Parketnummers: 16/655625-12, 16/601149-10 (vordering tul) en 21/001906-10 (vordering tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 november 2012
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte is bijgestaan door mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni 2012 en 22 oktober 2012.
Aan de verdachte is, kort gezegd, het volgende ten laste gelegd:
Bedreiging van de receptioniste van Altrecht met de dood.
De volledige tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk is in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Mevrouw [Aangever] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Zij heeft verklaard dat zij op 30 maart 2012 werkzaam was bij Altrecht te Utrecht, toen zij hoorde dat een cliënt genaamd [verdachte] tegen haar zei: “Ik moet nu geholpen worden anders ga ik mensen neerschieten. Ik schiet jou ook neer”.
De heer [A], afdelingshoofd op de afdeling [adres] van Altrecht, heeft verklaard dat de heer [verdachte] op zijn afdeling onder behandeling is. De receptioniste van zijn afdeling, [Aangever], heeft hem via een e-mailbericht op de hoogte gesteld van de bedreigingen die de heer [verdachte] op 30 maart 2012 jegens haar heeft geuit. De inhoud van dit e-mailbericht houdt in dat de heer [verdachte] tegen [Aangever] heeft gezegd dat hij zijn behandelaar wilde spreken. Hij zei dat ze nu moest komen, anders ging hij mensen kapot schieten. Hij zei vervolgens: ‘Bel nou maar, je moet nu bellen, anders schiet ik jou ook”.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 juni 2012 verklaard dat het klopt dat hij op 30 maart 2012 bij Altrecht te Utrecht binnen is geweest. Hij zou toen tegen de receptioniste van [adres] gezegd kunnen hebben: ‘Val maar kapot’. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij een kleine woordenwisseling had met de receptioniste van [adres].
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de redengevende feiten die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft geen reden om de juistheid van de woorden van mevrouw [Aangever] in twijfel te trekken. Er zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding voor mevrouw [Aangever] zouden kunnen zijn om een en ander te verzinnen. Bovendien heeft verdachte bevestigd dat hij de desbetreffende dag een woordenwisseling met mevrouw [Aangever] heeft gehad, waarbij hij woorden met een onaangename strekking jegens haar heeft geuit. Dat hij niet de exacte bewoordingen heeft genoemd zoals vermeld in de tenlastelegging, maakt het voorgaande niet anders.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte op 30 maart 2012 te Utrecht, [Aangever], receptioniste van afdeling [adres] van Altrecht, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Aangever] dreigend de woorden toegevoegd :"Ze moet nu komen, anders ga ik mensen kapot schieten, bel nou maar, je moet nu bellen anders schiet ik jou ook kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Wat verder ten laste is gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
7 STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de stukken van het dossier bevinden zich een pro justitia rapport van gz-psycholoog dr. D.J. Burck d.d. 28 september 2012, alsmede een pro justitia rapport van forensisch psychiater drs. H.A. Gerritsen, d.d. 19 oktober 2012.
Genoemde deskundigen komen op grond van hun onderzoeken met betrekking tot de verdachte beiden tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderline trekken. Beide deskundigen spreken bovendien over een afhankelijkheid van middelen, in de zin van hard- softdrugs en benzodiazepines. De deskundigen achten het zeer waarschijnlijk dat verdachte ten tijde van het delict onder invloed van middelen in de war is geraakt en randpsychotisch is geweest. Op grond hiervan zal het vermogen van verdachte om de situatie te analyseren en handelingsalternatieven te overzien beperkt zijn geweest.
In geval van een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, hebben zij dan ook als advies gegeven verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Gelet op het voorgaande kunnen de feiten in ieder geval in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend, zodat hij, zij het in verminderde mate, strafbaar is voor zijn daden.
8 DE OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee (2) jaren, met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meewerken aan een behandeling door het ACT team van Altrecht of een soortgelijke GGZ instelling die door de reclassering wordt geadviseerd, ook als dat inhoudt een klinische opname voor de maximale duur van één jaar;
- een drugsverbod.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft zich tegen de oplegging van een gevangenisstraf verzet. Verdachte zal door een nieuwe detentieperiode nog meer verongelijkt raken, hetgeen een behandeling van zijn problematiek zal bemoeilijken. Ook heeft de advocaat zich verzet tegen een klinische opname. Verdachte is eerder opgenomen geweest in de FPA Roosenburg, doch het viel hem zwaar daar rekening te houden met de andere cliënten. Om die reden heeft hij zich onttrokken aan zijn behandeling aldaar. Een behandeling door het ACT team van Altrecht wordt door de verdediging ondersteund. Een dergelijke behandeling is meer op het individu gericht en biedt verdachte de mogelijkheid in zijn eigen woning te blijven. Ook kan hij dan de zorg voor zijn broer op zich blijven nemen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte.
Wat betreft het feit overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte was te laat voor zijn afspraak met zijn behandelaar, maar drong er bij de receptioniste van Altrecht op aan zijn behandelaar toch zo snel mogelijk te spreken. Toen de receptioniste vervolgens aan verdachte duidelijk maakte dat dit niet mogelijk was, bedreigde hij haar met de dood. Verdachte heeft hiermee daadwerkelijk angst bij de receptioniste teweeg gebracht, omdat zij niet goed kon inschatten wat verdachte zou gaan doen.
Een dergelijke bedreiging zal een grote impact hebben op het gevoel van veiligheid dat de receptioniste op haar werk heeft en daarmee op haar werkplezier. Ook voor omstanders die dergelijk verbaal agressief gedrag van dichtbij meemaken, kunnen dergelijke uitlatingen zeer angstwekkend zijn. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven met de gevoelens van anderen rekening te hebben gehouden, doch heeft zijn eigen behoeftes voorop gesteld.
Wat betreft de persoon van de verdachte let de rechtbank ook op:
- een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 7 september 2012. Daarin wordt onder meer vermeld dat verdachte tweemaal is veroordeeld in 2011 voor feiten waarbij zowel fysiek, als verbaal geweld een rol hebben gespeeld.
- een voortgangsverslag van Centrum Maliebeen d.d. 22 juni 2012. Hierin wordt vermeld dat verdachte beperkt inzicht heeft in zijn problematiek. Hij laat zich niet sturen en het is lastig onderwerpen bespreekbaar te maken. Hij is snel achterdochtig. Daarbij wisselt zijn stemming per dag en heeft hij regelmatig agressiedoorbraken. De gesprekken en urinecontrole bij Centrum Maliebaan, in combinatie met de behandeling bij de afdeling [adres] van Altrecht, heeft niet geleid tot vermindering in de agressie van verdachte. Er worden daarom geen mogelijkheden meer gezien om in het kader van bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht te houden op verdachte.
- een rapport van de reclassering van 18 oktober 2012. Daarin wordt vermeld dat de ontvankelijkheid van verdachte voor begeleiding of behandeling nihil is.
- een Pro Justitia rapport opgesteld door gz-psycholoog dr. D.J. Burck d.d. 28 september 2012. Daarin is geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale trekken. Daarnaast is sprake van langdurig middelengebruik en cannabisafhankelijkheid. Uit het ziektebeeld van verdachte volgt volgens de deskundige dat verdachte geen ziekte-inzicht heeft en moeilijk behandelbaar is. Het risico op herhaling van gedrag zoals plaatsvond ten tijde van het ten laste gelegde, wordt groot geacht. Geadviseerd wordt de ISD maatregel op te leggen ter voorkoming van de kans op herhaling van delictgedrag in de toekomst. In het kader van de ISD maatregel zou een behandeling opgelegd moeten worden, die primair is gericht op het beheersbaar houden van de verslavingsproblematiek van verdachte en zijn randpsychotische verschijnselen.
- Een pro justitia rapport opgesteld door forensisch psychiater drs. H.A. Gerritsen, d.d. 19 oktober 2012. Ook door deze deskundige is geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderline kenmerken. Daarnaast is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van afhankelijkheid van hard- en softdrugs en benzodiazepines. De kans op herhaling wordt als verhoogd ingeschat, gelet op de stoornis, waaronder de verslavingsproblematiek, het strafblad en de ongunstige sociaal maatschappelijke omstandigheden dat verdachte nauwelijks een sociaal netwerk heeft, geen werk en geen voltooide beroepsopleiding. Het risico wordt versterkt door het feit dat verdachte zich regelmatig niet houdt aan afspraken, aldus de deskundige. Geadviseerd wordt een langdurend en streng juridisch kader waarbinnen een opname van één à twee jaar in een klinische voorziening voor verslavingszorg en psychiatrie kan worden gerealiseerd met een daarop afgestemd ambulant vervolgtraject. Een optie daartoe zou de ISD maatregel kunnen zijn.
De rechtbank overweegt dat in de onderhavige zaak niet is voldaan aan de wettelijke vereisten die aan de oplegging van de ISD maatregel worden gesteld. Zo’n maatregel is ook niet gevorderd door de officier van justitie. Op dat punt gaat de rechtbank daarom voorbij aan het advies van de psycholoog en psychiater. De rechtbank acht een behandeling van verdachte wel noodzakelijk gelet op de problematiek en het hoge recidiverisico zoals in voornoemde rapportages naar voren is gekomen, doch deze zal in een ander juridisch kader moeten worden gegoten. Voor een klinische opname ziet de rechtbank evenmin ruimte. Het bewezenverklaarde feit afgezet tegen de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, bieden onvoldoende aanknopingspunten voor zo’n klinische opname. Daarbij komt dat verdachte niet is gemotiveerd voor een klinische opname en daarom de kans groot is dat verdachte zich (wederom) aan een opname zal onttrekken. De motivatie van verdachte en daarmee de kans van slagen lijkt het grootste bij een ambulante behandeling door het ACT team van Altrecht. De rechtbank zal een dergelijke behandeling daarom opleggen, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank is van oordeel dat voor het bewezenverklaarde feit tevens een gevangenisstraf op zijn plaats is, doch van beperktere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij acht een gevangenisstraf van één (1) maand onder de onderhavige omstandigheden passend en geboden en zal aldus beslissen. Verdachte heeft deze straf met zijn voorarrest reeds uitgezeten.
Gelet op de noodzaak verdachte te behandelen, acht de rechtbank het contra productief hem opnieuw naar de gevangenis te lagen gaan. In het verlengde hiervan zal de rechtbank niet overgaan tot toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 16/601149-10 en 21/001906-10, zoals die thans aan de rechtbank voorliggen. Zij zal in plaats daarvan de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straffen verlengen met één (1) jaar en de voorwaarden van de vordering met parketnummer 16/601149-10 aldus wijzigen dat als bijzondere voorwaarden ambulante behandeling door het ACT team van Altrecht wordt opgelegd, inclusief een regelmatige urinecontrole. Aan de vordering met parketnummer 21/001906-10 zal de rechtbank naast de algemene voorwaarden geen bijzondere voorwaarden verbinden.
Nu de rechtbank de behandeling bij Altrecht koppelt aan de eerder opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 16/601149-10, ziet zij geen reden om thans naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand tevens een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Centrum Maliebaan heeft aangegeven geen mogelijkheden meer te zien in het houden van toezicht op verdachte. Alhoewel voornoemde behandeling onder de noemer van reclasseringstoezicht aan verdachte zal worden opgelegd, ligt de uitvoering hiervan geheel bij het ACT team van Altrecht. De reclassering heeft slechts een coördinerende rol. De rechtbank ziet dan ook aanleiding in zoverre af te wijken van het advies van Centrum Maliebaan.
11 DE VORDERING TENUITVOERLEGGING
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/601149-10
Bij de stukken bevindt zich de op 22 mei 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/601149-10 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 21 februari 2011 van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden voorwaardelijk, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee (2) jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een mededeling voorwaardelijke veroordeling d.d. 5 oktober 2011 en een kennisgeving van de bijzondere voorwaarde d.d. 8 november 2011, waarin is vermeld dat de proeftijd is ingegaan op 5 oktober 2011.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Gelet op hetgeen de rechtbank in het kader van de strafoplegging heeft overwogen, ziet zij hierin aanleiding de proeftijd te verlengen met één jaar en de daarbij behorende voorwaarden aldus te wijzigen dat verdachte zich in het kader van reclasseringstoezicht zal laten behandelen door het ACT team van Altrecht, onder meer inhoudende een regelmatige urinecontrole.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 21/001906-10
Bij de stukken bevindt zich de op 22 mei 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 21/001906-10 betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 22 maart 2011 van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 71 dagen voorwaardelijk, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee (2) jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een kennisgeving van de bijzondere voorwaarde d.d. 20 april 2011, waarin staat vermeld dat de proeftijd is ingegaan op 6 april 2011.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Gelet op hetgeen de rechtbank in het kader van de strafoplegging heeft overwogen, ziet zij hierin aanleiding de proeftijd te verlengen met één jaar en de daarbij behorende voorwaarden aldus te wijzigen dat daaraan alleen de algemene voorwaarden worden verbonden.
13 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 14f en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat daarbij meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, zoals hiervoor onder 6 is weergegeven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/601149-10 af;
- verlengt de proeftijd met één (1) jaar;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat de bijzondere voorwaarden worden geschrapt en de volgende bijzondere voorwaarden gaan gelden:
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan;
- dat verdachte zich ambulant zal laten begeleiden en behandelen door het ACT team van Altrecht, onder meer inhoudende een regelmatige urinecontrole;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 21/001906-10 af;
- verlengt de proeftijd met één (1) jaar;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde voorwaarden in die zin dat deze komen te vervallen en dat ten aanzien van deze voorwaardelijke straf alleen nog de algemene voorwaarden zullen gelden, te weten:
- dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. I.M. Vanwersch en M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2012.
Mrs. Vanwersch en Schoenmakers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.