ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2932

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600372-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 oktober 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die was ingediend op 5 oktober 2011, behandeld tijdens een zitting waarbij de veroordeelde, de officier van justitie en de raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, wat een schending van de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling betekende. De verdediging voerde aan dat er geen gronden waren voor de herroeping en dat de veroordeelde vrijgesproken diende te worden van het tenlastegelegde feit.

De rechtbank overwoog dat de veroordeelde inderdaad de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling had overtreden door een nieuw strafbaar feit te plegen. Echter, de rechtbank oordeelde dat het niet passend was om de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling te gelasten, gezien de recente veroordeling van de veroordeelde door de meervoudige kamer van deze rechtbank op 5 november 2012, waarbij TBS met dwangverpleging was opgelegd. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken in een openbare zitting op 5 november 2012. De rechtbank benadrukte het belang van de opgelegde maatregelen en de noodzaak om de veroordeelde de juiste behandeling te bieden, in plaats van hem opnieuw in detentie te plaatsen.

Uitspraak

RECHTBANK Utrecht
Sector strafrecht
zaaknummer v.i. 99-000042-44
parketnummer 16/600372-07
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2012 op een vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak tegen de veroordeelde
[veroordeelde],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PPC Vught te Vught,
raadsvrouwe: mr. M.W.F. van Wijk, advocaat te Helmond.
1. De stukken
- het afschrift van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 20 juli 2009, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
- de beslissing van de rechtbank Utrecht d.d. 28 maart 2011 waarbij de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde met een periode van 3 maanden is uitgesteld;
- een afschrift van het besluit van het Openbaar Ministerie van 1 juli 2011, waarbij aan de veroordeelde te kennen is gegeven dat de veroordeelde zich met ingang van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling op 12 juli 2011 heeft te houden aan de bij wet gestelde algemene voorwaarde, zijnde het niet plegen van een strafbaar feit, en dat hij zich met ingang van voornoemde datum gedurende een proeftijd van 640 dagen heeft te houden aan de volgende bijzondere voorwaarde: meldingsplicht.
• Betrokkene moet zich binnen 5 werkdagen na invrijheidstelling melden bij de hieronder genoemde toezichthoudende reclasseringsinstantie.
• Vervolgens dient betrokkene zich aldaar te melden zo vaak als door de toezichthouder noodzakelijk wordt geacht.
• Dit meldingsgebod heeft tot doel de toezichthouder nader onderzoek te laten verrichten zodat betrokkene op maat geschreven interventie(s) kan ondergaan.
• Betrokkene dient zich daarom te houden aan aanwijzingen en opdrachten van de toezichthouder die hiermee in verband staan.
- een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 180 dagen van de officier van justitie van 5 oktober 2011;
- het strafdossier onder parketnummer 16/655444-12 waaruit blijkt dat veroordeelde op 5 november 2012 door de meervoudige kamer van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van:
primair: poging doodslag
tot de in dat vonnis vermelde straf en maatregel;
2. De procesgang
Tijdens het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2012 is de veroordeelde gehoord en hebben de officier van justitie en de raadsman hun standpunten kenbaar gemaakt. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gewijzigd overeenkomstig artikel 15e, lid 5, van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft hierbij gevorderd dat de herroeping van de gehele voorwaardelijke invrijheidsstelling plaats dient te vinden nu verdachte een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
3. De behandeling
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd dat last wordt gegeven tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor het gehele strafrestant.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 16/655444-12 tenlastegelegde. Er zijn dan ook geen gronden om de vordering toe te wijzen. Indien er een veroordeling volgt refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Veroordeelde heeft zich tijdens de proeftijd schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en heeft daarmee de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling overtreden. Het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling zou dan in de rede liggen. De rechtbank acht het evenwel niet passend de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling te gelasten, gelet op de veroordeling van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 5 november 2012 en de uitvoerbaarheid van de hierbij opgelegde TBS met dwangverpleging. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijzen.
4. De beslissing
De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. P. Bender en mr. G. D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 november 2012.