ECLI:NL:RBUTR:2012:BX2060

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655320-12 [P].
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling en woninginbraken door meerdere verdachten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 27 april 2012, stonden meerdere verdachten terecht voor ernstige misdrijven, waaronder bedreiging met zware mishandeling en woninginbraken. De zaak kwam voort uit een incident op 15 januari 2012, waarbij de verdachte met zijn auto op een slachtoffer afreed, wat leidde tot een bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan bedreiging.

Daarnaast waren er meerdere woninginbraken gepleegd door de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen had ingebroken in woningen in Purmerend en Bunschoten-Spakenburg, waarbij goederen waren weggenomen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de poging tot diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woningen was verkregen door middel van braak.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 11 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte schadevergoedingen moest betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en vond dat de verdachte zich enkel had laten leiden door financieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655320-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te[geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland)
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere
raadsman mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 april 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
onder 1 primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te
beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
onder 1 subsidiair: [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, dan wel met zware mishandeling;
onder 2: samen met anderen heeft geprobeerd uit een woning geld en/of goederen weg te
nemen door middel van braak en/of verbreking;
onder 3 primair: samen met anderen uit een woning geld, een iPad, een beautycase met
inhoud, parfum, een horloge en/of een make-up koffer met inhoud heeft weggenomen, door middel van braak en/of verbreking;
onder 3 subsidiair: samen met anderen een gestolen iPad en/of parfum heeft verworven,
voorhanden gehad of overgedragen;
onder 4 primair: samen met anderen uit een woning een fotocamera, een kluis met daarin
een computer, geld, kenteken/overschrijvingsbewijzen, autosleutels, motorsleutels, paspoorten en/of creditcards heeft weggenomen, door middel van braak en/of verbreking;
onder 4 subsidiair: samen met anderen een gestolen creditcard heeft verworven, voorhanden
gehad of overgedragen.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en dat de verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde het volgende .
Bewijsmiddelen
Ten aaznien van de feiten 1 en 2
Op 15 januari 2012 omstreeks 20.30 uur zag [slachtoffer 1] in [woonplaats] op de [adres] ter hoogte van nummer 25 een jongen lopen . Ook zag zij een auto staan met kenteken [kenteken], met daarin een jongen . [slachtoffer 1] hoorde glasgerinkel . Direct daarna zag zij dat haar echtgenoot bij de eerdergenoemde auto stond en dat er een onbekende man bij stond . [slachtoffer 1] zag dat haar echtgenoot het portier van de auto vast had . [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de auto wegreed uit het parkeervak . Zij stond op dat moment ongeveer op het midden van de rijbaan . De afstand tussen haar en de auto bedroeg maximaal 10 meter . [slachtoffer 1] zag en hoorde dat de auto flink versnelde, zij hoorde dat de motor veel toeren maakte en dat de banden slipten op het wegdek . [slachtoffer 1] zag dat er rook van de banden af kwam en dat de auto over het wegdek gleed en zwabberde . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij moest wegspringen om te voorkomen dat zij zou worden aangereden . [slachtoffer 1] wist niet hoe hard de auto reed op het moment dat zij wegsprong . Zij voelde zich bedreigd .
De getuige [getuige] heeft gezien dat er een auto geparkeerd stond waarin een jongen zat . Bij de lantaarnpaal zag hij een andere jongen staan . De getuige [getuige] hoorde op een gegeven moment glasgerinkel . Verder hoorde hij dat de eerdergenoemde auto werd gestart . Vervolgens zag hij uit de richting van een woning twee mannen naar de auto toe rennen . Hij zag dat zij in de auto doken en dat de echtgenoot van de getuige [slachtoffer 1] nog probeerde om een van de mannen vast te houden . Hij hoorde dat de auto met piepende banden en vol gas wegreed . Hij zag dat de getuige [slachtoffer 1] ongeveer midden op de weg stond en dat zij aan de kant moest springen omdat zij anders door de auto werd aangereden . De getuige [getuige] zag dat de auto verderop stopte en dat er nog iemand instapte .
De aangever [aangever] zag op 15 januari 2012 dat de poortdeur van de woning van zijn schoonouders aan de [adres] in [woonplaats] was geforceerd en dat er een gat in het keukenraam van de woning zat . In het kozijn stonden diverse sporen van braakschade en het draairaam stond open. Er waren geen goederen weggenomen .
De gewaarschuwde politie zag op 15 januari 2012 omstreeks 20.38 uur een auto met kenteken [kenteken] met hoge snelheid op de Rijksweg A1 rijden en heeft de achtervolging ingezet .
In Hilversum reed de auto tegen een paaltje en sprongen er vier personen uit de auto, die vervolgens wegrenden . In de buurt van de auto werden vier verdachten aangehouden .
De verdachte heeft verklaard dat hij op 15 januari 2012 samen met de drie medeverdachten met zijn auto vanuit Amsterdam zijn gaan rijden .
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 15 januari 2012 met drie anderen in zijn auto op de [adres] in [woonplaats] is geweest en dat zij vandaar uit zijn weggereden.
In de auto van de verdachten zijn onder meer twee schroevendraaiers, een headset van het merk Sennheiser met aankoopbon, een iPad , een creditcard van de Rabobank, een brief geadresseerd aan de heer [benadeelde 3], parfum van het merk Paco Rabanne, type million , en parfum van het merk Hugo Boss aangetroffen .
De aangever [aangever 2] heeft verklaard dat op 15 januari 2012 uit zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] is weggenomen een bedrag van € 100,-, een iPad, een beautycase met daarin zes potjes nagellak, een flesje mannenparfum van het merk Hugo Boss, een flesje mannenparfum van het merk Paco Robano (de rechtbank begrijpt: Paco Rabanne), een make-up koffer met inhoud en een horloge . Op de deur die toegang geeft tot de keuken zat braakschade .
De in de auto van de verdachten aangetroffen iPad bleek eigendom te zijn van de aangever [aangever 2] .
Uit het vergelijkend werktuigsporenonderzoek is gebleken dat de indruksporen aan de [adres] te [woonplaats] zijn veroorzaakt met een schroevendraaier, die is aangetroffen in de auto van de verdachten . Verder is gebleken dat de kraslijnen aan de [adres] te [woonplaats] zijn veroorzaakt met een schroevendraaier, die is aangetroffen in de auto van de verdachten .
Ten aanzien van feit 3
Het bleek dat de in de auto van de verdachten aangetroffen creditcard van de Rabobank was weggenomen bij een inbraak in Purmerend .
De aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat tussen 14 januari 2012 te 17.45 uur en 15 januari 2012 te 2.00 uur het raam aan de achterkant van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] was ingegooid en dat er braaksporen op het kozijn van de achterdeur en op het kozijn van het ingeslagen raam waren . Uit de woning was onder meer weggenomen een fotocamera, een kluis met daarin: een Apple Macbook , kentekenbewijzen van twee voertuigen, een geldbedrag, drie creditcards, twee reserve autosleutels, een reserve motorsleutel en een attachékoffer met daarin diverse erfstukken van de overleden schoonvader van de aangever . Gebleken is dat de werktuigsporen in het raam van de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn veroorzaakt met een schroevendraaier, die is aangetroffen in de auto van de verdachten .
De verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat de vriendin van de aangever [benadeelde 2], [benadeelde 1], een dochter is van [benadeelde 3], voormalig burgemeester van de gemeente Beemster . De brief, gericht aan [benadeelde 3], die in de auto van de verdachten werd aangetroffen, was voorzien van het logo van de gemeente Beemster .
Gebleken is dat met de uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] weggenomen creditcard op naam van [benadeelde 2] op 14 januari 2012 te 22.42 uur in Alkmaar € 750,- is gepind . Tevens hebben er met deze creditcard op zaterdagavond 14 januari 2012 en zondag 15 januari 2012 meerdere pogingen plaatsgevonden in Alkmaar en Amsterdam om geld te pinnen .
Ook is gebleken dat op 15 januari 2012 in de winkel Dixons te Amsterdam tweemaal is getracht te betalen met de weggenomen creditcard van [benadeelde 2] voor een geldbedrag van € 29,99 en in de winkel Douglas Parfumerie is getracht te betalen met de weggenomen creditcard van [benadeelde 2] voor een geldbedrag van € 73,35 .
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben op de beveiligingsbeelden van Dixons te Amsterdam van 15 januari 2012 gezien dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] naar de kassa lopen en een artikel aanwijzen . Verder hebben zij gezien dat een medewerker het artikel aanslaat op de kassa en dat de medeverdachte [medeverdachte] een handbeweging maakt gelijkend op het door de pinautomaat halen van een pas en dat de verdachte over zijn schouder meekijkt . De verbalisanten zien dat de medeverdachte [medeverdachte] nog een keer zo'n beweging maakt, waarna de beide verdachten met elkaar overleggen . Daarna zien de verbalisanten dat de verdachte iets overhandigt aan de medewerker van Dixons en dat daarop de kassalade zich opende .
De verdachte heeft verklaard dat hij op 15 januari 2012 samen met de medeverdachte [medeverdachte] in Amsterdam een setje oortelefoontjes van het merk Sennheiser heeft gekocht voor het bedrag van € 29,99 en parfum heeft gekocht voor het bedrag van € 73,35 .
De verdachte heeft verklaard dat hij op 15 januari 2012 samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] naar Amsterdam Noord is gereden en dat de medeverdachte [medeverdachte 2] daar een flesje parfum heeft gekocht .
De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij, toen hij op 15 januari 2012 bij de andere verdachten in de auto was gestapt om naar Bunschoten te gaan, van de verdachte had gehoord dat ze parfum hadden gekocht bij Douglas en dat hij contant had betaald omdat pinnen niet lukte . Ook heeft de medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat de andere verdachten hadden gezegd dat ze met zijn drieën op zaterdagavond naar Alkmaar waren geweest .
Uit de telecommunicatiegegevens met betrekking tot het imeinummer en het telefoonnummer die op naam van de medeverdachte [medeverdachte 4] staan is gebleken dat die nummers op 14 januari 2012 tussen 19.01.27 uur en 19.59.52 uur paallocaties in Purmerend hebben aangestraald .
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte samen met drie medeverdachten op 15 januari 2012 met zijn auto vanuit Amsterdam naar Bunschoten-Spakenburg is gereden en dat zij hebben ingebroken in de woning aan de [adres] in [woonplaats] en hebben geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] aldaar. In de auto van de verdachten zijn immers goederen aangetroffen, die kort voordat de verdachten werden aangehouden uit de woning aan de [adres] waren weggenomen en een schroevendraaier waarmee braaksporen aan die woning zijn veroorzaakt.
Met diezelfde schroevendraaier zijn ook braaksporen veroorzaakt aan de woning aan de [adres].
Daarbij overweegt de rechtbank nog dat de verdachte aan de [adres] in de auto is blijven zitten en na het horen van glasgerinkel direct met enige snelheid is weggereden en vlak daarna nog is gestopt om anderen in te laten stappen. Na een achtervolging door de politie zijn de verdachten gestopt en uit de auto gerend. De verdachte heeft bovendien geen plausibele verklaring gegeven voor hun aanwezigheid in Bunschoten-Spakenburg.
Hoewel de rechtbank niet exact kan vaststellen wie van de verdachten daadwerkelijk de inbraak in de woning aan de [adres] en de poging tot inbraak aan de [adres] in [woonplaats] heeft of hebben gepleegd, leidt de rechtbank uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat, ook al moet worden aangenomen dat de verdachte tijdens de poging tot inbraak aan de [adres] te [woonplaats] in de auto is achtergebleven, sprake is van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met degene of degenen die de inbraak en de poging tot inbraak daadwerkelijk heeft of hebben gepleegd.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank ook af dat de verdachte, samen met twee medeverdachten, op 14 januari 2012 heeft ingebroken in de woning aan de [adres] in Purmerend en dat zij daarna naar Alkmaar zijn gegaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de auto van verdachte is een creditcard op naam van de aangever en een, voor de verdachten onbelangrijke, brief geadresseerd aan de overleden schoonvader van de aangever aangetroffen. Vast staat dat geprobeerd is om met deze creditcard de parfum en de oordopjes te betalen die uiteindelijk contant zijn afgerekend. Daarnaast is kort na de inbraak in Alkmaar gepind met deze creditcard.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op de avond van de inbraak samen met twee anderen in de auto gereden heeft en met hen in Alkmaar is geweest. Uit de telecommunicatiegegevens blijkt dat verdachte ook in Purmerend is geweest voordat zij in Alkmaar aankwamen en voordat er gepind werd met de creditcard. Bij afwezigheid van een aannemelijk geworden andere verklaring voor die feiten en omstandigheden, moet het er voor worden gehouden dat verdachte ook in Purmerend is geweest en in vereniging met anderen deze woninginbraak heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 1 voorts
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen niet af dat de verdachte met (voorwaardelijk) opzet heeft getracht om [slachtoffer 1] van het leven te beroven of haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet is vereist dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Er is sprake van willens en wetens als de verdachte zich de mogelijkheid van de dood of het zwaar lichamelijk letsel realiseert (willens) en dat hij de mogelijkheid van die gevolgen voor lief neemt (wetens). De verdachte heeft verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest [slachtoffer 1] aan te rijden.
In het dossier bevinden zich onvoldoende gegevens of aanknopingspunten om het (voorwaardelijk) opzet daaruit af te kunnen leiden. Uit het dossier blijkt immers niet hoe hard de verdachte heeft gereden, hoeveel ruimte de verdachte had om zo nodig uit te wijken, de omstandigheden waaronder wegspringen wel of juist niet gemakkelijk zou zijn. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] recht voor de auto stond op een afstand van 10 meter is onvoldoende voor het aannemen van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte er vanuit ging dat als hij [slachtoffer 1] zou raken, zij tenminste zwaar lichamelijk letsel zou hebben. De rechtbank acht echter ook aannemelijk dat hij er vanuit ging dat dat niet zou gebeuren omdat zij wel opzij zou springen. Als hij haar desondanks wel zou hebben geraakt, zou dit in de geven omstandigheden bewuste schuld hebben opgeleverd. Dat is echter onvoldoende voor het aannemen van (voorwaardelijk opzet).
De rechtbank ziet aldus onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat hier sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling.
4.4 Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
Subsidiair
op 15 januari 2012 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto op die [slachtoffer 1] afgereden;
2.
op 15 januari 2012 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededaders
-zich naar voornoemde woning begeven en
-het slot van een (houten) poortdeur geforceerd en
-een (keuken)raam ingeslagen en vervolgens een (draai)raam geopend
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
Primair
op 15 januari 2012 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen (ongeveer) 100 euro en een Ipad (merk Apple) en een beautycase met inhoud (te weten: flesjes nagellak) en 2 flesjes parfum en een horloge en een make-up koffer met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een deur van die woning;
4.
Primair
in de periode van 14 januari 2012 tot en met 15 januari 2012 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een fotocamera en een kluis met daarin: een computer (Apple MacBook) en een geldbedrag en kentekenbewijzen en autosleutels en een motorsleutel en creditcards (Rabobank), toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 1], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op en verbreking van een raam van die woning en een slot van een (tuin)deur.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1:
Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feiten 3 en 4:
Telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, wanneer de rechtbank toch tot een veroordeling komt voor het ten laste gelegde, de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is en dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning en aan een poging tot een inbraak in een woning. Woninginbraken en pogingen daartoe zijn nare feiten, die naast schade, overlast en angst bij de slachtoffers, onrust in de samenleving teweeg brengen. De verdachte lijkt slechts uit te zijn op persoonlijk financieel gewin zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor zijn slachtoffers.
Ook heeft de verdachte zich, door met zijn auto op een persoon af te rijden, schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, d.d. 5 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden noodzakelijk is. Een gedeelte van deze straf, te weten 3 maanden, zal zij voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 95,34 voor feit 2 in verband met geleden materiële schade.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 923,60 voor feit 4, waarvan € 623,60 in verband met geleden materiële schade en € 300,- in verband met geleden immateriële schade.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 5] vorderen een schadevergoeding van elk € 2.000,- voor feit 4 in verband met geleden immateriële schade.
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 2] is de rechtbank van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vorderingen zullen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 5] is de rechtbank van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 300,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en verdachte aansprakelijk is voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vorderingen tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in hun vorderingen omdat de behandeling van de vorderingen in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kunnen deze benadeelde partijen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank bepalen dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens eveneens hoofdelijk- de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feiten 3 en 4: Telkens: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 95,34, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 923,60, waarvan € 623,60 ter zake van materiële schade en € 300,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 5] van elk € 300,-, ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, de verdachte niet gehouden is deze bedragen aan de benadeelde partijen te betalen;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [benadeelde 4], € 95,34, 1 dag hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde 2], € 923,60, 18 dagen hechtenis,
- benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 5], elk € 300,-, 6 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, de verdachte niet gehouden is deze bedragen aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 april 2012.