ECLI:NL:RBUTR:2012:BX5746

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
812747 UC EXPL 12-7525 MAR 4186.
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid en de toepassing van arbitraal beding in geschil tussen Bouwbedrijf [X] B.V. en [gedaagde]

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, heeft de kantonrechter op 29 augustus 2012 uitspraak gedaan in een incident van onbevoegdheid. De eiser, Bouwbedrijf [X] B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die zich op zijn beurt beriep op een incident van onbevoegdheid. De gedaagde stelde dat het geschil op basis van artikel 19.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden door de Raad voor Arbitrage voor de Bouw moest worden beslecht. De eiser voerde verweer en betoogde dat de gedaagde, indien de zaak bij de Raad van Arbitrage was gebracht, had kunnen aanvoeren dat het arbitraal beding oneerlijk en onredelijk bezwarend was. De kantonrechter oordeelde dat de eiser als gebruiker van de algemene voorwaarden zich niet kon beroepen op de onredelijkheid van een beding in zijn eigen voorwaarden. Dit oordeel was gebaseerd op de Richtlijn 93/13/EEG, die is opgesteld ter bescherming van consumenten. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde zich terecht op de onbevoegdheid van de kantonrechter beriep, waardoor de kantonrechter zich onbevoegd verklaarde om van het geschil kennis te nemen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, vastgesteld op € 250,00.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Kantonrechter
Locatie Utrecht
Zaak-/rolnummer: 81[woonplaats] 12-7525 MAR 4186
Vonnis in incident van 29 augustus 2012
inzake
de besloten vennootschap
Bouwbedrijf [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder te noemen [eiser],
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: C.J. de Man
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde],
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde: mr. M.C. van den Ende.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
[gedaagde] heeft geantwoord op de vordering en daarbij een incident van onbevoegdheid opgeworpen. [eiser] heeft geantwoord naar aanleiding van het incident.
Hierna is uitspraak in het incident bepaald.
2. Het geschil in het incident
2.1. [gedaagde] vordert in het incident dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak, omdat het geschil op grond van artikel 19.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden dient te worden beslecht door de Raad voor Arbitrage voor de Bouw.
2.2. [eiser] voert verweer, met conclusie tot afwijzing van de incidentele vordering. Onder verwijzing naar diverse uitspraken is [eiser], naar de kantonrechter begrijpt, van mening dat [gedaagde], indien [eiser] deze zaak had aangebracht bij de Raad van Arbitrage, had kunnen aanvoeren dat artikel 19 van de algemene voorwaarden oneerlijk is en onredelijk bezwarend is met als gevolg dat geconcludeerd zou worden dat de Raad van Arbitrage niet bevoegd was geweest en [eiser] derhalve de zaak alsnog had moeten voorleggen aan de kantonrechter. Gelet hierop en om beide partijen daarmee onnodige (extra) proceskosten te besparen, heeft [eiser] de zaak voorgelegd aan de kantonrechter.
2.3. De kantonrechter zal hierna, indien en voor zover nodig, op de standpunten van partijen ingaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1. Tussen partijen staat vast dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. In artikel 19 van deze algemene voorwaarden is met betrekking tot [naam] het volgende, voor zover hier van belang, bepaald:
19.2 Voor de beslechting van de in dit artikel bedoelde geschillen doen partijen afstand van hun recht deze aan de gewone rechter voor te leggen (…).
19.3 Alle geschillen – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van deze overeenkomst of van de overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel zijn, tussen afnemer en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouw in Nederland, zoals deze drie maanden voor het tot stand komen van de overeenkomst luiden.
3.2. [eiser] is van mening dat artikel 19 een oneerlijk en onredelijk bezwarend beding is. [eiser] verwijst (onder meer) naar een arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 5 juli 2011 (LJN: BR2500).
Naar het oordeel van de kantonrechter kan [eiser] als gebruiker van de algemene voorwaarden zich er echter niet op beroepen dat een beding in de door haarzelf gebruikte algemene voorwaarden oneerlijk is in de zin van de Richtlijn en/of onredelijk bezwarend is ex artikel 6:233 aanhef en onder a BW. De Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, waarmee de invulling van de norm zoals die is neergelegd in artikel 6:233 aanhef en onder a BW in overeenstemming dient te zijn, is blijkens de considerans immers opgesteld ter bescherming van de burger in zijn rol als consument. Bovendien biedt artikel 6:233 BW alleen de wederpartij van de gebruiker de mogelijkheid een beding in algemene voorwaarden te vernietigen. Al hetgeen het Gerechtshof Leeuwarden in zijn arrest van 5 juli 2011 heeft overwogen kan [eiser] niet baten, aangezien de overwegingen alle betrekking hebben op de consument als de zwakkere partij ten opzichte van de gebruiker van de algemene voorwaarden. Daarnaast geldt dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn uitspraak van 4 juni 2009 (LJN: BI7786) heeft geoordeeld dat de nationale rechter weliswaar gehouden is ambtshalve te toetsen of een contractueel beding oneerlijk is en dat hij een beding dat hij oneerlijk acht buiten toepassing laat, maar dat geldt niet indien de consument zich op die bepaling beroept. Uit de omstandigheid dat [gedaagde] de onbevoegdheid van de kantonrechter inroept, leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] zich verzet tegen het buiten toepassing laten van meergenoemd artikel 19 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter zal bedoeld artikel derhalve toepassen, met als gevolg dat de kantonrechter zich onbevoegd dient te verklaren om van het geschil kennis te nemen.
3.3. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1. verklaart zich onbevoegd;
4.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 250,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2012.