ECLI:NL:RBUTR:2012:BX2971

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600853-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
  • J.R. Krol
  • M.H.L. Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en verblijf als ongewenst vreemdeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 februari 2012 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het verblijf in Nederland als ongewenst vreemdeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 augustus 2011 op de openbare weg in Utrecht betrokken was bij een drugshandel, waarbij hij in het bezit was van cocaïne en heroïne. Tijdens de controle door de politie werden bij de verdachte aanzienlijke hoeveelheden geld en drugs aangetroffen. De rechtbank achtte de verklaringen van de verbalisanten en getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in verdovende middelen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de drugs niet van hem waren, maar de rechtbank vond deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een telefoon en een geldbedrag, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600853-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem, te Haarlem
raadsvrouw mr. C.N. Noordzee, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in het bezit was van 32 bolletjes (6,73 gram) cocaïne en 22 bolletjes (4,42 gram) heroïne;
Feit 2: harddrugs heeft gedeald;
Feit 3: als vreemdeling in Nederland heeft verbleven terwijl hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft begaan. Met betrekking tot feit 1 baseert hij zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en het proces-verbaal Opiumwet d.d. 26 augustus 2011.
Met betrekking tot feit 3 baseert de officier van justitie zich op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], de bekennende verklaring van verdachte en de beschikking ongewenstverklaring welke in persoon is betekend.
Met betrekking tot feit 2, dat door verdachte wordt ontkend, baseert de officier van justitie zich op de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2], die verklaren bij verdachte drugs te hebben gekocht. De verklaring van verdachte dat hij hen niet kent is ongeloofwaardig. Dit, in combinatie met de 100 gram cocaïne die in de kamer van verdachte wordt aangetroffen, van welke kamer verdachte alleen de sleutel heeft, en de waarneming van de verbalisanten die dag en het aantreffen van het geld bij verdachte, maakt dat de handel van harddrugs naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 1 en 3. Verdachte bekent deze feiten te hebben gepleegd. Met betrekking tot feit 3 merkt de verdediging nog op dat verdachte al 20 jaar in Nederland verblijft. Hij heeft geen sociale binding met Algerije. Dat is de reden dat hij Nederland niet heeft verlaten.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2. Verdachte ontkent de handel in drugs en heeft alleen drugs voor eigen gebruik aanwezig gehad. Dat zijn de drugs die bij verdachte zijn aangetroffen. Verdachte is al jaren verslaafd. Het geld dat verdachte op zak had, heeft hij verdiend door zwart te werken als schoonmaker en als schilder. Een huisgenoot van verdachte heeft dit ook bevestigd. De drugs die zijn aangetroffen op de kamer van verdachte zijn niet van hem. Verdachte kan niet verklaren hoe de drugs op zijn kamer zijn gekomen. Mogelijk zijn de drugs in zijn kamer achtergelaten of zijn er vroegere bewoners die nog een sleutel van die kamer hebben. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken voor feit 2.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 15 februari 2012;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
- het proces-verbaal Opiumwet .
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 15 februari 2012;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ;
- de beschikking ongewenstverklaring en de betekening hiervan in persoon op 21 april 2005 .
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 25 augustus 2011 zagen verbalisant [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 2] verdachte op een fiets in Utrecht op de openbare weg met een man en een vrouw op een invalidenvoertuig en een man op een fiets. Verdachte pakte een plastic zakje aan van de man op het invalidenvoertuig en stopte dit in zijn achterzak. Verdachte overhandigde hem een plastic zakje uit zijn rechterjaszak. Vervolgens overhandigde de vrouw enkele coupures briefgeld aan verdachte. Verdachte stopte dit in de achterzak van zijn broek en gaf de vrouw een plastic zakje uit zijn rechter jaszak. Deze handelingen werden herhaald met de man op de fiets. Verdachte is door de verbalisanten staande gehouden en gecontroleerd op grond van de Opiumwet. Bij de fouillering werden in de linker achterzak van de broek van verdachte twee plastic zakjes aangetroffen met geld. In de rechter achterzak werden losse coupures briefgeld aangetroffen. Op het moment dat de verbalisant de jaszakken van verdachte wilde controleren, poogde verdachte een gevuld plastic zakje weg te gooien. Dit viel op de grond en was gevuld met witte en bruine bolletjes, gelijkend op harddrugs. Hierop is verdachte aangehouden wegens het handelen in verdovende middelen dan wel het in bezit hebben van verdovende middelen. Na telling bleek verdachte in het bezit te zijn van 3275 euro en van 22 witte bolletjes en 32 bruine bolletjes. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze bolletjes cocaïne en heroïne bevatten. Tijdens de insluitingsfouillering is een zwarte Nokia telefoon bij verdachte aangetroffen. Deze telefoon werd veelvuldig gebeld tijdens het opmaken van het proces-verbaal. Controle van deze telefoonnummers leerde dat deze afkomstig waren van personen waarvan het bij de politie bekend is dat zij harddrugs gebruiken dan wel verslaafd zijn. De woning van verdachte op de [adres] te Utrecht is doorzocht. Daar werden meerdere zakjes met witte en bruine stof aangetroffen in een Albert Heijn tas. In die tassen zat tevens een drietal weegschalen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de witte stof die is aangetroffen in totaal 120,34 gram cocaïne betreft. De bruine stof die is aangetroffen betreft 7.92 gram heroïne. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen op deze kamer woont en dat er maar één sleutel is en hij alleen in het bezit is van een sleutel. Er komt nooit iemand in zijn kamer en er maken geen andere mensen gebruik van zijn kamer. De spullen die in zijn kamer staan zijn van hem. Uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte is onder meer het nummer van mevrouw [getuige 1] en de heer [getuige 2] naar voren gekomen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij het nummer van ene [naam 1] belde om ‘wit’ te gebruiken. [naam 1] heeft een dikke buik, zwart haar, bruine ogen en is altijd op de fiets. Zij koopt ongeveer sinds een jaar drugs bij hem. [naam 1] heeft de drugs verpakt in plastic bolletjes en haalt deze uit zijn zak. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het telefoonnummer van [naam 2] is en dat hij het nummer belde om drugs te kopen. Hij heeft een keer of zes drugs bij [naam 2] gekocht. [naam 2] is een Marokkaanse jongeman. Hij heeft een beetje een gezet postuur en een lengte van ongeveer 1.85 à 1.90 meter en kort zwart haar. Hij was altijd op een herenfiets. Getuige [getuige 2] koopt sinds een maand of vier à vijf drugs bij [naam 2]. [naam 2] heeft de drugs verpakt in kleine plastic bolletjes. Meestal heeft [naam 2] een plastic zakje waar dan 20 wit en 20 bruin in zitten. [naam 2] haalt het zakje uit zijn kleding en haalt daar de eenheden uit die getuige [getuige 2] wil hebben.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne en heroïne gedurende in ieder geval een jaar.
Verdachte ontkent dat hij gehandeld heeft in drugs. Hij ontkent tevens dat de in zijn kamer aangetroffen drugs van hem zijn. Verdachte heeft er geen verklaring voor hoe die drugs in zijn kamer zijn gekomen. Hij woont alleen op die kamer en heeft als enige de sleutel. Verdachte heeft echter verklaard dat het mogelijk is dat de drugs, evenals de weegschalen, zijn achtergelaten door vroegere bewoners. Ook is het mogelijk dat vroegere bewoners nog in het bezit zijn van een sleutel. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die verklaren drugs bij verdachte te hebben gekocht, niet te kennen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet heeft gehandeld in drugs niet geloofwaardig gelet op de waargenomen handelingen door verbalisanten de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 25 augustus 2011 en de hoeveelheid aangetroffen geld en drugs bij verdachte. Daarnaast zijn er twee getuigen die hebben verklaard drugs bij verdachte te hebben gekocht. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij hen niet kent ongeloofwaardig, gelet op het feit dat er meerdere malen telefonisch contact is geweest tussen verdachte en deze getuigen. Daarnaast zijn er op de kamer van verdachte drugs en weegschalen aangetroffen. De kamer wordt al anderhalf jaar alleen door verdachte bewoond en hij heeft alleen de sleutel. De verklaring van verdachte dat de spullen misschien zijn achtergelaten door vroegere bewoners of dat er misschien nog een vroegere bewoner in het bezit is van een sleutel, acht de rechtbank niet aannemelijk.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 25 augustus 2011 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32 bolletjes (6,73 gram) cocaïne, en ongeveer 22 bolletjes (4,42 gram) heroïne, telkens zijnde een middels als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 2:
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 25 augustus 2011 te Utrecht, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, meerdere hoeveelheden cocaïne en meerdere hoeveelheden heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 3:
op 25 augustus 2011 te Utrecht als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: telkens opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3: als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 10 maanden.
De officier van justitie acht de pleegperiode van de handel in drugs bewezen voor de duur van een jaar, maar omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende dit hele jaar op elk moment in drugs heeft gehandeld gaat hij, voor wat betreft de strafmaat, uit van een periode van handel tussen de 3 en 6 maanden. Volgens de richtlijn staat daar 8 maanden gevangenisstraf voor. Voor het verblijven in Nederland terwijl je ongewenst vreemdeling bent, staat bij iedere aanhouding 2 maanden gevangenisstraf. Derhalve komt de officier van justitie voor alle feiten samen tot een strafeis van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Gelet op het feit dat de verdediging zich op het standpunt stelt dat voor feit 2 vrijspraak dient te volgen, zal de straf zoals door de officier van justitie gevorderd, gematigd moeten worden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. De rechtbank acht dit ernstige strafbare feiten. Cocaïne en heroïne zijn immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Voorts brengt de handel in harddrugs met zich mee dat een zwart geldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht door in Nederland te verblijven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard en het hem dus niet was toegestaan in Nederland te verblijven. Het opzettelijk handelen in strijd met de bepalingen van de vreemdelingenwetgeving en met de daarop gegronde beslissingen van de autoriteiten, is een voor de Nederlandse samenleving bezwarend delict.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de justitiële documentatie van 21 oktober 2011. Daaruit blijkt dat verdachte op 11 november 2008, 3 april 2007 en op 4 januari 2005 is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat de volgende straf passend is: een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, mede gelet op het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, onvoldoende recht doet aan de ernst daarvan, reden waarom een zwaardere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring:
- de zwarte Nokia telefoon
- het geldbedrag van € 3275,00
- de 3 weegschalen.
Het feit is begaan met betrekking tot de telefoon en de weegschalen en het geld is verkregen door het misdrijf.
7.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
- de sleutelbos
- een blauwe Albert Heijn tas met boterhamzakjes en koffiefilters
- een tas
- een rode plastic tas
- een tas.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 197 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 onder B en C en artikel 10 Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: telkens opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3: als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
verbeurdverklaring
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de zwarte Nokia telefoon, het geldbedrag van € 3275,00 en 3 weegschalen;
teruggave
gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de sleutelbos, een blauwe Albert Heijn tas met boterhamzakjes en koffiefilters, een tas, een rode plastic tas, een tas.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 februari 2012.