ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9874
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- I.M. Vanwersch
- R.P. den Otter
- R.P.G.L.M. Verbunt
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na vier maanden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 25 september 2012, is de verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, beschuldigd van diefstal van een damesfiets. De verdachte was op het moment van de zitting gedetineerd in PI Utrecht. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 september 2012, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen. De verdediging was van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kon komen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat er geen reden was voor vrijspraak. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit, diefstal van een fiets, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had op 1 juni 2012 te Utrecht een damesfiets, merk Batavus, weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De officier van justitie vorderde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. De verdediging pleitte voor afwijzing van deze vordering, stellende dat eerdere ISD-maatregelen niet effectief waren geweest. De rechtbank oordeelde echter dat de ISD-maatregel noodzakelijk was, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank legde de maatregel op voor de maximale duur van twee jaren, met een tussentijdse toetsing na vier maanden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.