ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3122

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655919-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.P.G.L.M. Verbunt
  • J.R. Krol
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging binnen een huiselijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn levenspartner, [aangever 1]. De feiten vonden plaats op 11 juni 2012, toen de verdachte zijn partner in hun woning in Den Dolder mishandelde. De aangeefster verklaarde dat de verdachte haar met zijn vuist tegen het hoofd sloeg en met een mes haar verwondde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster meerdere snijwonden heeft opgelopen, waaronder een snijwond van 3 cm op haar hoofd en een kras op haar linkerwang. Een buurman hoorde de ruzie en belde de politie na het horen van de schreeuwen van de aangeefster.

De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en dat hij de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De verdediging stelde dat het letsel mogelijk was veroorzaakt door een val van de trap of door rondvliegend glas, maar de rechtbank achtte deze verklaringen niet aannemelijk. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de poging tot zware mishandeling en bedreiging, en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 1.198,05 aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster, die nog steeds psychische gevolgen ondervindt van de mishandeling. De uitspraak is gedaan in het belang van de veiligheid van de aangeefster en om herhaling van dergelijk geweld te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655919-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te [geboorteplaats];
wonende te [woonplaats];
gedetineerd HvB Wolvenplein Utrecht.
raadsman mr. J.C. Hesen, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. (primair) op 11 juni 2012 opzettelijk heeft geprobeerd zijn levensgezellin [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (subsidiair) op 11 juni 2012 die [aangever 1] heeft mishandeld;
2. op 11 juni 2012 [aangever 1] heeft bedreigd.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van buurman [getuige 1] en het bij aangeefster geconstateerde letsel. De officier van justitie heeft er in dit verband nog op gewezen dat alleen het onder het eerste en vierde gedachtestreepje ten laste gelegde kan worden aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het tweede ten laste gelegde feit acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte en het bij aangeefster geconstateerde letsel.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat de verklaring van de bovenbuurman niet voor het bewijs kan worden gebruikt, nu deze getuige noch de ten laste gelegde mishandeling noch de ten laste gelegde bedreiging heeft gezien en/of gehoord, ondanks dat het een zeer gehorig huis betreft. Dit betekent, aldus de verdediging, dat als bewijs alleen de verklaring van aangeefster resteert. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen. In dit kader heeft de verdediging nog gesteld dat het zeer goed mogelijk is dat het letsel van aangeefster is veroorzaakt doordat zij op 11 juni 2012 van de trap is gevallen. Voorts kan letsel veroorzaakt zijn doordat verdachte in de woonkamer een deur hard heeft gegooid, waardoor een ruitje kapot is gegaan. Het rondvliegende glas kan bij aangeefster eveneens letsel hebben veroorzaakt.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Feit 1
Aangeefster [aangever 1] heeft sinds 1 januari 2012 een relatie met verdachte, die overwegend bij haar thuis in Den Dolder woont.
In haar aangifte heeft zij verklaard dat verdachte haar op 11 juni 2012 met zijn vuist een paar keer hard tegen de zijkant van haar hoofd heeft geslagen, als gevolg waarvan ze pijn voelde. Ze zag en voelde dat verdachte haar in een stoel neerdrukte, dat verdachte een mes uit de keuken pakte en dat hij met de achterkant van dat mes tegen de zijkant van haar hoofd sloeg. Ze zag en voelde vervolgens dat verdachte haar met haar hoofd tegen het glas van een deur drukte. Ze zag dat het glas hierdoor kapot ging. Aanvullend heeft zij verklaard dat zij zag en voelde dat verdachte met voornoemd mes een kras op haar linkerwang maakte.
Bij aangeefster zijn een snijwond van 3 cm op haar hoofd, een snijwond van 2 cm op haar achterhoofd, een snijwond van 2,5 cm links op haar slaap, een maanvormige oppervlakkige snijwond op haar wang en een puntvormige verwonding onder haar kin geconstateerd.
De bovenbuurman van aangeefster, [getuige 1], heeft verklaard dat hij op 11 juni 2012 hoorde dat aangeefster en verdachte ruzie hadden. Hij hoorde een raampje sneuvelen en hoorde aangeefster meerdere malen roepen: “[getuige 1], help me, help me, hij slaat me”. Hierop heeft [getuige 1] de politie gebeld.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het bij haar geconstateerde letsel en door de verklaring van haar bovenbuurman.
Het handelen van verdachte is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Dat het zover niet is gekomen is geenszins aan het handelen van verdachte te danken. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het onder de gedachtestreepjes 2 en 3 ten laste gelegde weliswaar op zich geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert, maar dat alle 4 de gedachtestreepjes in onderlinge samenhang bezien dat naar het oordeel van de rechtbank wel opleveren.
Dat het bij aangeefster geconstateerde letsel zou zijn veroorzaakt door een val van de trap alsmede door rondvliegend glas afkomstig van een ruitje dat kapot zou zijn gegaan toen verdachte de deur hard dichtsloeg, zoals door de verdediging gesteld, is geenszins aannemelijk geworden en kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden.
Feit 2
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat ze zag en voelde dat verdachte op 11 juni 2012 te Den Dolder de punt van een mes onder haar kin drukte en zij hoorde dat hij daarbij zei dat hij een “scarface” van haar zou maken en dat hij haar zou verminken.
Bij aangeefster is een puntverwonding onder de kin geconstateerd.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. (primair) op 11 juni 2012 te Den Dolder, gemeente Zeist, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1], zijn levensgezellin/ vriendin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een mes in/langs de wang van die [aangever 1] heeft gesneden en
- meermalen die [aangever 1] tegen het hoofd heeft geslagen en
- eenmaal met het handvat van een mes die [aangever 1] tegen het hoofd heeft geslagen en
- het hoofd van die [aangever 1] (met kracht) tegen een ruit heeft gedrukt, waardoor die ruit stuk is gegaan,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2. op 11 juni 2012 te Den Dolder, gemeente Zeist, [aangever 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] dreigend een mes onder de kin gedrukt en opzettelijk die [aangever 1] dreigend toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij een scarface van haar zou maken en dat hij haar zou verminken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. (primair) poging tot zware mishandeling;
2. bedreiging met zware mishandeling.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte gedurende deze proeftijd een contactverbod met aangeefster op te leggen, alsmede om aan verdachte gedurende de proeftijd een locatieverbod op te leggen voor de woning van aangeefster aan de [adres] te Den Dolder.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Voor het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen, heeft de verdediging bepleit te volstaan met een straf die gelijk is aan het voorarrest met eventueel een voorwaardelijk strafdeel en reclasseringstoezicht. Verdachte is, aldus de verdediging, wel degelijk bereid mee te werken aan toezicht en/ of begeleiding door de reclassering.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn levenspartner [aangever 1] mishandeld en bedreigd in haar eigen woning, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid en de lichamelijke integriteit van [aangever 1]. Van slachtoffers van mishandeling is bekend dat zij een dergelijke gebeurtenis als zeer traumatisch kunnen ervaren en dat zij nog lang last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid. Uit de door de voorzitter ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [aangever 1] volgt ook dat zij van het gebeurde nog altijd met name de psychische gevolgen ondervindt. Ze heeft slaapproblemen en voelt zich onveilig en gespannen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 augustus 2012, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder mishandeling.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals gevorderd door de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is met name van oordeel dat het door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke strafdeel te laag is. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank acht een proeftijd van 3 jaar aangewezen, gelet op het strafblad van verdachte en de omstandigheid dat hij zich eerder aan huiselijk geweld schuldig heeft gemaakt. Gedurende een periode van 2 jaar mag verdachte geen contact opnemen met [aangever 1] en zich niet binnen een straal van 100 meter van haar woning bevinden.
De rechtbank acht reclasseringstoezicht niet aangewezen, nu uit het door de reclassering op 22 augustus 2012 uitgebrachte advies volgt dat verdachte in het geheel niet gemotiveerd is voor toezicht en/of begeleiding door de reclassering. Ook ter zitting heeft verdachte desgevraagd verklaard geen problemen te hebben.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1448.05 voor beide ten laste gelegde feiten, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Deze vordering heeft voor een bedrag van € 448,05 betrekking op materiële schade en voor een bedrag van € 1000,-- betrekking op immateriële schade.
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen. De verdediging is van mening dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schadevergoeding een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en geheel kan worden toegewezen. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat deze tot een bedrag van € 750,-- een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht verdachte tot dit bedrag aansprakelijk voor die schade. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert
- 1. (primair) poging tot zware mishandeling;
- 2. bedreiging met zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; * omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt; * omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
*dat verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaar niet zal bevinden binnen een straal van 100 meter van de [adres] te Den Dolder;
* dat verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever 1].
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van
€ 1198.05, waarvan € 448,05 ter zake van materiële schade en € 750,-- ter zake van immateriële schade; en het totale bedrag vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] betalen € 1.198,05 te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening , bij niet betaling te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.G.L.M. Verbunt, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 oktober 2012.
Mr. R.P.G.L.M. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.