ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2995

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-654765-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. Veldhuijzen
  • M. Grapperhaus
  • P. Waarts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugshandelzaak na onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drugshandel in de periode van 1 februari 2012 tot en met 5 april 2012, heeft de rechtbank Utrecht op 6 november 2012 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in de PI Utrecht, werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst.

Tijdens de zitting op 23 oktober 2012 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte drugs had verkocht, ondersteund door getuigenverklaringen en historische gegevens van een telefoonnummer dat aan de verdachte zou toebehoren. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en pleitte voor vrijspraak, onder andere omdat de getuigen slechts één foto van de verdachte hadden gezien tijdens een fotoconfrontatie, wat volgens de verdediging niet als bewijs mocht worden gebruikt.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van getuigen waren niet overtuigend genoeg en de historische gegevens van het telefoonnummer gaven geen sluitend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk drugs had verkocht in de beschuldigde periode. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van alle beschuldigingen.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht, met mr. M.J. Veldhuijzen als voorzitter, en mrs. M. Grapperhaus en P. Waarts als rechters. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 november 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/654765-12 (Promis)
Datum uitspraak: 6 november 2012
Vonnis van de meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in “PI Utrecht - Huis van Bewaring locatie Nieuwegein” te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. E.H. Bokhorst, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 februari 2012 tot en met 5 april 2012 heroïne en/of cocaïne heeft gedeald.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en heeft daarbij gelet op de processen-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaringen en de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer], welk telefoonnummer volgens de officier van justitie aan verdachte toebehoorde in de gehele ten laste gelegde periode.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit en heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat de getuigen geconfronteerd zijn met slechts één foto van verdachte. Deze enkelvoudige fotoconfrontatie mag, zo blijkt uit de jurisprudentie, alleen gebruikt worden in de hoedanigheid van een ‘opsporingsconfrontatie’ en niet als een ‘bewijsconfrontatie’. De verklaringen van de getuigen dienen derhalve uitgesloten te worden van het bewijs. De overige inhoud van de getuigenverklaringen wijzen niet naar verdachte. Hierdoor dient vrijspaak te volgen, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is op 11 juli 2012 aangehouden nadat verbalisanten gezien hebben dat hij drugs verkocht aan een persoon, genaamd [getuige 4].
[getuige 4] heeft daarop verklaard dat hij al driekwart jaar bij deze jongen, zijn vaste dealer, drugs koopt. [getuige 4] heeft telefoonnummer 06-15332437. Hij zou verdachte bellen op het telefoonnummer [telefoonnummer], als hij drugs wilde kopen.
Vervolgens zijn de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] opgevraagd. Hieruit volgt dat er op 4 maart 2012 eenmalig contact tussen dit telefoonnummer en het nummer van [getuige 4] is geweest. Vanaf 16 april 2012 is er meerdere malen contact geweest tussen deze twee nummers.
Uit deze historische gegevens blijkt onvoldoende dat [getuige 4] verdachte voor 16 april 2012 op dit nummer heeft gebeld om drugs te kopen.
De rechtbank oordeelt de enkele verklaring van [getuige 4] die dan overblijft onvoldoende om te concluderen dat verdachte vóór 16 april 2012 drugs verkocht aan [getuige 4].
Er is overigens – mede gelet op het feit dat in het dossier de suggestie gewekt wordt van enige samenwerking met anderen - onvoldoende bewijs dat de telefoon met nummer [telefoonnummer] voor 16 april 2012 aan verdachte toebehoorde en/of door verdachte gebruikt werd.
De officier van justitie stelt dat uit de historische gegevens van deze telefoon wel blijkt dat er reeds vanaf 1 februari 2012 door verdachte gedeald wordt. De officier van justitie ziet als belangrijke ondersteuning van de historische gegevens de getuigenverklaringen van drugsgebruikers [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
De rechtbank oordeelt echter anders. De rechtbank ziet in de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], mede gelet op de beperkte bewijskracht van een enkelvoudige fotoconfrontatie, onvoldoende wettig bewijs dat deze getuigen in de periode van
1 februari 2012 tot 5 april 2012 bij verdachte drugs gekocht zouden hebben.
Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. M. Grapperhaus en P. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2012.