ECLI:NL:RBUTR:2012:BY1908

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327962/FT-RK 12.916
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en de vereisten voor het minnelijk traject

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 26 september 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoekster, die een concurrente schuldenlast van € 252.829,45 had, verdeeld over 32 schuldeisers. De verzoekster had op 23 juli 2012 een verzoekschrift ingediend, waarbij zij de hulp van Solventium, een schuldhulpverleningsinstantie, had ingeroepen. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis vastgesteld dat het minnelijk traject niet was uitgevoerd door een organisatie die onder de categorieën van artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) valt, en dat dit een imperatieve afwijzingsgrond vormt volgens artikel 288 lid 2 sub b van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft de verzoekster in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat het minnelijk traject in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de gemeente Stichtse Vecht is uitgevoerd.

De rechtbank heeft verder aangegeven dat de verzoekster inzicht moet geven in de administratie van haar onderneming om aan te tonen dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden in de vijf jaren voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. Dit omvat het voldoen aan de wettelijke vereisten voor de boekhouding, zoals vastgelegd in artikel 3:15i van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekster is opgedragen om voor 23 oktober 2012 opgave te doen van de jaarlijkse omzet, kosten en privé-opnamen over de laatste drie boekjaren van de onderneming. De rechtbank heeft de uitspraak op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling aangehouden tot 31 oktober 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
zaaknummer: 327962/FT-RK 12.916
nummer verklaring: STV0151200192
uitspraakdatum: 26 september 2012
tussenvonnis op grond van artikel 288 van de Faillissementswet (Fw)
enkelvoudige kamer
[verzoekster],
wonende [adres], [woonplaats],
voorheen h.o.d.n. Organisatieburo [X], voorheen gevestigd [adres], [woonplaats], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel voor Midden-Nederland onder dossiernummer [nummer],
hierna: verzoekster.
Verzoekster heeft op 23 juli 2012 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 18 september 2012. Bij deze behandeling zijn aanwezig geweest:
- de verzoekster;
- mevrouw M. Hofman namens Solventium, schuldhulpverleenster van verzoekster;
- mevrouw Van Odijk, kantoorgenote van mevrouw Hofman.
Verzoekster heeft een concurrente schuldenlast van € 252.829,45, verdeeld over 32 schuldeisers. Dit betreft in hoofdzaak zakelijke schulden, voortvloeiend uit de onderneming van verzoekster. Het voorafgaande minnelijke traject is uitgevoerd door Solventium B.V. (hierna: Solventium). Het verzoekschrift ex artikel 284 Fw en de verklaring zoals bedoeld onder artikel 285 lid 1 sub f Fw is afgegeven namens de gemeente Stichtse Vecht door Plangroep Stichtse Vecht (hierna: Plangroep). Bij het verzoek is vermeld dat de boekhouding van de onderneming van verzoekster nog niet geheel op orde is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
In artikel 288 lid 2 sub b Fw is bepaald dat een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen indien het minnelijk traject niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48 lid 1 Wet op het consumentenkrediet (Wck). Vast staat dat Solventium niet onder één van de daar genoemde categorieën valt. In HR 6 januari 2012 (LJN: BU6758, NJ 2012, 156) is bepaald dat de imperatieve afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub b Fw voor de rechter geen ruimte laat om zelfstandig buiten de categorieën zoals genoemd in artikel 48 lid 1 Wck andere organisaties aan te wijzen waarvoor het verbod op schuldhulpverlening niet zou gelden. Dat Solventium gespecialiseerd is in schuldhulpverlening en dat op zichzelf het minnelijk traject naar behoren lijkt te zijn uitgevoerd maakt dit niet anders. In de praktijk van de schuldhulpverlening komt het voor dat instanties zoals bedoeld in artikel 48 lid 1 Wck het minnelijk traject laten uitvoeren door gespecialiseerde organisaties zoals Solventium. In deze gevallen wordt het minnelijk traject uitgevoerd in naam van en onder volledige verantwoordelijkheid van de betreffende instantie. Dat Solventium op die manier dit minnelijk traject heeft uitgevoerd staat onvoldoende vast. In het verzoekschrift van verzoekster is slechts het volgende vermeld: ‘Dit verzoekschrift is op verzoek van verzoekster en diens schuldhulpverleningsinstantie Solventium afgegeven. Wij verzoeken u dan ook uw correspondentie inzake dit verzoek (tevens) te richten aan Solvenstium, [adres]’. De rechtbank zal de verzoekster in de gelegenheid stellen aan te tonen dat het minnelijk traject op de hiervoor bedoelde wijze is uitgevoerd.
Daarbuiten geldt nog het volgende. Volgens artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling - onder meer - slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de verzoekster ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden in de vijf jaren voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift werd ingediend, te goeder trouw is geweest. Voor het aantonen van deze goede trouw ten aanzien van zakelijke schulden dient verzoekster inzicht te geven in de administratie van de onderneming. Indien de boekhouding niet voldoet aan de daartoe gestelde wettelijke vereisten (waaronder artikel 3:15i Burgerlijk Wetboek) kan dit inhouden dat de zakelijke schulden niet als te goeder trouw kunnen worden aangemerkt. Ook dient middels (het overzicht van) de boekhouding te worden aangetoond dat geen onaanvaardbaar grote risico’s zijn genomen en de onderneming naar behoren is bestuurd. Verzoekster dient inzicht te geven in de resultaten van de onderneming en de opgenomen privé-gelden. De rechtbank zal haar daartoe in de gelegenheid stellen.
Beslissing
De rechtbank:
stelt verzoekster tot uiterlijk 23 oktober 2012 in de gelegenheid om aan te tonen dat het minnelijk traject in naam van en onder volledige verantwoordelijkheid van Plangroep en/ of de gemeente Stichtse Vecht is uitgevoerd;
stelt verzoekster tot uiterlijk 23 oktober 2012 in de gelegenheid om aan te tonen of aannemelijk te maken dat de boekhouding van de onderneming aan de wettelijke vereisten heeft voldaan;
draagt verzoekster op om uiterlijk 23 oktober 2012 opgave te doen aan de rechtbank van de jaarlijkse omzet, kosten en privé-opnamen over de laatste 3 boekjaren van de onderneming;
houdt de uitspraak op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling aan tot 31 oktober 2012.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. Vonk en in het openbaar uitgesproken door mr. M.H.F. van Vugt op 26 september 2012.