ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0070

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
329583 - KG ZA 12-639
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de schuldregeling en inspanningsplicht van de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 oktober 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, [eiseres], en gedaagde, de naamloze vennootschap FINANCIERINGSMAATSCHAPPIJ MAHUKO N.V. De procedure volgde op een eerder vonnis van 24 december 2008, waarin Mahuko was bevolen in te stemmen met een door eiseres aangeboden schuldregeling. Eiseres had in het verleden een schuld van f 6.505,22 aan Mahuko, die zij niet volledig had voldaan. In 2008 bood eiseres een schuldregeling aan, waarbij zij gedurende 36 maanden haar afloscapaciteit reserveerde. De rechtbank oordeelde dat eiseres zich moest inspannen om volledig te gaan werken en dat extra inkomsten naar de boedelrekening moesten worden overgemaakt.

Eiseres vorderde in het kort geding dat Mahuko zich zou onthouden van verdere incassomaatregelen, omdat zij de schuldregeling volledig had nagekomen. Mahuko betwistte dit en stelde dat eiseres niet voldoende had gedaan om aan haar inspanningsplicht te voldoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de inspanningsverplichting van eiseres geen deel uitmaakte van de schuldregeling en dat Mahuko haar beslag op onjuiste gronden had gelegd. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven en Mahuko veroordeeld tot terugbetaling van geïncasseerde gelden. Tevens werd Mahuko veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van schuldregelingen en de rol van de rechter in het beoordelen van de rechtmatigheid van beslagleggingen in het kader van schulden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van de machtiging om het vonnis zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 329583 / KG ZA 12-639
Vonnis in kort geding van 10 oktober 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. R.C. Vermeer,
tegen
de naamloze vennootschap
FINANCIERINGSMAATSCHAPPIJ MAHUKO N.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Duivendrecht,
gedaagde,
gemachtigde T.C. Brandenburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Mahuko genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 september 2012 met producties 1 tot en met 5
- de op 24 september 2012 door Mahuko overgelegde producties 1 tot en met 10
- de mondelinge behandeling van 25 september 2012
- de pleitnota van Mahuko.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis van 29 juli 1998 van de rechtbank Utrecht is [eiseres] veroordeeld om aan (de rechtsvoorganger van) Mahuko te betalen een bedrag van f 6.505,22 (te vermeerderen met rente en kosten). [eiseres] heeft voormeld bedrag niet (volledig) aan Mahuko voldaan.
2.2. Met betrekking tot de (rest)vordering die voortvloeit uit het in 2.1 genoemde vonnis is Mahuko bij vonnis van 24 december 2008 van de rechtbank Utrecht, hierna “het vonnis”, bevolen in te stemmen met een door [eiseres] aangeboden schuldregeling (dwangakkoord). De inhoud van het vonnis luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
2.1 [eiseres] heeft op of omstreeks 30 mei 2008 een schuldenregeling aangeboden aan haar schuldeisers. De aangeboden schuldregeling houdt – samengevat – in dat [eiseres] gedurende 36 maanden haar afloscapaciteit reserveert. [Deze afloscapaciteit is gebaseerd op het toenmalige dienstverband van [eiseres] van 24 uur per week, toevoeging voorzieningenrechter] (…) De maandelijkse reservering zal kunnen resulteren in een uitkering van 27 % aan de concurrente schuldeisers en een uitkering van 54 % aan de preferente schuldeiser.
2.2 (…) De vordering van Mahuko bedraagt € 7.128,409 op een totale schuldenlast van € 8.781,46.
(…)
4.3 Uit de berekening op basis van de Recofamethode van mevrouw [schuldhulpverlener], schuldhulpverlener van Vitras, blijkt dat in het driejarig minnelijk traject € 2.448,00 op de vorderingen uitgedeeld kan worden
[, hetgeen zal resulteren in een verwachte uitkering aan Mahuko van ongeveer € 1.900,00, toevoeging voorzieningenrechter]. In het minnelijk traject worden, zo blijkt uit ambtshalve bij de schuldhulpverlener ingewonnen inlichtingen, uitsluitend € 2,70 per maand bankkosten berekend. De schuldeisers krijgen in dit traject jaarlijks een deel van hun vorderingen uitbetaald. Daarentegen zou, indien op [eiseres] de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt toegepast, na aftrek van het bewindvoerdersalaris van ten minste € 1.7813,60 [lees: € 1.785,60, toevoeging voorzieningenrechter] en de publicatiekosten van € 325,00 na drie jaar schuldsanering niet meer dan € 409,40 aan de schuldeisers betaald kunnen worden.
4.4 Op grond van de aanzienlijk lagere kosten die aan de uitvoering van de minnelijke regeling zijn verbonden en, daarmee verband houdend, het hogere boedelsaldo dat voor de crediteuren beschikbaar is, is de schuldsanering buiten de W.S.N.P. meer in het belang van de crediteuren dan het wettelijk traject. (…)
4.5 Solvence [die op de mondelinge behandeling namens Mahuko verweer heeft gevoerd, toevoeging voorzieningenrechter] betwijfelt of [eiseres] zich voldoende inspant voor haar schuldeisers. In de visie van Solvence moet [eiseres] in staat worden geacht meer dan 27 % op de concurrente vorderingen te betalen. [eiseres] heeft op de behandeling verklaard dat vrijkomende arbeidsuren volgens afspraak met haar werkgever eerst door haar mogen worden vervuld. Volgens haar verklaring is [eiseres] ook nog op zoek naar schoonmaakwerk in de avonduren. De rechtbank zal dan ook bepalen dat schuldenares, mede gelet op haar leeftijd van 29 jaar, zich moet inspannen om volledig, 36 uur per week, te gaan werken. Schuldenares dient de met de uitbereiding van de werktijd te verdienen extra inkomsten ten bate van haar schuldeisers naar de boedelrekening over te maken.
(…)
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 beveelt Mahuko en Solvence in te stemmen met de aangeboden schuldregeling;
5.2 bepaalt dat [eiseres] zich moet inspannen om volledig, 36 uur per week, te gaan werken;
5.3 bepaalt dat [eiseres] de extra inkomsten die zij met de uitbreiding van uren verwerft naar de boedelrekening moet overmaken;
(…)”
2.3. Gedurende de looptijd van de schuldregeling heeft [eiseres] (in ieder geval) zich ingeschreven bij zes uitzendbureaus/banenbanken en heeft zij zeven (open) sollicitatiebrieven verstuurd. Deze inschrijvingen/sollicitaties hebben niet tot een 36-urige werkweek geleid. [eiseres] heeft gedurende de looptijd van de schuldregeling niet meer dan 24 uur per week gewerkt.
2.4. [eiseres] heeft in totaal (zowel vóór als ná de schuldregeling) een bedrag van
€ 5.527,00 aan Mahuko voldaan. Na afloop van de schuldregeling resteert van de oorspronkelijke hoofdsom (vermeerderd met rente en kosten) nog een bedrag van
€ 3.447,00. Mahuko heeft ter voldoening van deze (rest)vordering op 21 augustus 2012 beslag doen leggen op het loon van [eiseres].
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Mahuko te veroordelen om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, over te gaan tot opheffing van het onder de werkgever van [eiseres] gelegde derdenbeslag en onmiddellijke terugbetaling van eventueel op grond van het gelegde derdenbeslag geïncasseerde gelden, op straffe van een jegens [eiseres] te verbeuren dwangsom van
€ 1.000,00 voor elke dag dat Mahuko nalaat aan die veroordeling te voldoen (met een maximum van € 50.000,00) en machtiging van [eiseres] om dit vonnis zonodig zelf ten uitvoer te (doen) leggen, met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
II. te bepalen dat Mahuko zich voortaan dient te onthouden van verdere incassomaatregelen jegens [eiseres] welke gebaseerd zijn op de onderhavige vordering, op straffe van een jegens [eiseres] te verbeuren dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat Mahuko nalaat aan die veroordeling te voldoen (met een maximum van € 50.000,00) en machtiging van [eiseres] om dit vonnis zonodig zelf ten uitvoer te (doen) leggen, met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
III. Mahuko te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. [eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij de schuldregeling, zoals vervat in het vonnis van 24 december 2008, volledig is nagekomen. Sterker, [eiseres] heeft zelfs (veel) meer afgedragen dan oorspronkelijk was berekend (€ 5.527,00 in plaats van
€ 1.900,00). De (rest)vordering van Mahuko is door de nakoming van de schuldregeling niet langer afdwingbaar en het ter voldoening van die vordering door Mahuko gelegde beslag is dus onrechtmatig, aldus [eiseres].
3.3. Mahuko voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
4.2. Mahuko betwist dat er geen rechtsgrond zou bestaan voor het door haar gelegde beslag. Mahuko voert hiertoe – kort gezegd – aan dat haar restvordering op [eiseres] wel degelijk opeisbaar is. [eiseres] heeft immers slechts een beperkt aantal sollicitatiebrieven geschreven en zich slechts via internet bij een aantal uitzendbureaus ingeschreven, terwijl zij deze inspanningen pas geruime tijd na het vonnis heeft verricht. [eiseres] heeft hierdoor niet (afdoende) voldaan aan de bij het vonnis opgelegde inspanningsplicht om tot een 36-urige werkweek te komen (overweging 5.2 in het vonnis van 24 december 2008). Nu deze inspanningsplicht (een door de rechtbank opgelegde voorwaarde is die) deel uitmaakt van de schuldregeling is [eiseres] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming daarvan en is Mahuko niet gehouden haar finale kwijting te verlenen, aldus Mahuko.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In overweging 5.1 van het vonnis is Mahuko bevolen in te stemmen met “de aangeboden schuldregeling”. Uit overweging 2.1 en 4.3 volgt dat de aangeboden schuldregeling alleen ziet op het door [eiseres] in overweging 4.3 genoemde af te dragen bedrag, dat is berekend aan de hand van haar afloscapaciteit. Tussen partijen is niet in geschil dat deze afloscapaciteit is gebaseerd op een 24-urig dienstverband.
Naast de schuldregeling is in het vonnis (in overwegingen 5.2 en 5.3) bepaald dat [eiseres] zich moet inspannen om volledig te gaan werken en dat zij de extra inkomsten die zij hiermee verwerft op de boedelrekening moet storten. Ook in overweging 4.5 wordt gesproken over extra door [eiseres] te verwerven inkomsten.
Hieruit vloeit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voort dat de in overweging 5.2 en 5.3 genoemde verplichtingen van [eiseres] geen deel uitmaken van de (aangeboden) schuldregeling. Deze verplichtingen zijn (dus) niet anders op te vatten dan als een extra instructie, dan wel dringende aanwijzing aan [eiseres]. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] de schuldregeling – inhoudende de betaling van het in overweging 4.3 van het vonnis becijferde bedrag – (meer dan) volledig is nagekomen. De voornoemde “extra” inspanningsverplichting van [eiseres] en haar in dat verband verrichte inspanningen staan daar los van. Nu Mahuko aan het door haar gelegde beslag ten grondslag heeft gelegd dat [eiseres] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de schuldregeling en hiervan – voorshands oordelend – geen sprake is, heeft Mahuko haar beslag op een onjuiste rechtsgrond gebaseerd. Bij het voorgaande is nog daargelaten dat ook als de inspanningsverplichting van [eiseres] wél tot de schuldregeling had behoord, dat Mahuko niet had gebaat, nu niet voldoende is gebleken dat zij die verplichting niet voldoende is nagekomen. Daartoe telt dat die verplichting niet door de rechtbank nader is omschreven (ook niet wat betreft tussentijdse controle) en dat er van inspanningen van de zijde van [eiseres] in het kader van de genoemde verplichting sprake is geweest. Aldus is summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van het door Mahuko ingeroepen recht en dient het beslag te worden opgeheven. Het onder I en II door [eiseres] gevorderde (zie 3.1) wordt dan ook toegewezen met inachtneming van het navolgende.
4.4. De voorzieningenrechter zal het door Mahuko onder de werkgever van [eiseres] gelegde derdenbeslag zelf opheffen. Er is ten aanzien van dit onderdeel van het onder I door [eiseres] gevorderde (zie 3.1) dan geen plaats voor de door [eiseres] gevorderde dwangsom en machtiging om het vonnis zonodig zelf ten uitvoer te (doen) leggen, met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Met betrekking tot de onder I door [eiseres] gevorderde onmiddellijke terugbetaling van eventueel op grond van het gelegde derdenbeslag geïncasseerde gelden (zie 3.1), acht de voorzieningenrechter de door [eiseres] gevorderde termijn van terugbetaling te onbepaald. De voorzieningenrechter zal deze vordering toewijzen met inachtneming van een termijn van 48 uur na het wijzen van dit vonnis. De voorzieningenrechter ziet met betrekking tot dit onderdeel van het onder I gevorderde geen mogelijkheid voor het verlenen van een machtiging om het vonnis zelf ten uitvoer te (doen) leggen, met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Met betrekking tot de door [eiseres] gevorderde dwangsom op dit punt ziet de voorzieningenrechter aanleiding deze dwangsom te matigen zoals in het dictum bepaald.
4.5. [eiseres] vordert voorts onder II te bepalen dat Mahuko zich dient te onthouden van verdere incassomaatregelen welke gebaseerd zijn op de onderhavige vordering (zie 3.1). Gelet op het feit dat hiervoor (in overweging 4.3) is overwogen dat Mahuko geen opeisbare vordering (meer) op [eiseres] heeft, zodat deze vordering dus geen grondslag meer kan vormen voor eventueel verder door Mahuko te treffen incassomaatregelen, is het door [eiseres] gevorderde verbod toewijsbaar. De voorzieningenrechter ziet met betrekking tot deze vordering geen mogelijkheid voor het verlenen van de door [eiseres] gevorderde machtiging om het vonnis zelf ten uitvoer te (doen) leggen, met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen. Met betrekking tot de door [eiseres] gevorderde dwangsom op dit punt ziet de voorzieningenrechter aanleiding deze dwangsom te matigen zoals in het dictum bepaald.
4.6. Mahuko zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld (vordering III van [eiseres], zie 3.1). De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten € 67,98 (Gerechtsdeurwaarder Ganesh)
- betaalde explootkosten 22,66
- griffierecht 73,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 979,64
Aangezien aan [eiseres] een toevoeging is verleend, dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Utrecht.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op het op 21 augustus 2012 ten laste van [eiseres] onder v.o.f. “De Gulle Pot” gelegde beslag,
5.2. veroordeelt Mahuko tot terugbetaling aan [eiseres] van eventueel op grond van het gelegde derdenbeslag geïncasseerde gelden binnen 48 uur na het wijzen van dit vonnis,
5.3. bepaalt dat Mahuko zich dient te onthouden van verdere incassomaatregelen welke gebaseerd zijn op de vordering die voortvloeit uit het in 2.1 genoemde vonnis,
5.4. veroordeelt Mahuko om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan één of meer van de in 5.2 en 5.3 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, totdat in totaal een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.5. veroordeelt Mahuko in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 979,64, waarvan € 67,98 aan explootkosten, te voldoen aan de griffier op het moment dat de veroordeelde partij een nota van de rechtbank daarvoor heeft ontvangen,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2012.?