ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2550

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
331216 / KG ZA 12-731
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake staking en collectieve acties door vakbonden tegen Rietlanden Terminals B.V.

In deze zaak vorderde Rietlanden Terminals B.V. een verbod op blokkades en belemmeringen door de vakbonden FNV Bondgenoten en VZC, die in het kader van een staking acties ondernamen. Rietlanden, een op- en overslagbedrijf voor droge bulk, had geen CAO en had eerder collectieve arbeidsvoorwaarden met de Ondernemingsraad afgesproken. De vakbonden hadden Rietlanden verzocht om in gesprek te gaan over het sluiten van een CAO, maar Rietlanden weigerde dit. Na een reeks van werkonderbrekingen en stakingen, waarbij stakende werknemers de toegang tot de terminals blokkeerden, vorderde Rietlanden bij de voorzieningenrechter om de vakbonden te veroordelen tot het staken van deze acties.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het recht op collectieve acties, waaronder het stakingsrecht, in beginsel wordt erkend onder het Europees Sociaal Handvest. De rechter stelde vast dat de staking betrekking had op een belangengeschil en daarmee rechtmatig was. De vraag was of de blokkades onrechtmatig waren. De rechter concludeerde dat de acties van de vakbonden in beginsel geoorloofd waren, maar dat er incidenten waren geweest die de proportionaliteit van de acties in twijfel trokken. Rietlanden had onvoldoende bewijs geleverd dat er na 10 oktober 2012 nog disproportionele acties hadden plaatsgevonden.

De rechter wees de vorderingen van Rietlanden af, inclusief de vordering tot rectificatie van onjuiste informatie die door de vakbonden was verspreid. De rechter oordeelde dat de uitlatingen van de vakbonden niet onrechtmatig waren, omdat deze gebaseerd waren op de beschikbare feiten en meningen over mogelijke gevolgen van het niet sluiten van een CAO. Rietlanden werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 331216 / KG ZA 12-731
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIETLANDEN TERMINALS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. Leeuwrik te Rotterdam,
tegen
1. de vereniging
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
mr. M.J. Klinkert te Utrecht
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid VAKVERENIGING HET ZWARTE CORPS,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagden,
advocaat mr. G.J. Sjoer, verbonden aan Vakvereniging Het Zwarte Corps.
Partijen zullen hierna Rietlanden en FNV Bondgenoten en VZC genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte houdende vermeerdering van eis van Rietlanden
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Rietlanden
- de pleitnota van FNV Bondgenoten en VZC.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 18 oktober 2012 vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 30 oktober 2012 vastgesteld.
2. De feiten
2.1. Rietlanden is een op- en overslagbedrijf voor droge bulk – voornamelijk kolen en schroot – met drie terminals in de Amsterdamse haven. Zij heeft ongeveer 125 werknemers in dienst. Een groot deel van de werknemers is lid van FNV Bondgenoten dan wel VZC.
2.2. Rietlanden valt niet onder een (algemeen verbindend verklaarde) bedrijfstak-CAO. Ook is op haar geen ondernemings-CAO van toepassing (geweest). De directie van Rietlanden heeft tot nu toe steeds een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling gesloten met de Ondernemingsraad. De thans geldende collectieve arbeidsvoorwaardenregeling is in 2010 tot stand gekomen.
2.3. Op 29 juni 2012 hebben FNV Bondgenoten en VZC Rietlanden verzocht om een gesprek in verband met het sluiten van een CAO. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 11 juli 2012. Tijdens dit gesprek heeft Rietlanden meegedeeld geen noodzaak te zien in het sluiten van een CAO. Op 16 juli 2012 hebben FNV Bondgenoten en VZC Rietlanden gesommeerd om voor 15 augustus 2012 aan te geven of zij bereid is in gesprek te gaan over het sluiten van een CAO. Rietlanden heeft daarop bij e-mail gereageerd en herhaald dat zij geen noodzaak ziet in het afsluiten van een CAO.
2.4. Bij brief van 6 september 2012 hebben FNV Bondgenoten en VZC Rietlanden meegedeeld dat indien Rietlanden zich niet voor 24 september 2012 bereid zou tonen CAO-onderhandelingen te starten, Rietlanden rekening zou moeten houden met door de bonden uit te roepen en te organiseren acties, werkonderbrekingen en stakingen voor kortere of langere duur. Tevens hebben FNV Bondgenoten en VZC gewezen op het onderkruipverbod van artikel 10 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI).
2.5. Vanaf 24 september 2012 hebben er op onregelmatige basis werkonderbrekingen plaatsgevonden. Aanvankelijk betroffen het kortdurende acties van twee uur. Vervolgens zijn de acties verlengd tot vier uur. Op 9 oktober 2012 is een staking voor onbepaalde tijd afgekondigd. Sindsdien wordt door de meerderheid van het personeel continu gestaakt. De stakende werknemers staan veelal met borden en spandoeken voor de ingang van (een van) de terminals van Rietlanden.
2.6. Op 1 oktober 2012 is een aantal stakende werknemers over de spoorwegovergang gelopen. Dit leidde er onder meer toe dat een trein van DB Schenker niet kon vertrekken.
2.7. Op 9 oktober 2012 zijn opnieuw stakende werknemers de spoorwegovergang opgelopen en zijn zij daar blijven staan toen de spoorbomen dicht gingen. De naderende trein van DB Schenker kon de spoorwegovergang daardoor niet passeren. DB Schenker heeft vervolgens alle treinen geschrapt totdat de veiligheid weer gegarandeerd kon worden.
2.8. Diezelfde dag hebben stakende werknemers de toegang tot de terminal van Rietlanden aan de Afrikahaven geblokkeerd, waardoor werkwillige werknemers niet in staat waren de terminal te bereiken. De stakers verhinderden voorts twee zich op het terrein bevindende managementleden om het terrein te verlaten. Na interventie van de vertegenwoordiger van FNV Bondgenoten is de blokkade beëindigd.
2.9. Bij brief van 10 oktober 2012 heeft Rietlanden tegen de blokkades geprotesteerd. FNV Bondgenoten heeft daarop bij brief van diezelfde dag geantwoord: “Wij zullen er wel voor zover in ons vermogen ligt zorg voor dragen dat geen onrechtmatige verstoring van de openbare orde plaatsvindt en dat werkwillig personeel van Rietlanden Terminals B.V. zonder problemen het terrein op kan en ook weer kan verlaten. Wij zullen in die zin onze leden instrueren.”
2.10. FNV Bondgenoten en VZC hebben hun kaderleden bij andere overslagbedrijven verzocht zich solidair te verklaren met de acties bij Rietlanden en schepen van klanten van Rietlanden niet te lossen. Deze schepen worden ‘besmet verklaard’.
2.11. Op 10 oktober 2012 heeft de Arbeidsinspectie op verzoek van FNV Bondgenoten en VZC een onderzoek verricht op het inzetten van ‘onderkruipers’. De Arbeidsinspectie heeft nog geen rapport van haar bevindingen uitgebracht.
2.12. FNV Bongenoten heeft haar leden in de havensector op 16 oktober 2012 een nieuwsbrief gezonden die –voor zover thans van belang – de volgende bewoordingen bevat: “(…) Stel je voor dat de Rietlanden het voor elkaar krijgt dat straks de lonen naar beneden gaan, of dat werknemers aldaar meer uren moeten gaan werken voor hetzelfde loon. Dan heeft dat een negatief effect op de cao’s van alle havenwerkers in die sector. (…) Rietlanden vraagt via uitzendbureaus om kraandrijvers te leveren. Ja je leest het goed, Wat er gebeurd is in Vlissingen met de jongens van de VLB, begint zich te herhalen in Amsterdam. Ruud Wennekes heeft direct contact opgenomen met het betreffende uitzendbureau en met onze onderhandelaar van de ABU- cao. Het uitzendbureau heeft ons als gevolg daarvan direct verwittigd dat zij de vacature van de website zullen halen en ook geen mensen zullen gaan leveren. (…)”.
2.13. FNV Bondgenoten en VZC hebben hun leden werkzaam in de droge bulk opgeroepen tot een manifestatie op 18 oktober 2012 bij het kantoor van Rietlanden dat zich op enige afstand van de terminal bevindt.
3. Het geschil
3.1. Rietlanden vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, :
1. FNV Bondgenoten en VZC hoofdelijk, althans een van beiden, ertoe zal veroordelen om binnen vier uur na het te wijzen vonnis het uitvoeren van en/of het faciliteren van en/of het oproepen tot:
a. blokkades en belemmeringen van de (spoor)wegen bij/van Rietlanden en
b. blokkades en belemmeringen van de ingangen van de terreinen van Rietlanden en
c. belemmeringen voor werkwillenden en/of derden om de terreinen van Rietlanden te betreden en/of te verlaten en
d. acties gericht op of tegen klanten van Rietlanden in verband met de stakingen bij Rietlanden
te staken en gestaakt te houden, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- aan Rietlanden per overtreding;
2. FNV Bondgenoten en VZC hoofdelijk, althans een van beiden, ertoe zal veroordelen om binnen vier uur na het te wijzen vonnis, alles te doen wat redelijkerwijs van een vakorganisatie verwacht mag worden om:
a. blokkades en belemmeringen van de (spoor)wegen bij/van Rietlanden en
b. blokkades en belemmeringen van de ingangen van de terreinen van Rietlanden en
c. belemmeringen voor werkwillenden en/of derden om de terreinen van Rietlanden te betreden en/of te verlaten en
d. acties gericht op of tegen klanten van Rietlanden in verband met de stakingen bij Rietlanden
uitgevoerd door stakende werknemers van Rietlanden en/of sympathisanten van stakende werknemers van Rietlanden, te voorkomen dan wel te beëindigen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- aan Rietlanden per overtreding;
3. FNV Bondgenoten en VZC zal veroordelen om binnen vier uur na het te wijzen vonnis een schriftelijke rectificatie naar al haar leden werkzaam in de havensector te sturen en deze rectificatie tevens als nieuwsbericht leesbaar op de homepage van haar website te plaatsen met de tekst:
“Rectificatie
Op 16 oktober 2012 stuurden wij onze leden in de havensector een oproep voor een manifestatie voor het kantoor van Rietlanden Terminals. In deze oproep vermelden wij dat Rietlanden Terminals uitzendbureaus vraagt om haar kraandrijvers te leveren. Wij informeren u hierbij dat deze informatie onjuist is.
Tevens wekte onze oproep de indruk dat Rietlanden Terminals de lonen van haar werknemers zou willen verlagen of haar werknemers meer uren voor hetzelfde werk zou willen laten werken. Ook hier is geen sprake van en wij betreuren het dat deze onjuistheden in de oproep terecht zijn gekomen.
Tenslotte informeren wij u dat in tegenstelling tot eerdere berichten van FNV Bondgenoten niet alle werknemers van Rietlanden actie voeren. Minimaal 40% van de werknemers staakt niet.”
4. FNV Bondgenoten en VZC zal veroordelen in de proceskosten.
3.2. FNV Bondgenoten en VZC voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Beoordelingskader
4.1. Het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt in beginsel beheerst door de bepalingen van het Europees Sociaal Handvest, dat in Nederland in zijn oorspronkelijke vorm sinds 1980 van kracht is en in de herziene vorm sinds 1 juli 2006 (het ESH). In artikel 6, aanhef en onder lid 4, ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Wordt een collectieve actie gedekt door artikel 6 lid 4 ESH, dan brengt dat mee dat deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever en derden.
4.2. Bij een onder de dekking van artikel 6 lid 4 ESH vallende staking moet de rechter ervan uitgaan dat de bij de uitoefening van het betreffende grondrecht betrokken belangen voor de vakbond en haar leden zwaarwegend zijn. Behoudens bijzondere omstandigheden heeft de rechter dan ook niet te treden in de beoordeling van de vraag of de ene dan wel de andere partij meer of minder gelijk heeft in het arbeidsconflict dat ten grondslag ligt aan de staking. Voor het oordeel dat de staking niettemin onrechtmatig is, is slechts dan plaats indien zwaarwegende procedureregels ("spelregels") zijn veronachtzaamd dan wel indien – met inachtneming van de door artikel G ESH gestelde beperkingen – moet worden geoordeeld dat de bonden en haar leden in redelijkheid niet tot deze actie hadden kunnen komen.
4.3. Met betrekking tot de in artikel G ESH gestelde beperkingen aan de rechtmatige uitoefening van het in artikel 6 lid 4 ESH erkende grondrecht geldt dat moet kunnen worden vastgesteld dat de staking, gelet op de zorgvuldigheid die krachtens artikel 6:162 BW in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen ten aanzien van de persoon en de goederen van anderen, in zodanige mate inbreuk maakt op de in artikel G ESH aangewezen rechten van derden of algemene belangen dat beperkingen, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk zijn. Onbeperkte uitoefening van het grondrecht is dan jegens allen, die daarvan schade ondervinden, onrechtmatig. Of dit het geval is, is een vraag van proportionaliteit die slechts kan worden beslist door, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval in onderling verband, de bij de uitoefening van het grondrecht betrokken belangen af te wegen tegen die waarop inbreuk wordt gemaakt.
Toespitsing op dit geschil
4.4. Niet in geschil is dat de onderhavige staking betrekking heeft op een belangengeschil als bedoeld in artikel 6 lid 4 ESH en daarmee rechtmatig is. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de blokkades die plaatsvinden of hebben plaatsgevonden onrechtmatig zijn. Daarbij rijst in de eerste plaats de vraag of de blokkades onder de reikwijdte van artikel 6 lid 4 ESH vallen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die vraag in beginsel bevestigend moet worden beantwoord. In artikel 6 lid 4 ESH wordt immers gesproken over ‘het recht op collectief optreden met inbegrip van het stakingsrecht’. Uit deze bewoordingen kan worden afgeleid dat het begrip ‘collectieve acties’ niet slechts ziet op stakingen maar een ruimere strekking heeft. Uit de staking voortvloeiende acties zijn in beginsel dan ook geoorloofd.
4.5. Vervolgens is de vraag aan de orde of in het onderhavige geval beperkingen op het recht op collectieve actie in de zin van artikel G ESH noodzakelijk zijn. De vraag die moet worden beantwoord is of de acties disproportioneel zijn. Rietlanden stelt dat daarvan sprake is onder verwijzing naar een aantal incidenten dat heeft plaatsgevonden waarbij vertegenwoordigers van FNV Bondgenoten en VZC aanwezig waren die niet, althans niet onmiddellijk, ingrepen. De voorzieningenrechter stelt vast dat zich tijdens de acties een of meer incidenten hebben voorgedaan die de proportionaliteitstoets niet kunnen doorstaan. Het behoeft geen betoog dat het bij een naderende trein op een spoorwegovergang staan van stakende werknemers dermate gevaarlijk is dat dit als disproportioneel moet worden aangemerkt. Datzelfde geldt voor het tegen hun wil verhinderen van managers van Rietlanden om het bedrijfsterrein te verlaten. De vraag is echter of het feit dat deze incidenten zich hebben voorgedaan thans aanleiding moet zijn voor het toewijzen van de door Rietlanden gevraagde voorziening. Daarbij is van belang dat FNV Bondgenoten en VZC bij brief van 10 oktober 2012 hebben meegedeeld alles te zullen doen wat in hun vermogen ligt om dergelijke incidenten te voorkomen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat zich na 10 oktober 2012 nog buitenproportionele acties hebben voorgedaan. Rietlanden stelt weliswaar dat daarvan sprake is, maar dit wordt door FNV Bondgenoten en VZC weersproken. Nu Rietlanden haar stelling dat zich na 10 oktober 2012 nog vergelijkbare incidenten hebben voorgedaan niet nader heeft onderbouwd en evenmin heeft onderbouwd op grond waarvan zij zou moeten vrezen voor dergelijke incidenten in de nabije toekomst, bestaat voor het toekennen van de onder 1. en 2. gevraagde voorzieningen thans onvoldoende aanleiding.
4.6. Rietlanden stelt voorts dat FNV Bondgenoten onrechtmatig heeft gehandeld door onjuistheden te vermelden in haar publicaties jegens haar leden waaronder de publicatie van 16 oktober 2012 en vordert een rectificatie. De beantwoording van de vraag of een uitlating onrechtmatig is moet worden beantwoord aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden. Dat betekent dat deze uitlatingen niet los kunnen worden gezien van het belangenconflict dat tussen de bonden en Rietlanden is ontstaan.
Bij de vraag of sprake is van een onrechtmatige publicatie gaat het om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van FNV Bondgenoten het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van Rietlanden het recht op eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Zoals de Hoge Raad in rechtsoverweging 5.11 van het Paroolarrest (HR 6 januari 1995, NJ 1995/422) heeft geoordeeld, komt bij deze afweging niet in beginsel voorrang toe aan het door art. 7 Grondwet en art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Het ligt dan ook op de weg van Rietlanden om feiten en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het belang van Rietlanden in dit geval zwaarder dient te wegen dan het recht van FNV Bondgenoten op vrijheid van meningsuiting.
4.7. Rietlanden legt aan haar stelling dat sprake is van een onrechtmatigheid in de eerste plaats ten grondslag dat door FNV Bondgenoten wordt vermeld dat Rietlanden in strijd handelt met artikel 10 WAADI door kraandrijvers op uitzendbasis in te huren. Volgens Rietlanden is deze bewering onjuist. De vraag of deze bewering juist is kan in het kader van dit kort geding niet worden getoetst. Echter, voor zover deze bewering al onjuist is, brengt dit nog niet zonder meer met zich dat deze daarmee onrechtmatig is en dat deze dient te worden gerectificeerd. Van onrechtmatigheid kan pas sprake zijn indien de uitlatingen worden gedaan die niet steunen op de op dat moment beschikbare feiten. FNV Bondgenoten heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij gronden had of heeft om voor overtreding van het onderkruipverbod te vrezen. Van overige feiten en omstandigheden, die met zich brengen dat de bewering onrechtmatig is, is niet gebleken. In de tweede plaats stelt Rietlanden dat FNV Bondgenoten ten onrechte suggereert dat zij voornemens is de lonen te verlagen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze zinsnede evenmin onrechtmatig. FNV Bondgenoten suggereert immers niet dat van loonsverlaging sprake is maar formuleert dit als een mogelijk gevolg indien geen CAO wordt gesloten. Het betreft hier de mening van FNV Bondgenoten over de ontwikkeling die zou kunnen plaatsvinden. Niet valt in waarom dit onrechtmatig zou zijn. Datzelfde geldt voor de vermelding in een eerder geschrift met betrekking tot het percentage niet stakende werknemers. Dat percentage zou volgens Rietlanden onjuist zijn. Volgens Rietlanden neemt 40% van haar werknemers geen deel aan de staking. Wat hiervan ook zij, de enkele onjuistheid van het genoemde percentage werkwilligen maakt de bewering – gelet op het voorgaande - nog niet onrechtmatig.
4.8. Het voorgaande brengt dat de vordering met betrekking tot de rectificatie eveneens zal worden afgewezen.
4.9. Rietlanden zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt Rietlanden in de proceskosten, aan de zijde van FNV Bondgenoten en VZC tot op heden begroot op € 1.391,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2012.?