parketnummers: 16/997022-11 en 16/995035-09 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 12 juni 2012
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 oktober 2011 tot en met 2 december 2011 in Utrecht en/of IJsselstein en/of Culemborg samen met anderen of een ander opzettelijk ongeveer 277 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, professioneel vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
feit 2: op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 oktober 2011 tot en met 2 december 2011 in Utrecht en/of IJsselstein en/of Culemborg samen met anderen of een ander opzettelijk ongeveer 140 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, professioneel vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
feit 3: op of omstreeks 2 december 2012 in IJsselstein samen met anderen of een ander opzettelijk ongeveer 417 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad terwijl dit vuurwerk niet was voorzien van de vereiste vermelding en/of afbeelding van de soort van het artikel waaruit blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren waren en/of de naam en/of handelsnaam en/of handelsmerk en/of plaats van vestiging van de fabrikant en/of de categorie waartoe het artikel behoorde;
feit 4: op of omstreeks 2 december 2011 in IJsselstein en/of Culemborg samen met anderen of een ander opzettelijk ongeveer 417 kilogram, althans een grote hoeveelheid, vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voorhanden heeft gehad in zijn auto, althans buiten een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning is verleend of melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 van het Vuurwerkbesluit;
feit 5: op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 oktober 2011 tot en met 2 december 2011 te Culemborg een of meerdere geldbedragen (ongeveer € 2.612,85) heeft witgewassen.
3. De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en dat de verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten het volgende .
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 december 2011 samen met een ander bij de [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) in IJsselstein vanuit zijn auto dozen met professioneel vuurwerk, als in de tenlastelegging genoemd, aan [betrokkene 1] ter beschikking heeft gesteld.
Door het observatieteam van de politie is gezien dat op 2 december 2011 diverse dozen vanuit de Mercedes bus van de verdachte het pand van [bedrijf] werden ingedragen. De verdachte is in zijn Mercedes aangehouden. In de bus van de verdachte werd illegaal vuurwerk aangetroffen en in het bedrijfspand van [bedrijf] werd een aantal dozen met illegaal vuurwerk aangetroffen .
Het vuurwerk dat in de Mercedes bus van de verdachte werd aangetroffen is onderzocht. Het bleek te gaan om:
- 50 stuks knalvuurwerk met lont, te weten nitraatklappers;
- 6 flowerbeds;
- 1 Chinese rol T809;
- 4x liniaal R502;
- 2x Romeinse kaars;
- 4 mortierbommen.
Het transportgewicht betrof in totaal 140 kilogram.
Het onderzochte vuurwerk voldoet niet aan de omschrijving van consumentenvuurwerk.
Voormeld vuurwerk was niet voorzien van:
- een vermelding of afbeelding van het te verwachten effect met betrekking tot het onderzocht vuurwerk;
- de handelsnaam/fabrikant/importeur .
Het vuurwerk dat in het bedrijfspand van [bedrijf] werd aangetroffen is onderzocht. Het bleek te gaan om:
- 50 stuks knalvuurwerk met lont, te weten nitraatklappers;
- 2 flowerbeds;
- 1 Chinese rol T809;
- 1 liniaal R502;
- 36 mortierbommen.
Het transportgewicht betrof in totaal 277 kilogram.
Het onderzochte vuurwerk voldoet niet aan de omschrijving van consumentenvuurwerk.
Voormeld vuurwerk was niet voorzien van:
- een vermelding of afbeelding van het te verwachten effect met betrekking tot het onderzochte vuurwerk;
- de handelsnaam/fabrikant/importeur .
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat de verdachte op 2 december 2011 in IJsselstein 277 kilogram professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld aan een ander, alsmede 140 kilogram professioneel vuurwerk in zijn auto voorhanden heeft gehad, welk vuurwerk niet was voorzien van een vermelding of afbeelding met betrekking tot het te verwachten effect en evenmin van de gegevens van de fabrikant.
Bewijsoverweging
Het vuurwerk is aangetroffen in de auto van de verdachte en in een loods van een suikerwerkfabriek. Evident is dat voor een auto en een suikerwerkfabriek (in beginsel) geen omgevingsvergunning is afgegeven of een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.2.4 van het Vuurwerkbesluit. Nu voorts ook niet is gesteld of gebleken is dat dat voor de onderhavige ruimtes het geval was, stelt de rechtbank vast dat verdachte het vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een daarvoor geschikte inrichting. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde dan ook bewezen.
Samenloop
De rechtbank constateert dat hetgeen onder 3 en 4 bewezen wordt geacht betrekking heeft op dezelfde partijen vuurwerk als waarop hetgeen onder 1 (de aangetroffen partij in de fabriek van [bedrijf]) en 2 (de aangetroffen partij in de auto van verdachte) betrekking heeft. Daarbij is niet alleen sprake van gelijktijdigheid van handelen, ook wat betreft de strekking van het te beschermen rechtsbelang komt hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 bewezen wordt geacht overeen. De eerste drie leden van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit beogen immers allen, dat handhavend kan worden opgetreden tegen degenen die professioneel vuurwerk (of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik) in strijd met het besluit hebben bestemd voor gebruik door particulieren. De rechtbank acht dan ook artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en concludeert tot eendaadse samenloop.
4.4. Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om te concluderen dat de verdachte de in zijn auto en woning aangetroffen geldbedragen heeft verworven of omgezet door handel in illegaal vuurwerk.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 2 december 2011 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, ongeveer 277 kilogram, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en aan een ander ter beschikking heeft gesteld,
immers heeft verdachte en zijn mededader op 2 december 2011 te IJsselstein:
aan [betrokkene 1] ter beschikking gesteld:
50 stuks knalvuurwerk met lont, nitraatklappers en
2 flowerbeds en
1 Chinese rol T809 en
1 liniaal R502 en
36 mortierbommen;
op 2 december 2011 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, ongeveer 140 kilogram, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad,
immers heeft verdachte en zijn mededader op 2 december 2011 te IJsselstein in een Mercedes met kenteken [kenteken] voorhanden gehad:
50 stuks knalvuurwerk met lont, nitraatklappers en
6 flowerbeds en
1 Chinese rol T809 en
4 stuks liniaal R502 en
2 Romeinse Kaarsen en
4 mortierbommen;
op 2 december 2011 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk ongeveer 417 kilogram vuurwerk voorhanden heeft gehad terwijl dit vuurwerk niet voldeed aan het bij of krachtens het Vuurwerkbesluit bepaalde, immers was het vuurwerk niet voorzien van:
- een vermelding of afbeelding van de soort van het artikel waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren waren en
- de naam of handelsnaam of handelsmerk of plaats van vestiging van de fabrikant;
op 2 december 2011 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, ongeveer 417 kilogram vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit of in artikel 2.2.2, 3.2.1 of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feiten 1, 2, 3 en 4:
Telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan,
waarbij de feiten 3 en 4 in eendaadse samenloop zijn gepleegd met feit 1 respectievelijk feit 2.
5.2. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, als de rechtbank tot een veroordeling komt voor het ten laste gelegde, de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is en dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging heeft daarbij aangegeven dat de verdachte in een rolstoel zit en in de gevangenis de benodigde faciliteiten mist, waardoor de detentie voor de verdachte zwaarder is dan voor anderen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft een partij professioneel vuurwerk, dat niet voldeed aan de Nederlandse voorschriften, voorhanden gehad in ruimtes, die daarvoor niet geschikt waren. Dergelijk vuurwerk in handen van consumenten is gevaarlijk en veroorzaakt niet zelden letsel en schade. Door aldus te handelen heeft de verdachte een onverantwoord risico in het leven geroepen voor de veiligheid en gezondheid van personen en hun omgeving. Van dit risico moet de verdachte, gelet op de jaarlijkse berichtgeving van overheidswege over het gevaar van vuurwerk in het algemeen en van illegaal vuurwerk in het bijzonder, op de hoogte zijn geweest. Door illegaal vuurwerk ter beschikking te stellen aan een ander houdt de verdachte bovendien de handel in dergelijk vuurwerk in stand.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte nog in een proeftijd liep wat voor hem kennelijk ook geen beletsel was door te gaan met het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. Gelet op de gezondheid van de verdachte en de omstandigheid dat detentie daardoor zwaar voor hem weegt en om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een gedeelte van deze straf voorwaardelijk opleggen.
7. Het beslag
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen geldbedragen van in totaal € 2.612,85 verbeurd worden verklaard. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de auto van de verdachte, waarop zowel beslag op grond van artikel 94 als op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering rust, wordt teruggegeven aan de verdachte met handhaving van het beslag op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de geldbedragen en de auto van de verdachte dienen te worden teruggegeven aan de verdachte aangezien de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte, nu de verdachte van het onder 5 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal eveneens de teruggave gelasten van de in beslag genomen auto aan de verdachte, aangezien deze auto speciaal is aangepast voor de verdachte. Het feit dat er consevatoir beslag op de auto rust, zoals door de officier van justitie in dit verband aangevoerd, staat niet in de weg aan teruggave van de auto aan de verdachte, nu de teruggave van de auto aan de verdachte onverlet laat dat het conservatoir beslag van voormelde auto in afwachting van de door de officier van justitie aangekondigde ontnemingsprocedure voortduurt.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen zal de rechtbank eveneens de teruggave aan de verdachte gelasten, indien en voor zover dit nog niet is geschied.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en de voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, die aan de verdachte zijn opgelegd bij vonnis van 29 juni 2010 ten uitvoer zullen worden gelegd.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, dan wel dat de proeftijd dient te worden verlengd.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1.2.2, 1.2.4, 3.1.1 en 3A.1.1 van het Vuurwerkbesluit zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 5 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feiten 1, 2, 3 en 4:
Telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan,
waarbij de feiten 3 en 4 in eendaadse samenloop zijn gepleegd met feit 1 respectievelijk feit 2;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de geldbedragen van in totaal € 2.612,85 en de auto van de verdachte;
- stelt vast dat het conservatoir beslag in afwachting van de door de officier van justitie aangekondigde ontnemingsprocedure blijft voortbestaan ten aanzien van de in beslag genomen auto;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan de verdachte;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straffen die bij vonnis d.d. 29 juni 2010 zijn opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/995035-09 ten uitvoer zullen worden gelegd, te weten:
een gevangenisstraf van 2 weken;
een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. T. Reichardt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juni 2012.
Mr. T. Reichardt is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.