ECLI:NL:RBUTR:2012:BY1772

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.653543-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over autodiefstallen met werkstraf en schadevergoeding

In deze jeugdzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 19 oktober 2012, stond de verdachte terecht voor twee pogingen tot inbraak in geparkeerde auto’s in Oudewater. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, op jonge leeftijd, in de nachtelijke uren had geprobeerd in te breken in auto’s door de ruiten in te slaan, met de intentie om navigatiesystemen te stelen. De rechtbank achtte de feiten ernstig, gezien de materiële schade die de slachtoffers hadden geleden en het gebrek aan respect dat de verdachte toonde voor andermans eigendommen. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank vond voldoende bewijs voor de twee pogingen tot diefstal. De officier van justitie had een werkstraf van 50 uur geëist, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, en de rechtbank volgde deze eis. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade van € 3.000,- aan de benadeelde partij, met wettelijke rente vanaf het moment van de feiten. De rechtbank legde ook een vervangende jeugddetentie op van 25 dagen indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 oktober 2012, waarbij de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging werden gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16.653543-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak is tegelijk maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen verdachte onder parketnummer 16.655955-12.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 21 tot en met 22 juni 2010 te Oudewater heeft geprobeerd om in te breken in een auto;
feit 2: in de periode van 8 tot en met 9 januari 2010 te Oudewater heeft geprobeerd om in te breken in een auto.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiften, de DNA-onderzoeken en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van beide ten laste gelegde feiten en wijst daarbij op de aangiften, de DNA-onderzoeken en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 314-315 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0917 2012136010.
- Het proces-verbaal van sporenonderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 319-321 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0917 2012136010.
- Het geschrift, te weten een deskundigenrapport van het NFI, opgenomen op pagina 298-301 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0917 2012136010.
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2012.
Ten aanzien van feit 2
Aangezien verdachte ook het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 304-305 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0917 2012136010.
- Het proces-verbaal van sporenonderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 307-308 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0917 2012136010.
- Het geschrift, te weten een deskundigenrapport van het NFI, opgenomen op pagina 298-301 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0917 2012136010.
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2012.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 21 juni 2010 tot en met 22 juni 2010 te Oudewater, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een op het Plesmanplantsoen geparkeerd staande auto (merk Honda, type Civic, kleur zwart) weg te nemen een navigatiesysteem en/of andere goederen van zijn gading en/of geld, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [bedrijf] en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen navigatiesysteem en/of andere goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door braak, een ruit van die auto heeft ingeslagen en/of die auto heeft doorzocht en/of heeft geprobeerd om dat navigatisysteem te verwijderen (waardoor het dashboard van die auto is beschadigd ), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
in de periode van 08 januari 2010 tot en met 09 januari 2010 te Oudewater, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een op de G.R. van Kinsschotenstraat geparkeerd staande auto (merk Rover, type 75, kleur blauw) weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, toebehorende aan [benadeelde 2], en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door braak, een ruit van die auto heeft ingeslagen en (het dashboardkastje van) die auto heeft doorzocht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 en 2: telkens, poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zij zich kan vinden in de door de officier van justitie gevorderde straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op jonge leeftijd tot tweemaal toe geprobeerd om ’s nachts in te breken in geparkeerd staande auto’s door de ruiten van die auto’s in te slaan. Gezien de beschadigingen van de auto’s heeft hij getracht de ingebouwde navigatiesystemen te verwijderen, maar is dat uiteindelijk niet gelukt.
De rechtbank acht dit ernstige feiten. Verdachte heeft door deze feiten te plegen geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen en enkel zijn eigen hebzucht voorop gesteld. Uit de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. De auto’s zijn hierdoor beschadigd. Dit heeft voor de slachtoffers tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ergernis en ongemak hebben ondervonden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 augustus 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder eenmaal voor een diefstal met valse sleutel;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 27 augustus 2012, opgesteld door H. Wiebe, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte bij vonnis van heden wordt veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] geheel dient te worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd nu niet voldoende duidelijk is omschreven wat de kosten van de nieuwe onderdelen precies inhouden. De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, dan wel dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen. Indien de rechtbank voornemens is de vordering toe te wijzen, is de verdediging van mening dat het bedrag moet worden gematigd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [bedrijf] vordert een schadevergoeding van € 4.831,- voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.000,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit. Het bedrag is ter zake van materiële schade en de rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Het bedrag dat door Schadenet Rosenboom aan [bedrijf] in rekening is gebracht ten aanzien van nieuwe onderdelen, acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt. Om die reden zal de rechtbank daarvan slechts een deel toewijzen. Nader onderzoek zou een onevenredige belasting voor het strafproces betekenen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 2: telkens, poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 25 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van € 3.000,-ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf], € 3.000,- te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 40 dagen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. R.P. den Otter en mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven- de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 oktober 2012.
Mr. C.A.M. van Straalen is verhinderd het vonnis mede te ondertekenen.