ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0625
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Ebbens
- P. Bender
- M.H.L. Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van privédetectives en politieambtenaren voor uitlokking en schending van ambtsgeheim
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee privédetectives en een gepensioneerde politieagent. De verdachten zijn veroordeeld tot werkstraffen variërend van 70 tot 160 uur, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van één of twee maanden. De veroordeling was het gevolg van het uitlokken van het schenden van het ambtsgeheim door twee ambtenaren, een politieambtenaar en een belastingambtenaar. Deze ambtenaren kregen respectievelijk een werkstraf van 50 uur en 80 uur opgelegd voor hun rol in de schending van het ambtsgeheim. Een andere politieambtenaar, die ook werd verdacht van het schenden van het ambtsgeheim, is vrijgesproken.
De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld tijdens de zittingen op 3 en 4 oktober 2012, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat er geen klacht was ingediend door de betrokkenen, wat volgens artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht vereist is voor klachtdelicten. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de zaak betrekking had op de publieke taak van de politie en er geen klacht vereist was.
Daarnaast werd er kritiek geuit op de wijze van dagvaarden en oproepen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de gang van zaken in strijd was met een goede procesorde, maar dit leidde niet tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij specifieke gegevens over de geraadpleegde personen had verstrekt aan anderen. Dit vonnis is gewezen door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J. Ebbens als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2012.