ECLI:NL:RBUTR:2012:BX2305

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655642-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verdacht gedrag bij betaalautomaat met skimming-verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte werd verdacht van skimming, heeft de rechtbank Utrecht op 5 juli 2012 uitspraak gedaan. De zaak kwam aan het licht na een melding van verdacht gedrag bij een betaalautomaat in een parkeergarage in Utrecht op 4 april 2012. De verdachte en zijn medeverdachte werden kort na de melding aangehouden. Bij de aanhouding had de medeverdachte een hamer bij zich en in zijn auto werd dubbelzijdig tape aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte over hun aanwezigheid in de garage en het vinden van de hamer werden door de rechtbank niet geloofwaardig geacht, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijslast niet voldeed aan de eisen voor een veroordeling. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte en zijn medeverdachte voorwerpen in bezit hadden die bestemd waren voor het skimmen van betaalpassen, maar de rechtbank vond dat de bewijsvoering tekortschiet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven, en het vonnis werd ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655642-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 juli 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in PI Flevoland, HvB Almere Binnen.
Raadsman mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 juli 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: samen met een ander of anderen heeft geprobeerd om betaalpassen te vervalsen;
subsidiair: samen met een ander of anderen voorwerpen in zijn bezit heeft gehad die bestemd waren voor het vervalsen van betaalpassen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander een hamer, een beitel en tape voorhanden heeft gehad met als doel het skimmen van een betaalautomaat. Het is evident dat het verwijderen van de beveiligingsbol van de automaat bedoeld is om skimapparatuur op de automaat aan te brengen, aldus de officier van justitie. De officier van justitie acht derhalve het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de gehele tenlastelegging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onduidelijk is en dat als al bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachte een hamer, een beitel en tape voorhanden hebben gehad het nog maar de vraag is of verdachte er wetenschap van had deze goederen bestemd waren voor het vervalsen van betaalpassen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Nadat op 4 april 2012 omstreeks 22.40 uur middels een camerasysteem was geconstateerd dat twee personen zich verdacht gedroegen bij een betaalautomaat in een parkeergarage in Utrecht, zijn verdachte en zijn medeverdachte omstreeks 23.25 uur in Utrecht aangehouden in de omgeving van die garage.
Zijn medeverdachte had bij zijn aanhouding een hamer bij zich. Volgens een onbekend gebleven beveiligingsbeambte had hij tijdens het volgen van een van de verdachten – later bleek dit verdachte te zijn – een beitel gevonden.
In de auto van de medeverdachte werd dubbelzijdig tape aangetroffen.
Op de betreffende automaat werd een beveiligingsbol aangetroffen die – in plaats van vastgeschroefd van binnen uit de automaat – met dubbelzijdig tape aan de automaat was bevestigd.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, dat hij met zijn medeverdachte naar Utrecht was gekomen en dat de automaat weigerde de parkeerkaart te accepteren, toen zij de auto wilden ophalen. Volgens verdachte en zijn medeverdachte hadden zij zich vergist in de garage waarin de auto was achtergelaten.
Zijn medeverdachte had de hamer gevonden en bij zich gestoken.
Verdachte heeft steeds ontkend ook maar iets van doen te hebben met het zogenaamde “skimmen”.
De in de auto aangetroffen dubbelzijdige tape zat volgens hem nog in de originele verpakking en was niet gebruikt.
Zijn medeverdachte is in 2009 veroordeeld onder andere wegens betrokkenheid bij het zogenaamde “skimmen”.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie, dat verdachte en zijn medeverdachte zich in elk geval verdacht hebben gedragen. De verklaring van de medeverdachte dat hij de hamer heeft gevonden en de verklaring van verdachte en zijn medeverdachte, dat zij zich in de garage hadden vergist, acht de rechtbank namelijk niet geloofwaardig.
Nu echter:
• de dubbelzijdige tape op de beveiligingsbol niet nader is omschreven en niet is vergeleken met de dubbelzijdige tape aangetroffen in de auto van de medeverdachte,
• de met tape vastgemaakte beveiligingsbol volgens verbalisant [verbalisant 1] van de Forensische opsporing de originele beveiligingsbol betrof, terwijl elders in een van de processen-verbaal door de politie wordt opgemerkt, dat de originele bol bleek te zijn vervangen door een andere,
• de beelden van de automaat en de verdachte niet of onvoldoende duidelijk weergeven welke handelingen nu precies zijn verricht door verdachte en zijn medeverdachte,
• in het dossier een uitwerking of verklaring ontbreekt met betrekking tot de opmerking in het zogenaamde loopproces-verbaal, dat “naast de sleuf waar de betaalpas doorgehaald moet worden een metalen strip was gemonteerd”,
• in de opgemaakte processen-verbaal onvoldoende wordt gerelateerd welke feiten en omstandigheden moeten/kunnen leiden tot de conclusie, dat de automaat door verdachte en/of zijn medeverdachte zodanig was (voor)bewerkt, dat geconcludeerd moet/kon worden dat de automaat kennelijk was “geskimd” of voorbereid om te worden “geskimd”. De enkele mededeling van de verbalisant in het loopproces-verbaal dat een medewerker van de producent van de betaalautomaten telefonisch heeft verklaard dat ze de laatste tijd veelvuldig met “deze werkwijze” worden geconfronteerd, is daartoe onvoldoende. Daargelaten dat deze verklaring niet in een proces-verbaal van verhoor of proces-verbaal van bevindingen is vastgelegd, wordt niet uitgewerkt wat met “deze werkwijze” wordt bedoeld,
is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor hetgeen verdachte primair en subsidiair wordt verweten.
De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van de gehele tenlastelegging. Het bevel voorlopige hechtenis d.d. 19 april 2012 wordt daarom opgeheven. Die opheffing is apart gemuteerd.
5. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Bueno, voorzitter, rechter-plaatsvervanger,
mr. M.J. Veldhuijzen en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Landen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 juli 2012.
Mr. M.J. Veldhuijzen is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.