ECLI:NL:RBUTR:2012:BX2415

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
797842 UC EXPL 12-2802 k
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De vraag of een vrijwilligersovereenkomst is gewijzigd in een arbeidsovereenkomst en de betekenis van artikel 7:610a BW

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht op 4 juli 2012, stond de vraag centraal of er tussen eiser en gedaagde een arbeidsovereenkomst was gesloten, dan wel of de bestaande vrijwilligersovereenkomst was omgevormd tot een arbeidsovereenkomst. Eiser, die door gedaagde was geholpen bij het overwinnen van zijn verslaving, verrichtte na zijn behandeling werkzaamheden voor gedaagde. Gedaagde had eiser in november 2010 geholpen en in juni/juli 2011 een bedrag van € 4.000,00 contant aan hem gegeven. Eiser vorderde een aanzienlijk bedrag aan achterstallig salaris en andere vergoedingen, stellende dat er een arbeidsovereenkomst was ontstaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming was bereikt over de arbeidsomvang, een essentieel element van een arbeidsovereenkomst. Eiser had weliswaar gesteld dat er mondeling overeenstemming was bereikt over een arbeidsovereenkomst, maar gedaagde betwistte dit. De kantonrechter oordeelde dat de werkzaamheden van eiser na zijn behandeling als vrijwilligerswerk moesten worden gekwalificeerd, en dat er geen bewijs was dat een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen. De kantonrechter verwees naar artikel 7:610a BW, dat een vermoeden van een arbeidsovereenkomst schept onder bepaalde voorwaarden, maar oordeelde dat deze situatie niet van toepassing was, aangezien eiser zijn werkzaamheden als vrijwilliger had voortgezet zonder dat de juridische basis was gewijzigd.

De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en overeenstemming over de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst, en de rol van vrijwilligerswerk in de context van arbeidsrelaties.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 797842 UC EXPL 12-2802 k
vonnis d.d. 4 juli 2012
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. L. Kruiswijk,
tegen:
[gedaagde], h.o.d.n. [X] House,
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C. van den Berg.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 4 april 2012, waarbij een comparitie van partijen is gelast.
Partijen hebben voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 6 juni 2012. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de door partijen in het geding gebrachte producties neemt de kantonrechter het volgende als vaststaand aan:
1.1. [gedaagde] heeft een eenmanszaak geheten [X] House en helpt drugsverslaafden om van hun verslaving af te komen.
1.2. [gedaagde] heeft in november 2010 [eiser] van zijn verslaving af geholpen.
1.3. Na zijn behandeling is [eiser] voor [gedaagde] werkzaamheden gaan verrichten.
1.4. In juni/juli 2011 heeft [gedaagde] [eiser] een bedrag van € 4.000,00 contant gegeven.
1.5. Bij e-mail van 14 augustus 2011 heeft [gedaagde] aan [eiser] onder meer geschreven:
‘Gezien hetgeen de laatste dagen tussen ons is voorgevallen, stuur ik je deze email.
Je hebt je sinds februari 2011 bij mij ingezet als vrijwilliger.
Ik vaar mijn eigen koers en voel ik mij daarin erg ongemakkelijk met jouw aanwezigheid.
Daarom de volgende punten:
- Bij deze zeg ik de vrijwilligers inzet per direct op;
(…)’
2. De vordering en het verweer
2.1. In deze procedure heeft [eiser] gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiser] te voldoen:
- een bedrag van € 17.280,00 netto aan achterstallig salaris tot en met januari 2012, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en de wettelijke rente;
- het salaris van € 2.000,00 netto per maand alsmede bijbehorende emolumenten vanaf 1 februari 2012 tot het tijdstip dat rechtsgeldig een einde zal zijn gekomen aan de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging indien het salaris te laat wordt betaald en de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid;
- € 1.190,00 terzake van buitengerechtelijke kosten;
- de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 14 dagen na betekening van het vonnis.
2.2. [gedaagde] heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.3. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd komt, voor zover relevant, hierna aan de orde.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Kern van dit geschil is de vraag of tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten.
3.2. Tussen partijen staat vast dat [eiser] na zijn behandeling vrijwilligerswerk voor [eiser] heeft verricht.
[eiser] heeft gesteld dat deze werkzaamheden met ingang van 1 mei 2011 in het kader van een arbeidsovereenkomst hebben plaatsgevonden waarover partijen eind april 2011 mondeling overeenstemming zouden hebben bereikt.
[gedaagde] heeft betwist dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten. [eiser] zou wel hebben aangedrongen op een arbeidsovereenkomst, maar [gedaagde] zou dit hebben geweigerd waarna de relatie tussen partijen zodanig is verslechterd dat [gedaagde] de vrijwilligersovereenkomst heeft opgezegd.
3.3. [eiser] heeft ter comparitie over die pretense arbeidsovereenkomst verklaard: ‘De arbeidsomvang was moeilijk te zeggen. Het zou niet zoveel uitmaken hoeveel uur hij (lees: [eiser]) precies zou werken.’
Over de arbeidsomvang, een van de essentialia van de arbeidsovereenkomst, hebben partijen kennelijk geen overeenstemming bereikt. Derhalve is de kantonrechter van oordeel dat – ook wanneer de lezing van de gebeurtenissen van [eiser] wordt gevolgd – niet kan worden aangenomen dat een perfecte arbeidsovereenkomst tussen partijen is gesloten.
3.4. [eiser] heeft zich voorts beroepen op artikel 7:610a BW. De kantonrechter overweegt dat daarin ten behoeve van de werknemer is opgenomen dat een arbeidsovereenkomst wordt vermoed ten grondslag te liggen aan het verrichten van werkzaamheden wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dit artikel is bedoeld om de werknemer een sterkere bewijspositie te verlenen wanneer onduidelijk is op welke juridische basis werkzaamheden worden verricht.
Een dergelijke onduidelijke situatie doet zich in dit geval echter niet voor. [eiser] verrichtte werkzaamheden als vrijwilliger. Die werkzaamheden zijn voortgezet zonder dat de juridische basis daarvan is gewijzigd – er is immers, gelet op het voorgaande, geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Dit betekent dat ervan uit moet worden gegaan dat [eiser] zijn werkzaamheden na 1 mei 2011 is blijven verrichten als vrijwilliger en dus niet als werknemer.
De betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 4.000,00 – nog daargelaten wat de reden daarvoor was – maakt het voorgaande niet anders. De enkele betaling van een geldbedrag doet immers nog geen arbeidsovereenkomst ontstaan. De door [eiser] overgelegde verklaringen kunnen evenmin tot een ander oordeel leiden, nu die geen informatie bevatten over de aard van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiser] worden afgewezen. [eiser] zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2012.