ECLI:NL:RBUTR:2012:BX2970

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601144-11 en 16/600652-11 (TUL) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
  • J.R. Krol
  • M.H.L. Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met bijzondere voorwaarden en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte heeft op 28 november 2011 in Amersfoort een jas gestolen uit de Vroom & Dreesmann. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de Reclassering Centrum Maliebaan, inclusief een mogelijke klinische behandeling bij FPA Roosenburg.

De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen. Dit besluit is genomen omdat de verdachte zich in een klinisch traject bevindt en de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf deze behandeling zou kunnen doorkruisen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder al meerdere keren voor winkeldiefstal was veroordeeld.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het niet opportuun is om de gevangenisstraf op dit moment ten uitvoer te leggen, gezien de recente start van de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor behandeling, wat ook een rol heeft gespeeld in de beslissing van de rechtbank. De uitspraak is gedaan in het belang van de verdachte, met de hoop dat hij door de opgelegde voorwaarden en behandeling zijn gedrag kan verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601144-11 en 16/600652-11 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
een winkeldiefstal heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een jas heeft weggenomen bij de Vroom & Dreesmann en baseert zich daarbij op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft de bewezenverklaring van het feit. Verdachte bekent de jas te hebben gestolen bij de Vroom & Dreesmann.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 15 februari 2012;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens de Vroom & Dreesmann ;
- het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 november 2011 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een jas toebehorende aan de firma Vroom en Dreesmann filiaal Utrechtsestraat.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en daarnaast een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Centrum Maliebaan, ook als dat inhoudt klinische behandeling bij FPA Roosenburg voor de maximale duur van 12 maanden of zoveel korter als noodzakelijk wordt geacht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat volgens de richtlijn van het LOVS voor een eenvoudige winkeldiefstal een geldboete van 200 euro wordt opgelegd. Bij recidive komt daar nog een week voorwaardelijke gevangenisstraf bij. Bij frequente recidivisten wordt een maand gevangenisstraf opgelegd. Volgens het LOVS is een frequente recidivist iemand die in de afgelopen twee jaar voor vijf vermogensdelicten is veroordeeld en in het totaal tien keer. Verdachte heeft al meer dan 3 maanden in voorarrest gezeten. Dit is voldoende voor zowel de hoofdzaak als de vordering tenuitvoerlegging.
Met betrekking tot de ISD en de klinische behandeling stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte voor het eerst in zijn leven heeft aangegeven dat hij behandeld wil worden. Verdachte heeft aangegeven een ISD maatregel niet te kunnen trekken. Deze maatregel heeft overigens in het verleden ook niet geholpen. Hij is bereid om een klinische behandeling te volgen. Dit kan ook eventueel een verplichte behandeling zijn. Ten tijde van het opmaken van het reclasseringsrapport van 2 februari 2012 was verdachte nog niet bij FPA Roosenburg geweest voor een intake gesprek. Inmiddels is dit wel gebeurd en is hij aangenomen. Om deze redenen dient een ISD-maatregel achterwege te worden gelaten. Indien de rechtbank van oordeel is dat het risico op herhaling moet worden beperkt, kan er gebruik worden gemaakt van een voorwaardelijke ISD-maatregel als stok achter de deur, zoals ook genoemd op pagina 6 van het reclasseringsrapport van 2 februari 2012.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van een jas. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 januari 2012 waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen voor winkeldiefstal is veroordeeld, recentelijk op 24 oktober 2011, waarbij hij is veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens Reclassering Centrum Maliebaan en de verplichting dat hij zal verblijven in en zal meewerken aan een klinische behandeling in FPA Roosenburg gedurende 12 maanden of zoveel korter als noodzakelijk wordt geacht;
- het Reclasseringsadvies van 2 februari 2012, waarin (onderzoek naar) een ISD-maatregel wordt geadviseerd met daarbij de opmerking: “Betrokkene zegt nu echter open te staan voor een klinische behandeling en heeft op 6 februari 2012 een intake. Mogelijk kan ter zitting uitsluitsel worden gegeven of betrokkene daadwerkelijk aangenomen wordt.”;
- de verklaring ter terechtzitting van de toezichthouder mw. D. Djorai inhoudende dat verdachte is aangenomen bij FPA Roosenburg, maar dat de startdatum nog niet bekend is. Tevens heeft zij meegedeeld dat het niet aan verdachte te wijten is dat de behandeling in FPA Roosenburg nog niet tot stand is gekomen sinds het vonnis van 24 oktober 2011.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat een ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is. Er is geen reclasseringsrapport waaruit blijkt dat het opleggen van een ISD-maatregel thans wenselijk en noodzakelijk zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat ook de voorwaardelijke ISD-maatregel niet aan de orde komt. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij een bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd, is in dit geval passend.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen opleggen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Centrum Maliebaan, ook als dat inhoudt een klinische behandeling in FPA Roosenburg voor de duur van 12 maanden of zoveel korter als noodzakelijk wordt geacht.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 24 oktober 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat er een traject loopt met betrekking tot klinische opname bij FPA Roosenburg. De tenuitvoerlegging van een maand gevangenisstraf zou deze klinische opname kunnen doorkruisen. Bovendien is de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf pas kort geleden gestart, waardoor het niet opportuun is deze straf op dit moment al ten uitvoer te leggen. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie dan ook af.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Centrum Maliebaan;
* de verplichting dat de veroordeelde zal verblijven in en zal meewerken aan een klinische behandeling in FPA Roosenburg , met inachtneming van de mate van zorg en beveiliging die voor veroordeelde noodzakelijk is. De behandeling van veroordeelde zal 12 maanden duren, of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur hiervan gelijk is aan die van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 februari 2012.