ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0625

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710917-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van privédetectives en politieambtenaren voor uitlokking en schending van ambtsgeheim

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee privédetectives en een gepensioneerde politieagent. De verdachten zijn veroordeeld tot werkstraffen variërend van 70 tot 160 uur, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van één of twee maanden. De veroordeling was het gevolg van het uitlokken van het schenden van het ambtsgeheim door twee ambtenaren, een politieambtenaar en een belastingambtenaar. Deze ambtenaren kregen respectievelijk een werkstraf van 50 uur en 80 uur opgelegd voor hun rol in de schending van het ambtsgeheim. Een andere politieambtenaar, die ook werd verdacht van het schenden van het ambtsgeheim, is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld tijdens de zittingen op 3 en 4 oktober 2012, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat er geen klacht was ingediend door de betrokkenen, wat volgens artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht vereist is voor klachtdelicten. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de zaak betrekking had op de publieke taak van de politie en er geen klacht vereist was.

Daarnaast werd er kritiek geuit op de wijze van dagvaarden en oproepen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de gang van zaken in strijd was met een goede procesorde, maar dit leidde niet tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij specifieke gegevens over de geraadpleegde personen had verstrekt aan anderen. Dit vonnis is gewezen door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J. Ebbens als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Zitting houdende te Utrecht
Sector strafrecht
parketnummer: 16-710917-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1944] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 3 en 4 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 juni 2007 tot en met 28 januari 2009 in vereniging telkens haar geheimhoudingsplicht als politieambtenaar heeft geschonden door personen te raadplegen in de computersystemen van de politie en de aangetroffen gegevens over deze personen aan [medeverdachte 1] en/of anderen te verstrekken.
3 De voorvragen
3.1 De ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging omdat geen van de in de tenlastelegging genoemde personen een klacht heeft ingediend, terwijl artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een absoluut klachtdelict is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Hoewel de informatie die verdachte aan [medeverdachte 1] en/of anderen zou hebben verstrekt gegevens over individuele personen betreft, heeft deze informatie vooral betrekking op de publieke taak van de politie waar verdachte als ambtenaar werkzaam was. De politie beschikt over vertrouwelijke informatie over personen om haar publieke taak te kunnen uitvoeren. Verdachte diende als politieambtenaar uit hoofde van haar ambt en wettelijk voorschrift vertrouwelijk en integer met deze informatie om te gaan. Nu het met name een publieke zaak betreft is er geen klacht vereist als bedoeld in artikel 272, lid 2, Sr, zodat de rechtbank het verweer verwerpt.
Bovendien wordt in artikel 7(oud) van de Wet politiegegevens, welke wet op 1 januari 2008 in werking is getreden, bepaald dat artikel 272, lid 2, Sr niet van toepassing is op de geheimhoudingsplicht van politieambtenaren.
Van de zijde van verdachte en diens verdediging is forse kritiek geuit over de wijze waarop verdachte is gedagvaard en opgeroepen voor de behandelingen ter terechtzitting. Zo zou de dagvaarding per fax, en derhalve voor een ieder zichtbaar, zijn verzonden aan het politiebureau waar verdachte nota bene niet meer werkzaam was. Ook de nadere oproepingen om te verschijnen ter terechtzitting zouden in een open enveloppe op deze adressen (mede) zijn bezorgd dan wel uitgereikt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting haar excuses voor deze wijze van dagvaarden en oproepen aangeboden maar heeft gesteld dat hier geen rechtsgevolgen aan dienen te worden verbonden.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld hiermee de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te bepleiten, merkt de rechtbank het navolgende op.
De rechtbank acht de geschetste gang van zaken in strijd met een goede procesorde. Artikel 587 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat uitreiking van het gerechtelijk schrijven geschiedt door de post. Slechts in spoedeisende gevallen kan van deze hoofdregel worden afgeweken. Van een dergelijk geval is de rechtbank niet gebleken.
Weliswaar vindt de behandeling van de strafzaak waar verdachte voor is gedagvaard plaats in het openbaar waardoor in beginsel ieder kennis kan nemen van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, zulks neemt niet weg dat de dagvaarding en/of oproeping om ter terechtzitting te verschijnen louter ter kennis van verdachte dient te worden gebracht zonder dat anderen daarvan kennis (kunnen) nemen. Het is immers niet bij voorbaat uitgesloten dat een behandeling ter openbare terechtzitting niet plaatsvindt, bijvoorbeeld wanneer een bezwaarschrift tegen de dagvaarding zou worden gehonoreerd of de officier van justitie reden ziet de dagvaarding alsnog in te trekken.
Het vorenstaande kan evenwel niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Gelet op hetgeen hierna wordt opgemerkt onder 4.3, zal de rechtbank het laten bij deze constatering.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, zal de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk verklaren in de vervolging.
3.2 De overige voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Zaak 33: [A]
Zaak 36: [B]
Zaak 37: [C]
Zaak 38: [D]
Zaak 39: [E]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat haar dagelijks werk als teamassistente bij de politie Noord-Oost Gelderland bestond uit het bevragen van personen in de computersystemen van de politie. Uit de inloggegevens van verdachte blijkt dat zij de namen [A], [B], [C], [D] en [E] heeft geraadpleegd in deze computersystemen. Nu echter niet is vast te stellen dat verdachte gegevens specifiek over deze vijf personen aan [medeverdachte 1] en/of anderen heeft verstrekt, zal de rechtbank haar van het ten laste gelegde vrijspreken.
5 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. P. Bender en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 oktober 2012.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.