ECLI:NL:RBUTR:2012:BX8658

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655817-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • I.M. Vanwersch
  • J.R. Krol
  • T. Reichardt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na inbraken

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 september 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor meerdere inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door het begaan van deze feiten een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had een vordering ingediend tot het opleggen van een verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 9.572,00. De verdediging heeft echter betoogd dat de vordering afgewezen moest worden, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de vordering van de officier van justitie deels afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van enkele feiten die aan de vordering ten grondslag lagen. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 80,--, gebaseerd op de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aangiften van de benadeelde partijen, waaronder de inbraken waarbij geldbedragen zijn gestolen.

De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag van € 80,-- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, waarbij mr. Reichardt niet in staat was om het vonnis mee te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/655817-12 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 5 september 2012
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te HvB Wolvenplein te Utrecht,
raadsvrouw mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal.
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het vonnis en het strafdossier onder parketnummer 16/655817-12 waaruit blijkt dat verdachte op 5 september 2012 door de meervoudige kamer in deze rechtbank is veroordeeld ter zake van de in dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten en tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal.
2. De beoordeling.
2.1. De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 9.572,00.
2.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
2.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 5 september 2012 heeft de rechtbank bewezen verklaard dat veroordeelde
- kort gezegd - vier inbraken en een poging tot inbraak in woningen heeft gepleegd.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de in de strafzaak genoemde bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van de bewezenverklaarde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De rechtbank overweegt dat verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 5 en 6. De vordering van de officier van justitie is deels op deze feiten gebaseerd. De rechtbank zal de bedragen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel die betrekking hebben op deze feiten daarom niet meenemen in de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De omvang van het uit misdrijf verkregen, en dus wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt uit de volgende op de bewezenverklaarde feiten betrekking hebbende bewijsmiddelen.
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van een inbraak in haar woning aan de [adres] te Utrecht op 29 maart 2012. Het handvat van de deur lag op de grond en de deur was opengebroken. Uit de woning is een geldbedrag van 30 euro weggenomen.
[aangever 2] heeft, mede namens [naam], aangifte gedaan van een inbraak in hun woning aan de [adres] te [woonplaats] op 15 april 2012. Bij deze inbraak is onder meer een portemonnee met daarin een geldbedrag van 50 of 60 euro weggenomen.
Uit voornoemd vonnis blijkt dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] is toegewezen tot een bedrag van € 649,-- voor een gestolen Toshiba en een gestolen Asus laptop. De rechtbank zal deze laptops derhalve niet meenemen in de ontnemingsvordering.
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag gelet op voornoemde bewijsmiddelen vaststellen op € 80,-- en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.
3. De wettelijke voorschriften.
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
4. De beslissing.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 80,--.
Zij legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 80,--, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Zij wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mr. J.R. Krol. en
mr. T. Reichardt, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Willemsen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2012.
Mr. Reichardt is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.