parketnummer: 16/655762-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2012
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
raadsvrouw mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: op 25 februari 2012 heeft geprobeerd aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 1 subsidiair: op 25 februari 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1];
Feit 1 meer subsidiair: op 25 februari 2012 [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 2 primair: op 25 februari 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2];
Feit 2 subsidiair: op 25 februari 2012 [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 primair en feit 2 primair heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe aangevoerd dat in het dossier wettig bewijs aanwezig is, maar dat de bewijsmiddelen onvoldoende de overtuiging geven dat verdachte de jongen was die geweld heeft uitgeoefend. De verdediging heeft daarbij gewezen op de verklaringen van de moeder en de zussen van verdachte en op de consistente ontkenning van verdachte zelf.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Vrijspraak van feit 1 subsidiair
De rechtbank overweegt dat het geweld dat door de moeder en de zus van verdachte werd uitgeoefend reeds was geëindigd toen verdachte ter plaatse kwam. Welke wetenschap verdachte had op het moment dat hij aankwam, kan niet worden afgeleid uit het beschikbare bewijs. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het plegen van geweld in vereniging met een ander of anderen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde. Om dezelfde reden zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Het bewijs ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 25 februari 2012 in het winkelcentrum in Veenendaal was. [slachtoffer 1] hoorde [broertje verdachte] tegen [moeder verdachte] roepen dat [verdachte], de zoon van [moeder verdachte], er al aan kwam. [slachtoffer 1] voelde harde klappen achterop haar hoofd. Zij voelde een harde klap aan de linkerkant van haar gezicht. Door de klap heeft aangeefster [slachtoffer 1] een dik blauw/rood linkeroog gekregen. Ook heeft aangeefster veel hoofdpijn. Voorts doet haar nek pijn bij beweging. [slachtoffer 1] kent [verdachte] die zij tijdens de confrontatie heeft gezien.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij hoorde dat [broertje verdachte] (de rechtbank begrijpt: [broertje verdachte]) zei “Mama, [verdachte] komt eraan!”. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat zij zag dat [verdachte] naar haar zusje liep. Zij zag dat [verdachte] een harde vuistslag in haar gezicht gaf. [slachtoffer 2] zag dat haar zusje op de grond viel en dat [verdachte] slaande bewegingen maakte naar haar zusje terwijl ze op de grond lag.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat een man in de richting van de vrouw zonder hoofddoek rende. De man was een Marokkaanse man tussen de 18 en 22 jaar. De man schreeuwde “teef, de bek dicht moet houden over mijn moeder” of woorden van gelijke strekking. Getuige [getuige 2] zag dat de man een sprong maakte en dat de man in zijn sprong de vrouw met zijn rechtervuist met kracht op haar linker oogkas of slaap sloeg. Hij zag dat de vrouw in elkaar zakte en dat ze buiten bewustzijn was.
Verdachte heeft verklaard dat [moeder verdachte] zijn moeder is, hij één broertje heeft en dat zijn broertje zes jaar oud is.
Het aanvullende bewijs ten aanzien van feit 2 subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 25 februari 2012 in het winkelcentrum de Corridor in Veenendaal was. Zij zag en voelde dat [verdachte] met zijn hand de linkerkant van haar gezicht vastpakte. Zij voelde dat hij met zijn duim of één van zijn vingers heel hard in haar linkeroog prikte. Aangeefster voelde hierdoor erg veel pijn aan haar linkeroog. Zij voelde dat [verdachte] daarna haar haren beetpakte en daaraan trok. Ze zag en voelde dat [verdachte] daarna hard met zijn rechtervuist tegen de linker zijde van haar borst sloeg. Daarna zag en voelde aangeefster dat [verdachte] met één van zijn vuisten meerdere klappen tegen de linkerzijde van haar hoofd gaf. Ze voelde hierdoor pijn aan haar hoofd. Daarna voelde aangeefster dat [verdachte] haar een harde klap tegen de linkerzijde van haar neus gaf. Aangeefster voelde hierdoor pijn aan haar neus. Aangeefster voelde vervolgens dat [verdachte] een harde schop in haar buik gaf, waardoor aangeefster op de grond viel. Aangeefster voelde zich misselijk en duizelig op dat moment. Het nichtje van aangeefster zei dat er bloed uit haar oog kwam. Aangeefster zag op dat moment wazig. [slachtoffer 2] kent [verdachte] en heeft hem tijdens de confrontatie op 25 februari 2012 in Veenendaal gezien.
In het ziekenhuis is gebleken dat de neus van aangeefster [slachtoffer 2] gekneusd is. Zij ziet nog steeds mistig met haar linker oog en haar linker oog doet veel pijn. Ook heeft zij veel pijn aan de linkerzijde van haar nek en doet haar neus veel pijn. Op haar rechterhand heeft aangeefster een wond.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij getuige is geweest van de mishandeling van [slachtoffer 2] en [verdachte]. Getuige [getuige 3] zag dat [verdachte] met één van zijn handen in het oog krabde van [slachtoffer 2]. Zij zag dat [verdachte] erop los sloeg.
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de man is die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De rechtbank leidt dit af uit de herkenning door aangeefsters, de verklaring van getuige [getuige 1] die heeft gehoord dat de man met een leeftijd tussen de 18 en 22 jaar sprak over zijn moeder en de verklaring van verdachte zelf die heeft verklaard dat hij de enige zoon is in het gezin die een leeftijd tussen de 18 en 22 jaar heeft.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Meer subsidiair
op 25 februari 2012 te Veenendaal, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met kracht meermalen met de hand tegen het hoofd heeft gestompt waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
Subsidiair
op 25 februari 2012 te Veenendaal, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met kracht
- met een of meer vinger in het oog geprikt en
- bij het haar vastgepakt en aan het haar getrokken en
- met de tot vuist gebalde hand tegen de borst en het hoofd en de neus heeft geslagen en
- in de buik heeft geschopt,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 meer subsidiair en feit 2 subsidiair: telkens: mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel gecombineerd met een werkstraf van maximaal 40 uren.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee forse mishandelingen. Mishandelingen op straat kunnen bij de slachtoffers, maar ook bij de omstanders gevoelens van onveiligheid op straat veroorzaken. Ook kan dergelijk geweld bij de slachtoffers voor langdurige angstgevoelens zorgen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 1 mei 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal zij een lagere straf opleggen dan is gevorderd. De rechtbank is, mede gelet op dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, van oordeel dat een werkstraf een passende straf is voor de gepleegde mishandelingen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een werkstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, een passende en geboden straf is.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 545,41 ter zake van immateriële schade en medische kosten en € 261,80 kosten voor rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 350,-- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegewezen vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank de gevorderde kosten voor rechtsbijstand ten bedrage van
€ 261,80 toewijzen.
7.2 De vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 350,-- ter zake van immateriële schade en € 76,-- kosten voor rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 250,-- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegewezen vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank de gevorderde kosten voor rechtsbijstand ten bedrage van € 76,-- toewijzen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 meer subsidiair en feit 2 subsidiair: telkens: mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
De vordering van [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 350,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 261,80;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 350,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De vordering van [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 250,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 76,--;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], € 250,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en
mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 september 2012.
Mr. Verbunt en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.