van 30 december 2010, bekend onder parketnummer 16/512426-10, ten uitvoer zal worden gelegd.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 3 weken jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Utrecht van 24 augustus 2010, bekend onder parketnummer 16/511855-10, eveneens ten uitvoer zal worden gelegd, eventueel om te zetten in een werkstraf voor de duur van 42 uur subsidiair 21 dagen vervangende jeugddetentie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Gelet hierop zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal in de zaak met parketnummer 16/511855-10 de ten uitvoer te leggen jeugddetentie van 3 weken omzetten in een werkstraf voor de duur van 42 uur subsidiair 21 dagen vervangende jeugddetentie.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van TWAALF (12) WEKEN, waarvan ZES (6) WEKEN voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde:
* dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen
die worden gegeven door of namens [bedrijf 1] en dat verdachte zich daartoe
binnen twee dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering
Nederland op het adres [adres]-200 te Utrecht en zich hierna moet blijven
melden zo frequent en zolang reclassering Nederland dat nodig acht;
dat verdachte zal meewerken aan het project Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer;
dat verdachte zal meewerken aan het realiseren van een zinvolle dagbesteding als scholing
en werk;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 december 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512426-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 24 augustus 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/511855-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten jeugddetentie voor de duur van 3 weken;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door een werkstraf van 42 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 21 dagen;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 416,00, waarvan € 16,00 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade; en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 7 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 416,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De rechtbank heft op de schorsing van de bewaring van verdachte met ingang van heden en beveelt de gevangenhouding van verdachte voor een periode gelijk aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 juli 2012.
Mrs. M.A.A.T. Engbers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.