sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 834724 UV EXPL 12-365 MT(4253)
kort geding vonnis van 2 november 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. van de Wetering,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [bedrijf 1],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R. de Rijk.
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft [bedrijf 1] in kort geding doen dagvaarden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2012. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. [eiser] is op 1 januari 2000 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [bedrijf 1], in de functie van autoschadehersteller. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 2.727,50 bruto per maand, te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2. [eiser] heeft tot begin mei 2011 bij [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] gewerkt. Hij is vanaf begin mei 2011 werkzaam geweest bij een vestiging van [bedrijf 1] te [vestigingsplaats].
2.3. [eiser] heeft zich op 17 mei 2011 ziek gemeld.
2.4. De bedrijfsarts (365ArboNed) heeft [eiser] onderzocht op 25 mei 2011 en geoordeeld dat [eiser] per 30 mei 2011 arbeidsgeschikt is. In het advies is weergegeven dat sprake is van klachten die zijn gerelateerd aan de werksituatie en is geadviseerd te proberen hier in onderling overleg tussen werkgever en werknemer uit te komen.
2.5. Bij brief van 1 juni 2011 heeft [bedrijf 1] [eiser] opgeroepen om te komen werken en meegedeeld dat in afwachting van werkhervatting het loon wordt opgeschort.
2.6. [eiser] heeft een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Op 11 juli 2011 heeft het UWV voorlopig en, na het uitblijven van een reactie van de bedrijfsarts, definitief, geconcludeerd dat [eiser] per 30 mei 2011 ongeschikt is voor eigen werk.
2.7. Op 16 november 2011 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat bij [eiser] sprake is van spanningsklachten, die enige weerslag hebben op het functioneren maar die niet zodanig zijn dat die een reden vormen voor een veel langere arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat per uiterlijk 12 december 2011 geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid op medische gronden.
2.8. Op 19 december 2011 heeft [bedrijf 1] aan [eiser] een e-mailbericht gestuurd en daarin meegedeeld dat [eiser] per 20 december 2011 op detacheringsbasis kan gaan weken bij [bedrijf 2] te Utrecht (verder: [bedrijf 2]) voor een periode van 4 maanden.
2.9. [eiser] heeft zich niet gemeld bij [bedrijf 2] voor het verrichten van de aangeboden werkzaamheden.
2.10. [eiser] heeft een deskundigenoordeel gevraagd van het UWV over de vraag of hij geschikt is voor het verrichten van de eigen werkzaamheden per 12 december 2011. [bedrijf 1] heeft een deskundigenoordeel gevraagd van het UWV over de vraag of [eiser] zich voldoende inspant in het kader van zijn re-integratieverplichting.
2.11. Het UWV heeft daarop in de rapportage van 10 maart 2012 geoordeeld dat [eiser] per 12 december 2011 niet geschikt is voor het verrichten van zijn eigen werkzaamheden, dat hij zich voldoende inspant in het kader van zijn re-integratieverplichting en dat het aanbod van [bedrijf 1] om bij [bedrijf 2] aan de slag te gaan niet redelijk is omdat het dezelfde werkzaamheden als het eigen werk betreft waarvoor hij ongeschikt is bevonden.
2.12. Op 2 april 2012 heeft [bedrijf 1] [eiser] opgeroepen om met ingang van 4 april 2012 te gaan werken bij [bedrijf 2]. In die brief heeft [bedrijf 1] meegedeeld dat [eiser] bij [bedrijf 2], met inachtneming van de in de arbeidsdeskundige rapportage opgenomen beperkingen, zal worden ingezet.
2.13. Op 4 april 2012 heeft [eiser] zich ziek gemeld bij [bedrijf 2].
2.14. [bedrijf 1] heeft daarop de betaling van het loon stopgezet.
2.15. Op 15 mei 2012 heeft de bedrijfsarts [eiser] onderzocht in het kader van de periodieke evaluatie. Uit het verslag van de bedrijfsarts blijkt dat het welbevinden van [eiser] is verminderd. Er is sprake van concentratiestoornissen, het geheugen is verminderd en [eiser] heeft last van stemmingswisselingen. Wel is sprake van een stijgende lijn. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat [eiser] geschikt is te achten voor passende arbeid welke rekening houdt met zijn beperkingen. Bij het verslag zit een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die is opgemaakt op 30 maart 2012.
2.16. In het verslag van de “Eerste jaars evaluatie” van de bedrijfsarts van 16 mei 2012 staat als nieuw afgesproken doelstelling en activiteit vermeld dat er een re-integratie 2e spoor is ingezet via USG Restart en daarnaast dat terugkeer bij de eigen werkgever niet passend is.
2.17. In het verslag van het “Arbeidsdeskundig Reïntegratie Onderzoek” van 25 mei 2012 heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat [eiser] ongeschikt is voor eigen werk, dat zijn eigen werk niet passend te maken is door voorzieningen of aanpassingen en dat [eiser] ongeschikt is voor ander werk bij de eigen werkgever. [eiser] is geschikt bevonden voor passende arbeid op de arbeidsmarkt. Gezien de achterstand op de arbeidsmarkt door de beperkte belastbaarheid van [eiser] wordt de werkgever geadviseerd een re-integratiebedrijf in te schakelen. [eiser] is door de arbeidsdeskundige reeds aangemeld bij USG Restart.
2.18. Op 30 mei 2012 heeft [eiser] een eerste gesprek gehad bij USG Restart.
2.19. [eiser] heeft een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Op 26 juni 2012 heeft het UWV geoordeeld dat het door [bedrijf 1] in de brief van 2 april 2012 aangeboden werk bij [bedrijf 2] passend is, nu het werk rekening houdt met de recent door de bedrijfsarts vastgestelde belastbaarheid. Daarnaast vinden de werkzaamheden plaats op een andere vestiging zodat de problematiek in de arbeidsrelatie geen rol hoeft te spelen.
2.20. In het verslag van 20 augustus 2012 heeft de bedrijfsarts geschreven dat het steeds beter gaat met [eiser] en wordt geadviseerd zo door te gaan bij USG Restart.
2.21. In de rapportage van USG Restart van 30 augustus 2012 heeft de mobiliteitscoach van [eiser] geconcludeerd dat [eiser] actief deelneemt aan het begeleidingstraject en er vorderingen worden gemaakt.
3.1. [eiser] vordert veroordeling van [bedrijf 1] bij wege van voorlopige voorziening om te betalen:
- het loon over de periode vanaf 30 mei 2012 tot de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, de totaalsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van respectieve opeisbaarheid van de betreffende bedragen;
- de buitengerechtelijke incassokosten conform Rapport Voorwerk-II;
- de kosten van de procedure.
3.2. Ter onderbouwing van de vordering stelt [eiser] dat hij sinds 30 mei 2012 volledig meewerkt aan re-integratie. Hij maakt aanspraak op loon op grond van artikel 7:629 BW.
3.3. [bedrijf 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de inhoud daarvan zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
4.1. De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering.
4.2. Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
Beoordeeld dient te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het traject bij het re-integratiebedrijf USG Restart in de plaats is getreden van het aanbod bij [bedrijf 2] om aangepaste werkzaamheden te verrichten en zo niet, of [bedrijf 1] terecht een loonstop heeft ingevoerd met ingang van 4 april 2012 wegens het weigeren van [eiser] om de aangepaste werkzaamheden bij [bedrijf 2] te verrichten.
4.3. Uit artikel 7:629 BW volgt dat de werknemer in beginsel recht heeft op loon gedurende de periode dat hij door ziekte verhinderd was zijn werkzaamheden uit te voeren. De werknemer heeft dat recht niet voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is zonder deugdelijke grond passende arbeid voor de werkgever of voor een door de werkgever aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht. Evenmin heeft de werknemer recht op loon voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijk voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten.
4.4. In het onderhavige geval stelt [bedrijf 1] zich op het standpunt dat zij [eiser] met ingang van 4 april 2012 passende arbeid bij [bedrijf 2] heeft aangeboden die [eiser] geweigerd heeft terwijl [eiser] in staat was die aangeboden werkzaamheden te verrichten. Het starten van het re-intgratietraject bij USG Restart doet hieraan niet af, aldus [bedrijf 1].
[eiser] heeft toegelicht ter zitting dat hij vanaf 30 mei 2012 het loon vordert omdat hij in ieder geval vanaf die datum volledig aan zijn re-integratieverplichting voldoet in het kader van het traject dat is ingezet bij USG Restart. Op dat moment is volgens [eiser] de discussie over de vraag of het werk bij [bedrijf 2] passend was niet meer relevant, omdat partijen nieuwe afspraken hebben gemaakt. [eiser] stelt dat er alleen moet worden beoordeeld of [eiser] zich voldoende heeft ingespannen in het kader van die nieuwe afspraken (het traject bij USG Restart).
4.5. De vraag is nu of de start op 30 mei 2012 van het re-integratietraject bij USG Restart, consequenties heeft voor het aanbod tot aangepaste werkzaamheden bij [bedrijf 2]. [eiser] heeft dit afgeleid uit onder meer het feit dat de werkzaamheden bij [bedrijf 2] niet zijn meegenomen in het traject via USG Restart. [eiser] typeert dat traject als ‘nieuwe afspraken’ die in de plaats zijn getreden van de eerdere afspraken.
Het inschakelen van een re-integratiebedrijf verandert echter niets aan de verantwoordelijkheid die bij de werkgever ligt om zich in te spannen om tot een succesvolle re-integratie van de werknemer te komen. Ook in dat geval moet de werkgever een vinger aan de pols houden met betrekking tot de activiteiten die het re-integratiebedrijf verricht. Het inschakelen van een re-integratiebedrijf is ook niet verplicht. De kantonrechter ziet daarom geen reden om aan te nemen dat wanneer de werkgever een re-integratiebedrijf inschakelt dit afdoet of zelfs geheel in de plaats treedt van een aanbod om passende werkzaamheden te verrichten bij een andere werkgever indien die mogelijkheid nog steeds bestaat. Het UWV zal in een volgend stadium immers beoordelen of er over de hele linie re-integratiekansen zijn gemist, waarbij de vraag of de werkgever een re-integratiebedrijf heeft ingeschakeld slechts indirect een rol speelt, en de werkgever loopt aldus het risico op een loonsactie op het moment dat UWV oordeelt dat re-integratiekansen zijn gemist.
In dat licht is te verklaren dat [bedrijf 1] naast het aanbod aan [eiser] om bij [bedrijf 2] aan de slag te gaan reden heeft gezien om [eiser], dus los daarvan, aan te melden bij het re-integratiebedrijf USG Restart. Dat in het traject bij USG Restart de aangeboden werkzaamheden bij [bedrijf 2] buiten beschouwing zijn gebleven is door [bedrijf 1] verklaard door het feit dat inmiddels uit de mededelingen en gedragingen van [eiser] duidelijk was dat hij niet aan de slag wilde bij [bedrijf 2].
Indien de werknemer niet of onvoldoende aan zijn re-integratie meewerkt, mag bovendien van de werkgever verwacht worden dat hij gebruikmaakt van de sanctiemogelijkheden om de werknemer alsnog tot meewerken te bewegen. Indien de werkgever dit zonder deugdelijke grond nalaat te doen en hierdoor re-integratie-inspanningen zijn gemist, zal het UWV eveneens kunnen overgaan tot het opleggen van een loonsanctie.
Aldus volgt de kantonrechter de conclusie van [eiser] dat hij met zijn inspanningen in het kader van het traject bij USG Restart voldoet aan al zijn re-integratieverplichtingen, en aldus recht heeft op loon vanaf 30 mei 2012, niet. Van die beoordeling maakt deelt uit het antwoord op de vraag of [eiser], zonder deugdelijke grond passende arbeid heeft geweigerd terwijl hij in staat was die arbeid te verrichten.
4.6. [eiser] heeft in deze procedure ook aangevoerd dat hij het niet eens is met het oordeel dat sprake is van passende werkzaamheden bij [bedrijf 2] omdat hij het niet eens is met de door de bedrijfsarts vastgestelde functionele mogelijkheden lijst (FML), maar dit verweer is in het kader van dit kort geding onvoldoende onderbouwd. Er is geen deskundigenoordeel van het UWV omtrent de in de FML vastgelegde mogelijkheden en beperkingen overgelegd. De passendheid van de aangeboden werkzaamheden bij [bedrijf 2] is door [bedrijf 2] onderbouwd met het oordeel van de bedrijfsarts en de opgestelde FML, en is bevestigd door het oordeel van het UWV van 26 juni 2012. Daarbij komt nog dat [eiser] zelf ook heeft aangegeven in staat te zijn passende arbeid te verrichten, zij het bij het andere werkgever dan [bedrijf 2]. De door [eiser] overgelegde verklaring van zijn psychiater acht de kantonrechter onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
4.7. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dan ook sprake van een weigering, zonder deugdelijke grond, aan de zijde van [eiser] om passende arbeid te verrichten, hetgeen een loonstop rechtvaardigt. Het enkele feit dat met ingang van 30 mei 2012 een re-integratiebedrijf is ingeschakeld kan in dit geval geen hiervoor bedoelde deugdelijke grond opleveren. Ook acht de kantonrechter niet aannemelijk dat met het inschakelen van het re-integratiebureau een traject is gestart dat in de plaats van het aanbod bij Van [bedrijf 2] tot passende arbeid is getreden, maar gaat ervan uit dat die trajecten naast elkaar bestaan in het kader van de verplichting van de werkgever alle mogelijkheden tot re-integratie te bevorderen.
4.8. Op grond van het voorgaande wordt de vordering en daarmee de nevenvorderingen, afgewezen.
4.9. Gelet op de (arbeids)relatie tussen partijen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 november 2012.