ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1663

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601101-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Wagenmakers
  • M.S. Koppert
  • Y.A.T. Kruijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken door gebruik van valse sleutels in Utrecht

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 maart 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 11 september 2011 en 13 november 2011, inbraken heeft gepleegd in woningen door gebruik te maken van valse sleutels. De verdachte heeft onder andere computers, telefoons, portemonnees en bankpassen gestolen. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het bewijs zorgvuldig gewogen. De getuigen hebben de verdachte herkend en er zijn goederen aangetroffen die aan de slachtoffers toebehoorden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan vier inbraken en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen van sommige benadeelden heeft toegewezen en anderen niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder het volgen van aanwijzingen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601101-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats] (Marokko)
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
onder 1: uit een woning computers, een portemonnee, een bankpas, een creditcard en/of een rijbewijs heeft weggenomen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
onder 2, primair: uit een woning een Iphone, een Ipad, een portemonnee met inhoud, een horloge, sieraden en/of een laptop heeft weggenomen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
onder 2 subsidiair: een gestolen laptoptas en/of een USB-stick heeft verworven, voorhanden gehad of overgedragen;
onder 3: uit een woning een Ipad, een mobiele telefoon, een portemonnee en/of huissleutels heeft weggenomen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
onder 4: uit een woning computers, een Iphone, mobiele telefoons, bankpassen, een portemonnee en/of een rijbewijs heeft weggenomen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
onder 5: uit een woning geld heeft weggenomen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
onder 6: uit een woning creditcards, bankpassen, een portemonnee, een paspoort, een rijbewijs en/of mobiele telefoons heeft weggenomen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
onder 7: uit een woning computers, een laptoptas, een oplaadsnoer, een mp3 speler, een portemonnee met bankpassen en/of een grand foulard heeft weggenomen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
onder 8: heeft geprobeerd uit een woning geld en/of goederen weg te nemen door gebruik te maken van een valse sleutel.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 primair, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde. De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan komen en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten het volgende .
Op 13 november 2011 omstreeks 6.15 uur kwam de getuige [benadeelde 1] in de woning aan het [adres] te [woonplaats] . Zij trof daar een onbekende man aan . Nadat deze man de woning had verlaten, zag de getuige [benadeelde 1] dat er een paar laptops uit de kamer gestolen waren . Samen met een huisgenoot is de getuige [benadeelde 1] achter de onbekende man aangegaan . Op straat zagen zij een man die de getuige [benadeelde 1] voor de volle honderd procent herkende als de man die zij in haar woning had gezien .
De aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat in de nacht van 13 november 2011 uit haar woning aan het [adres] te [woonplaats] zijn weggenomen twee computers van het merk Acer, een computer van het merk Dell, een portemonnee, een creditcard, een bankpas en een rijbewijs op naam van [benadeelde 1] .
Op 13 november 2011 troffen verbalisanten op de [adres] te [woonplaats] een man aan die voldeed aan het opgegeven signalement . Omstreeks 6.25 uur werd de man aangehouden . Deze aangehouden man is de verbalisant ambtshalve bekend en de verbalisant herkende hem voor 100% als zijnde [verdachte] .
Op het [adres] te [woonplaats] werden in de tuin twee Acer notebooks, een Dell notebook, een bruine portemonnee, een creditcard, een bankpas en een rijbewijs op naam [benadeelde 1] aangetroffen .
In de fouillering van de verdachte werd een geldbedrag aangetroffen, onder andere bestaande uit twee bankbiljetten van
€ 50,- .
De aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat op 13 november 2011 tussen 5.45 uur en 11.00 uur uit zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] twee biljetten van € 50,- waren weggenomen .
Op 13 november 2011 werd tijdens een onderzoek in de woning van de verdachte onder meer een laptoptas, waarin onder andere een USB-stick zat, aangetroffen en inbeslaggenomen . Uit een onderzoek naar de USB-stick bleek dat een van de bestanden was aangemaakt door [benadeelde 4] .
De aangeefster [benadeelde 5] heeft verklaard dat op 5 november 2011 uit haar woning aan de [adres] te [woonplaats] is weggenomen een Iphone 4, een Ipad 2, een ring, een portemonnee met daarin bankpassen, creditcards en een rijbewijs, een horloge en een laptop met tas .
Uit onderzoek is gebleken dat er bij geldautomaten aan de [adres] en [adres] te [woonplaats] was gepind, danwel was geprobeerd te pinnen met de bij de woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] weggenomen bankpassen . Uit de camerabeelden bleek dat op 5 november 2011 om 4.33 uur een rode Ford Fiesta, oud model, reed over de Amsterdamsestraatweg . Verder bleek dat er tussen 4.35 uur en 4.39 uur een persoon gekleed in een jas die sterk leek op de jas waarin de verdachte was gekleed op het moment van zijn aanhouding op 13 november 2011 handelingen verrichtte, gelijkend op pinnen . De verbalisant zag voorts dat de persoon op de camerabeelden met schokkende schouders liep en dat deze manier van lopen een opvallende gelijkenis had met de manier van lopen van de verdachte zoals de verbalisant heeft gezien nadat hij de verdachte had verhoord op 15 november 2011 .
De aangever [benadeelde 6] heeft verklaard dat op 11 september 2011 uit zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] is weggenomen een computer van het merk Apple Macbook, een Iphone van het merk Apple, een computer van het merk Dell, twee mobiele telefoon van het merk HTC, twee portemonnees en een rijbewijs . In de portemonnees zaten diverse bankpassen .
De Iphone die uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] was weggenomen was voorzien van een GPS-programma . Door middel van dit programma zag de aangever dat zijn telefoon zich na de diefstal om 5.21 uur verplaatste van zijn woning via de Makasserstraat en de Muntkade naar de [adres] te [woonplaats] , waar de verdachte woont.
Uit bankgegevens is gebleken dat met de uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] weggenomen bankpassen op 11 september 2011 tussen 6.09 uur en 6.18 uur diverse malen is gepind bij pinautomaten aan de Kanaalstraat in Utrecht .
Op 22 december 2011 werd bij een onderzoek in de woning van de verdachte onder meer een zwarte jas van het merk Nike, type Air, aangetroffen en inbeslaggenomen . Van de inbeslaggenomen jas werden foto's gemaakt . Bij vergelijking van de foto's van de pinner op 11 september 2011 met de foto's van de inbeslaggenomen jas werden meerdere overeenkomsten aangetroffen .
Ter zitting is door de verdediging aangevoerd dat het niet de verdachte is geweest die de goederen uit de woning aan het [adres] heeft weggenomen en dat dat onder meer kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat de getuige [benadeelde 1] heeft gezien dat de man niets in zijn handen had op het moment dat hij de woning verliet, terwijl er toch een flink aantal goederen uit die woning is weggenomen.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat de man bij het verlaten van de woning geen spullen in zijn handen had, niet uitsluit dat de verdachte de spullen heeft weggenomen. De verdachte kan immers al een keer naar buiten zijn gelopen om de (wat grotere) goederen veilig te stellen en vervolgens de woning weer zijn binnengegaan op zoek naar nog meer goederen van zijn gading.
Gelet op het hiervoor overwogene en het tijdsbestek waarbinnen het onder 5 ten laste gelegde is gepleegd en de verdachte is aangehouden, alsmede de locatie, is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die de twee biljetten van € 50,- uit de woning van de aangever [benadeelde 3] heeft weggenomen.
De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene in onderling verband en samenhang bezien van oordeel dat de verdachte op 13 november 2011, 5 november 2011, 1 september 2011 en 11 september 2011 in woningen in Utrecht heeft ingebroken.
4.4 Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 3, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft gepleegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen onder 4.3 is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
hij op 13 november 2011 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan het [adres]) heeft weggenomen computers (merk Acer en Dell) en een portemonnee en een bankpas en creditcard en een rijbewijs (op naam van [benadeelde 1], toebehorende aan [benadeelde 1] of [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel (door met een voorwerp, de slotschoot van de [voor]deur van die woning vanaf de binnenkant open te trekken [zogenaamd 'hengelen']);
2.
Primair
hij op 05 november 2011 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een Iphone 4 en Ipad 2 en een portemonnee (met daarin bankpasjes/creditcards en een rijbewijs) en een horloge en een sieraad en een laptop, toebehorende aan [benadeelde 5] of [benadeelde 4] of [benadeelde 7] of [benadeelde 8], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel (door met een voorwerp, de slotschoot van de [voor]deur van die woning vanaf de binnenkant open te trekken [zogenaamd 'hengelen']);
4.
hij op 11 september 2011 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
computers (Apple en Dell) en een Apple I-phone en mobiele telefoons (merk HTC)
en bankpassen en portemonnees en een rijbewijs toebehorende aan anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
door middel van een valse sleutel (door met een voorwerp, de slotschoot van de [voor]deur van die woning vanaf de binnenkant open te trekken [zogenaamd 'hengelen']);
5.
hij op 13 november 2011 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen twee biljetten
van 50 euro, toebehorende aan [benadeelde 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel (door met een voorwerp, de slotschoot van de [voor]deur van die woning vanaf de binnenkant open te trekken [zogenaamd 'hengelen']).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1, 2, 4 en 5:
Telkens:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
5.2 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 33 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, zoals een meldingsgebod en deelname aan een leefstijltraining.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, wanneer de rechtbank toch tot een veroordeling komt voor het ten laste gelegde, de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog. Voorts is de verdediging van mening dat aan de verdachte, in verband met de regeling ten aanzien van de voorwaardelijke invrijheidstelling, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd en dat de bijzondere voorwaarden dan aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen worden verbonden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier inbraken in verschillende woningen op tijdstippen dat de bewoners thuis waren en sliepen. Woninginbraken zijn nare feiten, die naast schade, overlast en angst bij de slachtoffers, onrust in de samenleving teweeg brengen. De verdachte lijkt slechts uit te zijn geweest op persoonlijk financieel gewin zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor zijn slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, d.d. 12 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 19 januari 2012, waaruit blijkt dat de reclassering op meerdere leefgebieden problemen heeft geconstateerd. De reclassering heeft geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank slechts bewezen acht de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding voor immateriële schade van € 150,- voor feit 1.
De benadeelde partij [benadeelde 8] vordert een schadevergoeding voor materiële en immateriële schade van € 3.181,93 voor feit 2.
De benadeelde partij [benadeelde 9] vordert een schadevergoeding naar billijkheid voor immateriële schade voor feit 3.
De benadeelde partij [benadeelde 10] vordert een schadevergoeding voor materiële schade van € 1.570,- voor feit 4.
De officier van justitie is van oordeel dat de door de benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 8] en [benadeelde 10] gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van de onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. De officier van justitie is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard nu het onder 3 ten laste gelegde feit niet kan worden bewezenverklaard.
De verdediging is van mening dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn nu de aan de verdachte ten laste gelegde feiten niet kunnen worden bewezenverklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte is vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit, waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Het door de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 10] gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vorderingen zullen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] is de rechtbank van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.791,95 een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde feit, waarvan € 2.541,95 ter zake van materiële schade en € 250,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 3, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1, 2, 4 en 5:
Telkens:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
- verklaart de verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en deelname aan een leefstijltraining;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 9] in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 150,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2011;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 10] van € 1.570,- ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2011;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 8] van € 2.791,95 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2011;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 10] en [benadeelde 8] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [benadeelde 2], € 150,-, 3 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde 10], € 1.570,-, 25 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde 8], € 2.791,95, 37 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. M.S. Koppert en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 maart 2012.